Parentale ontvoering: een juridische oplossing in de kinderschoenen.

Elise
Blondeel

Parentale ontvoering: een juridische oplossing in de kinderschoenen.

 

Significante problematiek: jaarlijks duizenden kinderen slachtoffer

386. Dat is het aantal kinderen dat in 2017 in ons land alleen al door één van de ouders onrechtmatig overgebracht werd naar, of ongeoorloofd achtergehouden werd in, het buitenland. Op EU-schaal komt dit neer op duizenden kinderen per jaar. Krantenkoppen spreken over een ‘zorgwekkende stijging’ en over de noodzaak om maatregelen te nemen. Heel wat maatschappelijke aandacht gaat naar deze problematiek. Terecht. Want het hoeft geen betoog dat het inzetten van deze kinderen als speelbal in een conflictueuze gezinssituatie ze tot slachtoffer maakt. Europese studies bevestigen de bevindingen van Child Focus. De getroffen kinderen worden onvoldoende betrokken in de juridische procedure die tot een oplossing ‘in het belang van het kind’ zou moeten leiden. 

Opvallend is echter dat een juridisch adequate vertaling van het maatschappelijk aanvoelen dat iets moet gedaan worden aan het welzijn van deze ontvoerde kinderen vooralsnog ontbreekt. 

Dansen op een slappe koord tussen recht en welzijn

Deze adequate juridische vertaalslag dient in staat te zijn de grote diversiteit aan situaties op een correcte manier af te handelen. Een rigide juridisch kader voldoende soepel toepassen op een dynamisch fenomeen zoals kinderontvoering is allerminst een sinecure. Bovendien ontstaat bij parentale ontvoering een heus spinnenweb aan procedures, door twee complicerende factoren die om de hoek komen kijken. Bij deze dossiers is allereerst sprake van een samenspel van verschillende rechtstakken: enerzijds burgerlijk recht en anderzijds strafrecht. Ten tweede voltrekt het misdrijf zich over de landsgrenzen heen waardoor er naast een nationale reactie ook nood is aan een internationaal optreden. De wetgever staat voor de uitdaging de kinderen te bevrijden uit het juridische kluwen aan beslissingen.

Een fictief voorbeeld maakt veel duidelijk. Ontmoet Iwan, het zoontje van een Poolse papa en een Belgische mama. Ernstig partnergeweld heeft aanleiding gegeven tot een vechtscheiding. Na escalatie van het huiselijk geweld vreest mama voor Iwans veiligheid. Op een dag beslist papa zijn zoon mee te nemen naar Polen. Mama is er het hart van in. De burgerlijke rechter, die beslist over de verblijfsplaats van Iwan, stelt in zijn vonnis dat Iwan moet terugkeren naar mama in België. De strafrechter besluit papa te vervolgen voor het plegen van het misdrijf parentale ontvoering. Maar stel nu dat Iwan ontvoerd werd door mama, uit bescherming voor het geweld van haar ex-partner. Waarschijnlijk is een terugkeer hier net niét in het belang van Iwan. Een vervolging van mama lijkt dan ook allerminst adequaat, want wat gebeurt er dan met Iwan? Stof tot nadenken.

Cruciaal is dat beide procedures los van elkaar staan en hun eigen finaliteit nastreven. Een burgerlijke beslissing over het verblijf van het kind in het voordeel van de ontvoerende ouder is dus mogelijk. Maar wat als deze ouder, die de zorg voor het kind draagt, toch vervolgd wordt? Beide beslissingen zijn duidelijk niet op elkaar afgestemd.

Mijn scriptie onderzoekt op welke wijze “het belang van het kind” een plaats verdient in en zich verhoudt ten opzichte van het strafrechtelijke aspect van de juridische afhandeling van het fenomeen van kinderontvoering.

In het belang van het kind

Onderzoek naar de toepassing van “het belang van het kind” in (straf)procedures is broodnodig. Het is namelijk zo dat ons land, door het ondertekenen van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK), een internationale verplichting heeft aangegaan artikel 3 na te leven. Het IVRK vereist in zijn artikel 3 dat in alle beslissingen betreffende kinderen hun belangen de eerste overweging vormen. Problematisch is echter de huidige enge interpretatie van het artikel. Daarbij wordt artikel 3 enkel toegepast op procedures waarin kinderen rechtstreeks betrokken zijn als verweerder, slachtoffer of getuige. Nochtans pleit het VN-Kinderrechtencomité voor een ruime toepassing van de vereiste “in het belang van het kind” op alle procedures die een significante impact zullen hebben op het kind. Duidelijk is dat de beslissing om de ontvoerende ouder al dan niet te vervolgen voldoet aan deze vereiste.

Noodzakelijke toepassing van artikel 3 IVRK in de strafprocedure

Ik vertegenwoordig sterk het standpunt dat “het belang van het kind” gerespecteerd moet worden in àlle juridische beslissingen: niet alleen in de burgerrechtelijke, maar ook in de strafprocedure. De juridische probleemstelling gaat echter nog verder dan de toepassing van artikel 3 IVRK in de strafprocedure alleen. Momenteel is het zo dat beide beslissingen – de burgerlijke en de strafrechtelijke – elkaar kunnen ondergraven en zo het belang van het kind in het gedrang brengen. In de huidige stand van zaken verhinderen diverse problemen van juridisch-technische aard een goede afhandeling en afstemming van beide procedures. Deze knelpunten situeren zich op de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling: zowel op wetgevend, strafvervolgend en straftoemetend niveau. Het onderzoek focust op de mate waarin er binnen strafrechtsinstrumenten ruimte gelaten wordt om rekening te houden met eerdere burgerrechtelijke beslissingen “in het belang van het kind”, zonder afbreuk te doen aan de autonomie en in bepaalde mate ook suprematie of voorrang van het strafrecht. Dit gebeurt door een rechtspraakanalyse en een conceptuele denkoefening voor de verschillende cruciale actoren in de volledige strafprocedure: wetgever, openbaar ministerie en strafrechter. Het onderzoek focust met andere woorden niet alleen op het waarom van de toepassing van artikel 3 IVRK op het strafrecht, maar geeft ook aan hoe dat moet en kan gebeuren in ons huidige strafrecht.

Kinderrechtendiscours uit de schaduw van het strafrecht

Deze knelpunten die kunnen leiden tot nefaste beslissingen voor het betrokken kind maken duidelijk dat het hoog tijd is voor het ontwikkelen van een monitoringsmechanisme om deze juridische beslissingen te stroomlijnen. Artikel 3 op een correcte manier toepassen op de strafprocedure is een eerste stap richting een zuiver conceptueel kader waarin het kinderrechtendiscours niet langer overschaduwd wordt door het juridische kluwen aan beslissingen. Ooit zei Kofi Annan voor de Verenigde Naties “We must put the best interests of children at the heart of all decision-making.” Laat ons die woorden verwezenlijken, want alleenzo zal de schreeuw om hulp van de 386 kinderen niet langer hulpeloos klinken. 

Download scriptie (989.59 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Wendy De Bondt