Verminderde vruchtbaarheid, nog steeds taboe in de 21ste eeuw.

Brenda
Vanlaer

Verminderde vruchtbaarheid of subfertiliteit is een probleem dat vaak voorkomt. Vijftien procent van de koppels die regelmatig seksueel contact hebben, geraken niet zwanger binnen het jaar. Toch wordt er weinig over gesproken. Subfertiliteit kan veel verschillende oorzaken hebben. Zo kunnen afwijkingen in het DNA, ook genetische mutaties genoemd, aan de basis van een verminderde vruchtbaarheid liggen. Deze mutaties kunnen er bij de man voor zorgen dat er geen aanmaak is van zaadcellen (azoöspermie) of dat het sperma van slechte kwaliteit is of dat de zaadleiders afwezig zijn (Congenitale afwezigheid van de Ductus deferens). Bij de vrouw kunnen ze er voor zorgen dat er geen of onvoldoende eicellen geproduceerd worden. Verder bestaan er ook nog mutaties die er voor zorgen dat het DNA van het embryo niet stabiel is, waardoor de zwangerschap spontaan afbreekt.

 

Opzet van de studie

Dit onderzoek werd uitgevoerd om uit te zoeken welke genetische mutaties het meest frequent voorkomen bij koppels die omwille van verminderde vruchtbaarheid consulteerden in het Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum.

Daarnaast onderzocht men ook hoeveel mannen lijden aan azoöspermie of sperma van slechte kwaliteit hadden, waarbij er dan te weinig zaadcellen worden geproduceerd, de zaadcellen slecht bewegen en abnormaal van vorm zijn (oligoasthenoteratozoöspermie).  

 

Hoe ging men te werk?

Eerst en vooral werd er in de wetenschappelijke literatuur gezocht naar welke de meest voorkomende genetische mutaties zijn.

Nadien werden de dossiers van 877 koppels die tussen 2007 en 2017 consulteerden in het Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum, bestudeerd. Bij alle 877 koppels waren er één of meerdere genetische mutaties aanwezig. Van de 877 koppels kwamen er 566 koppels voor een verminderde vruchtbaarheid. Bij de overige koppels was de mutatie al gekend en zij kwamen voor informatie of een behandeling zonder dat er echt sprake was van verminderde vruchtbaarheid. De dossiers van 26 koppels werden geëxcludeerd omdat ze onvolledig waren. Uiteindelijk werden er 540 dossiers bestudeerd.

 

Resultaten van de studie

Dragerschap voor een mutatie van het CFTR gen (cystic fibrosis Transmembrane conductance Regulator-gen) is de meest voorkomende mutatie bij de mannen met een verminderde vruchtbaarheid, maar ook bij de mannen met azoöspermie of oligoasthenoteratozoöspermie. 

Dit is ook het gen dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van de taaislijmziekte of mucoviscidose. Patiënten met mucoviscidose zijn dan ook vaak onvruchtbaar. Een mutatie in dit gen kan er voor zorgen dat de zaadleiders afwezig zijn, maar kan dus ook oligoasthenoteratozoöspermie tot gevolg hebben.

Bij vrouwen is dragerschap minder vaak een probleem.

Vervolgens zagen we dat er bij 36 mannen de diagnose van het syndroom van Klinefelter kon gesteld worden. Hierbij zien we dat het DNA van een man bestaat uit twee X chromosomen en één Y chromosomen (47XXY), terwijl dit normaal bestaat uit één X chromosoom en één Y chromosoom (46XY). De samenstelling van het DNA wordt ook wel het Karyotype genoemd. Bij de vrouw bestaat het karyotype uit 46 XX. Het syndroom van Klinefelter geeft aanleiding tot azoöspermie of oligoasthenoteratozoöspermie.



Ook bij vrouwen kan er een probleem ontstaan in het karyotype waarbij er dan maar één X chromosoom is in plaats van twee. Het karyotype is dan 45X. Dit kwam slechts in een minderheid voor (7 vrouwen). Bij deze vrouwen zijn er minder eicellen aanwezig waardoor er een verminderde vruchtbaarheid is.

Vervolgens zien we dat er ook een probleem kan ontstaan doordat de genen niet op de juiste plaats in het DNA staan. Dit zijn translocaties van het DNA. Dit probleem komt voor bij zowel mannen als bij vrouwen en leidt vaak tot het spontaan afbreken van de zwangerschap.

Verder zag men dat er ook problemen kunnen ontstaan binnen het Y chromosoom van de man. Dit chromosoom is ook verantwoordelijk voor de productie van zaadcellen. Mutaties binnen dit chromosoom kunnen dus ook aanleiding geven tot azoöspermie of oligoasthenoteratozoöspermie en dus ook tot een verminderde vruchtbaarheid. Meestal gaat het om een deletie van een regio van het Y chromosoom, wat wil zeggen dat er een stukje van het chromosoom is weg gevallen.

Bij de vrouwen werd er als laatste nog getest op de aanwezigheid van fragiele X syndroom. Dit Syndroom wordt veroorzaakt doordat er een stukje van het X chromosoom te vaak herhaald wordt, waardoor het X chromosoom bij de vrouw niet meer goed gevormd is. Dit geeft aanleiding tot het vroegtijdig falen van de eierstokken, prematuur ovarieel falen, en geeft dus ook aanleiding tot een verminderde vruchtbaarheid.

 

Maar kloppen deze cijfers wel met wat men vindt in de literatuur?

Wanneer men de resultaten van deze studie vergelijkt met de gegevens die beschikbaar zijn in de wetenschappelijke literatuur, ziet men dat genmutaties vaker voorkomen bij de patiënten die in deze studie onderzocht worden. Dit is te verklaren door een selectiebias. De koppels in deze studie werden namelijk geselecteerd op de aanwezigheid van genetische mutaties en op de aanwezigheid van een vruchtbaarheidsprobleem.

 

Toch niet altijd een droom die in het water valt!

Toch is het belangrijk om te weten dat, wanneer er een vruchtbaarheidsprobleem is, er heel vaak kan over gegaan worden tot een behandeling. Vaak kunnen de behandelingen toch nog aanleiding geven tot een zwangerschap.

Welke behandeling het beste uitgevoerd wordt bij een bepaalde problematiek valt buiten het bestek van dit onderzoek. Binnen dit onderzoek werd wel nagegaan tot welke behandelingen koppels waarbij de man azoöspermie of oligospermie had, zijn overgegaan.

Download scriptie (623.58 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Dr S. Lie Fong; Prof. Dr I. Vergote
Thema('s)