De geïnformeerde burgemeester is er zéker twee waard

Robin
Dreesen

“In Antwerpen staan we op de rand dat drugshandel politieke invloed koopt”. Die markante uitspraak van Antwerps burgemeester Bart de Wever zorgde onlangs voor heel wat opschudding. Hoe is het mogelijk dat de georganiseerde misdaad zich zo vergaand in de maatschappij nestelt? Om misdaad te bestrijden wordt immers veel geld uitgegeven aan politie en justitie, anderzijds maakt de georganiseerde misdaad blijkbaar lustig gebruik van overheidsstructuren. Het lijkt wel alsof de gerechtelijke en bestuurlijke instanties niet voldoende met elkaar communiceren, waardoor we ‘dweilen met de kraan open’…

Het klinkt als een filmscenario: criminelen met politieke invloed of een vastgoedimperium, carwashes die gelinkt worden aan mensenhandel-en smokkel, motorbendes die drugs verhandelen of gewelddadige geradicaliseerden die geld witwassen via VZW’s in Molenbeek. Toch is zware criminaliteit en georganiseerde misdaad ingebed in de lokale gemeenschap. Enerzijds koopt een terrorist grondstoffen voor het maken van explosieven en wapens. Anderzijds kopen of huren ze een woonst en gaan ze naar de supermarkt om de hoek.

Beter voorkomen dan genezen

De crimineel die ergens aanschuift aan de kassa van een supermarkt: ondenkbaar? Toch niet. De bestuurlijke handhaving draait precies om de idee dat criminelen ergens hun wortels hebben. Dat gegeven biedt aan de overheid de mogelijkheid om barrières op te werpen ten aanzien van criminele activiteiten. Vroeg of laat zijn criminelen immers aangewezen gebruik te maken van faciliteiten waarin de overheid voorziet. Zo tracht de bestuurlijke handhaving te voorkomen dat malafide figuren of organisaties beroep kunnen doen op vergunningen, beschikkingen of subsidies. Bij die aanpak staat de preventieve gedachte voorop. Bestuurlijke maatregelen zijn bijgevolg, in tegenstelling tot het strafrecht, in hoofdzaak niet bestraffend van aard. Beter voorkomen dan genezen zeg maar.

De sterkte van de bestuurlijke aanpak situeert zich in zijn lokale karakter. Gemeenten zijn goed geplaatst om kordaat op te treden tegen criminele activiteiten die zich op hun grondgebied (trachten te) ontplooien. Als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid is de burgemeester bijvoorbeeld bevoegd om bepaalde ‘maatregelen van politie’ uit te vaardigen ten aanzien van inrichtingen of personen. Zo kan hij bijvoorbeeld inrichtingen waar radicaal gepredikt wordt sluiten of een plaatsverbod opleggen aan haatpredikers die zich in sociaal kwetsbare buurten begeven.

Information is the name of the game

Een absolute voorwaarde daarbij echter is, dat de burgemeester voldoende geïnformeerd te werk kan gaan. Toch blijkt het erg moeilijk te zijn een burgemeester te voorzien van informatie zonder wetten om te buigen of te breken. Niet alleen is het verstrekken van politionele informatie aan de burgemeester een inbreuk op de privacy volgens artikel 8 van het EVRM, ook het onderzoeksgeheim vormt daarbij een torenhoge horde. Hoewel er bij de politiediensten, het Openbaar Ministerie (OM) en het Centraal Strafregister een goudmijn aan relevante informatie aanwezig is, kan de burgemeester daar niet zomaar kennis van nemen; laat staan dat hij er zijn administratief besluit op kan baseren. Op de koop toe kan de motiveringsplicht een lopend strafrechtelijk onderzoek in gevaar brengen doordat de betrokkene zich realiseert dat hij de aandacht van de autoriteiten getrokken heeft. De burgemeester moet betrokkene(n) immers inlichten over de reden(en) waarom hij een bepaalde maatregel neemt.

Goede afspraken tussen de politiediensten, het OM en de burgemeester(s) zijn bijgevolg onontbeerlijk. Wie zich in de materie verdiept, zal echter vaststellen dat er vooralsnog geen eenduidige wetgeving bestaat die de informatiepositie van de burgemeester scherp afbakent. Die onduidelijkheid brengt niet enkel twijfel en rechtsonzekerheid met zich mee voor de burgemeester, maar ook voor diens samenwerkingspartners en de rechtsonderhorige(n). Een masterscriptie bood de gelegenheid om na te gaan hoe diverse informatie de burgemeester onder welke voorwaarden kan bereiken. Voor de specifieke afbakening lag de focus op het fenomeen van gewelddadige radicalisering en terrorisme, een hot topic anno 2018. De bevindingen van het onderzoek zijn echter toepasbaar in de strijd tegen een waaier aan criminaliteitsfenomenen.

België hoeft het warm water niet uit te vinden

België hoeft daarbij het warm water niet uit te vinden. Nederland kent immers een langere traditie op vlak van bestuurlijke handhaving. Er kan dus verwacht worden dat ook Nederland met de problematiek rond informatie-uitwisseling geconfronteerd werd of wordt. Via een rechtsvergelijkend onderzoek werd nagegaan of het Nederlandse model van informatie-uitwisseling ook toepasbaar is in België. Hoewel de ontwikkeling en uitwerking van de bestuurlijke handhaving in ons land moeizaam verloopt, bestaan er in België al heel wat goede initiatieven. Ondersteund door de Arrondissementele Informatie en Expertisecentra (ARIEC’s), worden er in verschillende arrondissementen al protocolakkoorden afgesloten. Die akkoorden laten toe dat de burgemeester onder strikte voorwaarden tòch gerechtelijke informatie kan ontvangen. Daarnaast sleutelt de federale overheid momenteel aan de wettelijke fundamenten van het reilen en zeilen omtrent de bestuurlijke handhaving. Toch zal het een moeilijke taak zijn om een volwaardige bestuurlijke handhaving te realiseren en een evenwicht te vinden tussen veiligheid en het recht op privacy. Dat warm water, dat België niet hoeft uit te vinden, kan daarna nog thee, koffie of soep worden; er zal altijd wel iemand zijn die het niet lust…

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2018
Promotor(en)
Prof. Dr. Dirk Van Daele
Kernwoorden