Een jeugdbeweging voor iedereen!? De Vlaamse katholieke Scouts- en Gidsenbeweging in een veranderende wereld (1955-1980)

Sander
Van Isacker

De Scouts- en Gidsenbeweging is een jeugdbeweging waar iedereen wel eens van gehoord heeft, hetzij eens toevallig in het straatbeeld met hun opvallend uniform of bij het organiseren en houden van een plaatselijk evenement in de buurt. Toch was de jeugdbeweging altijd meer dan dit. Dat bewijst het engagement voor vrouwenemancipatie, internationale samenwerking en inclusie van gehandicapten en kansarmen doorheen de jaren zestig en zeventig. Het ontwikkelde zich hierbij van een eerder besloten organisatie, tot een zelfkritische jeugdbeweging met internationale allure.



Diversiteit en gender, what’s in a name?

Diversiteit is vandaag een veelbesproken en gevoelig thema. Of je nu de krant leest of je facebookfeed afscrolt: vaak word je er dagelijks mee geconfronteerd. Zowel voor- als tegenstanders van een multiculturele samenleving kleuren hierbij steeds vaker de actualiteit. Dat diversiteit doorgaans ook vaak in één adem met gender wordt genomen, is logisch. Diversiteit gaat over een verscheidenheid aan klassen en culturen, gender over een verscheidenheid aan gedrags- en identiteitsaspecten van iemand zijn of haar sekse. Of het nu gaat over equal pay tussen mannen en vrouwen, LGBTQ-rechten of het zwartepietendebat: deze onderwerpen belangen iedereen aan, zowel groot en klein als jong en oud.    

Hetzelfde is waar voor één van de grootste jeugdbewegingen in ons land: Scouts en Gidsen Vlaanderen. Ontstaan uit de eerder conservatieve ideeën van Robert Baden-Powell, groeide Scouting uit tot een internationale jeugdbeweging die internationalisme, diversiteit en gendergelijkheid hoog in het vaandel draagt. Met Scoutsfederaties verspreid over bijna elke uithoek van de wereld, toonden de voorlopers van Scouts en Gidsen Vlaanderen (die toen nog afzonderlijk op basis van geslacht bestonden) eenzelfde evolutie. Een lange weg van vallen en opstaan, waarbij stereotypen en ideeën soms hardnekkig bleven doorleven.



Naar een internationale gediversifieerde beweging

De kiemen van de Scoutsbeweging liggen bij het boek Scouting for boys, geschreven door Baden-Powell. Voor hem was Scouting een middel om de jeugd weerbaar te maken en het Britse rijk naar nieuwe glorierijke horizonten te brengen. Dat de oprichter hierbij een duidelijke koloniale kijk had, is goed te lezen in het boek. Dit alles maakt van Baden-Powell een betwiste figuur, aangezien zijn gedachtegang doorheen de jaren een opvallende evolutie doormaakte. In de jaren voor zijn dood werd hij een grotere bepleiter van internationale samenwerking, waarbij hij zich baseerde op de Volkenbond. Dit kwam tot uiting in twee aparte overkoepelende internationale organisaties voor Scouts (WOSM) en Gidsen (WAGGGS). Mede door sterke maatschappelijke tegenstand zou zowel voor jongens als meisjes steeds een andere benaming gebruikt worden: jongens waren Scouts, terwijl meisjes Gidsen waren.

Sinds hun ontstaan had zowel de Vlaamse katholieke Scouts- als Gidsenbeweging goede relaties met deze internationale organisaties, maar een echt toegenomen internationaal engagement kwam er pas rond 1955. Dit kreeg vorm in een bredere grensoverschrijdende kijk, waarbij leden buitenlandse Scoutstijdschriften konden aankopen en deelnemen aan internationale kampen. Dit had allemaal als doel de globale cohesie tussen Scoutscollega’s te versterken. Zowel de Scouts als de Gidsen, die uit aparte bewegingen bestonden, hadden hierbij een andere kijk. Aangezien de voorgeschiedenis van de Gidsen (VVKM) heel woelig verliep, hadden zij minder middelen om grote kampen te organiseren. Dat terwijl de Vlaamse katholieke jongensscouts (VVKS) kon deelnemen aan grotere internationale kampen.

Op vlak van diversiteit was er een veel grotere verscheidenheid aan stemmen, zowel tussen de Scouts en Gidsen als de bestudeerde groepen. Zo waren de Scouts- en Gidsenbewegingen veel toleranter tegenover kansarmen en gehandicapten dan Congolezen. Dat bewijzen bronnen die in deze masterproef opgenomen zijn. Pas enkele jaren na de Congolese onafhankelijkheid zou deze visie een ommekeer kennen. De jaren zestig zijn hierbij een opvallende breuk. In 1978 plaatst de hogere leiding van de Vlaamse katholieke Scouts- en Gidsenbewegingen duidelijke kritische kanttekeningen bij het doorlevende neokolonialisme in Afrika. In 1966 had het hierbij goede banden met het NCOS, de voorloper van het huidige 11.11.11. Deze U-bocht in het beleid toont de vernieuwde wind die door de federatie blies.

De velen veranderingen in de jaren zestig en zeventig kenmerkten zich bovendien door een nauwere verworvenheid tussen beide federaties. Bewegend op de deining van de Tweede Feministische Golf volgden er meer gezamenlijke initiatieven en evenementen. Deze toenadering zal een hoogtepunt bereiken wanneer het VVKS en het VVKM zich samenvoegen tot VVKM-VVKS in 1973. Co-educatie behoorde echter niet meteen tot de hoofdprioriteiten en begon pas na enkele jaren het elan van de nieuwe federatie te beheersen. De hogere leiding was er dan ook van overtuigd dat dit een positieve invloed zou hebben op de socialisatie van de leden. Aangezien het VVKM met een veel kleinere groep dan het VVKS samenvoegde, bleven de gidsen toch vaak een underdogpositie bekleden. Deze positie zorgde ervoor dat de Gidsen een strakkere identiteit aanmaten en zich explicieter in de discussie omtrent vrouwenemancipatie profileerden. Hierbij gedroeg het overwegend mannelijke verbond zich heel begripvol, dit in tegenstelling tot  de lagere structuren van de federatie (districten en gouwen) die minder wakker lagen van het probleem.



Maatschappelijke relevantie en de status quo

De jaren zestig en zeventig hadden een onmiskenbare invloed op de perceptie en identiteit van de Vlaamse katholieke Scouts- en Gidsenbeweging. De studie toont dat de federaties vaak een tegengestelde of vooruitstrevendere positie aannamen tegenover de geldende maatschappelijke normen. Drie belangrijke elementen zorgden voor een zekere differentiatie in dit engagement: het behandelde thema, de beweging en de afstand tot het fenomeen (zowel fysiek als mentaal). Door middel van een kwalitatief bronnenonderzoek kon zo bijvoorbeeld een verschillend engagement opgemerkt worden tussen enerzijds de plaatselijke groepen en de hogere leiding. De verbonden kwamen hierbij sterker op de voorgrond als zelfkritische organisaties, die politiek activisme niet schuwden. De status quo moest hierbij niet altijd de agenda bepalen, maar kon ook eens plaats maken voor standpunten die relevante vragen opriepen, zonder daarbij als linkse of rechtse ideoloog beschimpt te worden. Een feit waarmee het huidige Scouts en Gidsen Vlaanderen het steeds moeilijker heeft. Het onderzoek versterkt daarmee het debat tussen niet-partijgebonden activisme en politieke neutraliteit in de beweging.

Download scriptie (1.15 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
prof. dr. Magaly Rodríguez García
Thema('s)