Faille of cruysboog? Verschillende huisraad omwille van burgerlijke staat?

Gaya
Vermeylen

In 1754 overleed Margarita de Hondt te Mechelen, een single vrouw. In haar staat van goed werd het bezit van een saye fallie vermeld, een lange zwarte sjaal die gebruikt werd als hoofd- en halsdoek. Failles waren voornamelijk in trek bij weduwes. Wapens daarentegen, zoals een cruysboog, behoorden specifiek toe aan mannen volgens het gewoonterecht.

De huisraad waar we tegenwoordig allemaal gretig gebruik van maken, kent een lange geschiedenis. Heb je ooit al nagedacht over het bed waar je in slaapt, of de kasten bij je thuis? Of de stoel waar je vermoedelijk op zit terwijl je dit leest? De afwezigheid van stoelen kon in de achttiende eeuw bijvoorbeeld een teken zijn van armoede. Velen maakten dan ook gebruik van kisten of bedden om op te zitten. Of heb je ooit gedacht dat je andere huisraad zou kunnen hebben dan je broer of nonkel? Met als enige reden hiervoor je geslacht of burgerlijke status?

In deze verhandeling werd een analyse gemaakt van de verschillen in de materiële cultuur te Mechelen in de achttiende eeuw op basis van burgerlijke staat. Aangezien alleenstaand zijn economische implicaties had, konden we immers verwachten dat singles minder bezittingen zouden gehad hebben dan weduw(e)(naar)s en zij op hun beurt minder dan gehuwden. Ook geslacht speelde een rol. Mannen en vrouwen werden immers een andere rol toegedicht met betrekking tot consumptie, omdat ze andere posities in het huishouden bekleedden. Op basis van 106 staten van goed, geselecteerd per burgerlijke staat en geslacht (gehuwde mannen, gehuwde vrouwen, single mannen, single vrouwen, weduwnaars en weduwes), werd hun huisraad vergeleken.

Over het algemeen betekende singleness in achttiende-eeuws Mechelen niet dat men minder bezittingen had. Ook het bezit van weduw(e)(naar)s verschilde niet fundamenteel van dat van gehuwden. Uiteraard was het mogelijk dat singles en/of weduw(e)(naar)s een armere levensstijl hadden dan gehuwden, maar dat was eerder individueel en persoonlijk bepaald dan rechtstreeks het gevolg van de burgerlijke staat. De verschillen vallen dan ook eerder te verklaren vanuit persoonlijke wensen van een specifieke bevolkingsgroep, bijvoorbeeld weduw(e)(naar)s die hun overleden huwelijkspartner wilden eren door het dragen van rouwkledij. Ook het streven van singles naar het sociale aspect (al dan niet van een gezinsleven) via de aanwezigheid van zitplaatsen, servies en bestek past in dit kader.

Ook het onderscheid tussen mannen of vrouwen toonde geen grote verschillen. Louter het verwarmingsgerei en slaapmeubilair manifesteerden zich hoofdzakelijk bij mannen. Bij de kledij die, veel meer dan andere huisraad, eenduidig aan mannen of vrouwen toebehoorde, werd duidelijk dat er veel onderlinge vermenging was. Zo kwam bij de gehuwde mannen en weduwnaars kledij van de echtgenote voor of vice versa. Dit doet de vraag rijzen bij welke andere voorwerpen van de huisraad eveneens een vermenging van het bezit plaatsvond die minder vanzelfsprekend en duidelijk is.

Er mag echter niet vergeten worden dat materiële cultuur door diverse factoren beïnvloed werd en dat de verschillen die naar voor kwamen niet altijd louter door burgerlijke staat te verklaren vallen, maar ook door klasse of het wonen in de stad of op het platteland. Het is daarom belangrijk om de relatie tussen materiële cultuur en burgerlijke staat niet causaal te benaderen, maar als een verband te beschouwen. Zoals vermeld is het cruciaal om de sociaal-economische positie van de onderzochte personen niet uit het oog te verliezen en de gegevens steeds te linken aan biografische informatie, zoals vermogen of beroep. In deze verhandeling werd hiermee rekening gehouden, bijvoorbeeld door de opdeling in vermogensklassen of de aparte behandeling van de beroepsgebonden voorwerpen in een specifieke categorie. Bovendien schuilen achter vele tendenzen andere verklaringen. Wanneer alleenstaanden geen servies of bestek bezaten in tegenstelling tot de gehuwden en weduw(e)(naar)s, mag niet direct geconcludeerd worden dat zij niet deelnamen aan de civiliseringstendens, maar moet er ook nagedacht worden over andere verklaringen, zoals het inwonen bij gezinnen waarbij ze aan tafel konden schuiven of het samenwonen met andere singles.

Dat er geen algemene of opvallende tendenzen te bemerken vallen, wilt niet zeggen dat onderzoek naar verschillen in bezit op basis van burgerlijke staat overbodig is. Eerder onderzoek toonde reeds aan dat gehuwden, singles en weduw(e)(naar)s anders in het leven stonden en anders benaderd werden. Een aantal subtiele maar veelzeggende voorbeelden in deze verhandeling bevestigen deze hypothese en tonen dus het nut van het onderzoek aan.

 

Download scriptie (1.63 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
prof. dr. Isabelle Devos
Thema('s)