Terug van (nooit) weggeweest of gewoon weg ermee? Het notariaat onder de loep genomen.

Falco
Van der Schueren

“Ik beloof: de notaris wordt goedkoper.” Met deze krachtige woorden verzekerde CD&V’er en voormalig minister van Justitie Koen Geens om nog vóór het einde van zijn ambtstermijn het notariaat grondig te hervormen. Zijn voornaamste doel? De tarieven laten dalen. Kopen we vandaag bijvoorbeeld een huis of een stuk bouwgrond, dan kunnen we niet zomaar om de notaris en diens torenhoge erelonen heen. In tijden van digitale toepassingen en online alternatieven lijken die laatste moeilijker te rechtvaardigen. Enkele jaren geleden al ijverde sp.a er dan ook voor om het eerder ‘oubollige’ en achterhaalde instituut af te schaffen. Vorige zomer kregen de socialisten bijval van de bredere bevolkingslagen en kwam het maatschappelijke debat stilaan op gang. Maar hoewel bezwaren tegen de exuberante notariële kosten blijven toenemen, schenken we de notaris zelf blijkbaar nog altijd een redelijk groot vertrouwen. Volgens een expertenrapport uit 2018 is hij na onze huisarts zowaar de vrije beroeper die het hoogste vertrouwen van de burger geniet. Dat komt vooral omdat hij ons begeleidt bij heel wat persoonlijke overeenkomsten en zo instaat voor de vrijwillige rechtspraak: een notaris maakt authentieke of officiële akten op zonder dat daarvoor de tussenkomst van een rechter nodig is. Toch is het notariswezen geen recent fenomeen en al helemaal geen uitvinding van onze moderne samenleving. Net zoals de advocatuur zit die namelijk verankerd in een zekere historische traditie. Precies dat verklaart meteen ook voor een deel de vooraanstaande sociale positie van een notaris in de huidige maatschappij.

 

Figuren met een markant verleden

Zijn wortels gaan terug tot de Romeinse tijd wanneer notarii dienstdeden als openbare of publieke schrijvers. Tijdens de middeleeuwen kende het notariaat, na een periode van verval, een heuse bloei in het noorden van Italië. Sinds de elfde eeuw waren notarissen zeer dominant in steden zoals Bologna, Firenze en Genua. Van daaruit verspreidde het ambt zich geleidelijk aan naar verschillende regio’s binnen Europa. In onze contreien, toen nog bekend als het zuidelijke deel van de ‘Lage Landen’ of de ‘Nederlanden’, kreeg het notariaat vooral vanaf de late dertiende eeuw voeten aan de grond. Zeker in de grote Vlaamse handelssteden, Brugge, Gent en Ieper, waren veel notarissen actief. Onder kooplieden en handelaars steeg daar nu eenmaal de vraag om transacties op schrift te laten stellen. Eerder (rechts)historisch onderzoek heeft zich daarom vooral op die specifieke gebieden toegespitst. Daarentegen focuste ik in mijn thesis veeleer op Henegouwen, een vrij landelijke omgeving die nog te vaak onderbelicht wordt. Tamelijk opvallend is dat daar tijdens de middeleeuwen onderlinge regelingen of contracten in de eerste plaats werden bekrachtigd door grafelijke leenmannen. Als hommes de fief hadden zij van de Henegouwse graaf een stuk grond in leen gekregen en in ruil daarvoor moesten ze hem bijstaan in het bestuur van het graafschap. Op hun eigen domein waren zij daarom deels ook bevoegd voor de vrijwillige rechtspraak. Maar dat betekent niet dat er toen helemaal geen notarissen bekend waren in Henegouwen. Nochtans is dit lange tijd wél de heersende opvatting geweest onder verschillende historici en rechtsgeleerden. Volgens hen kon het notariswezen er moeilijk doorbreken, omdat leenmannen, samen met de stedelijke schepenbanken, een soort alleenrecht opeisten om persoonlijke overeenkomsten officieel te maken. Pas vanaf de late zestiende en zelfs de zeventiende eeuw zou er dan echt sprake zijn van een duidelijk georganiseerd en lokaal publiek notariaat, zoals dat ook bekend was in andere streken van de Lage Landen sinds de late middeleeuwen.

Een andere kijk op de zaak

Mijn eigen bijdrage heeft deze visie genuanceerd en bijgestuurd. Onmisbaar hiervoor waren de verschillende originele akten en contracten die tijdens de veertiende en vijftiende eeuw zijn opgesteld in naam van grafelijke leenmannen of door notarissen en die ik heb gerecupereerd in het Rijksarchief van Bergen. Op basis van deze bronnen kon ik vaststellen dat die leenmannen, of vazallen zoals ze ook genoemd werden, toen wel degelijk zeer sterke spelers waren op het vlak van vrijwillige rechtspraak. Dat neemt echter niet weg dat er sinds de veertiende eeuw ook openbare notarissen werkzaam waren binnen Henegouwen. Sommigen woonden in het graafschap zelf, terwijl anderen elders vandaan kwamen. In vergelijking tot de leenmannen was hun optreden inderdaad minder uitgesproken, maar hun professionele activiteiten bleven doorheen de veertiende en vijftiende eeuw weliswaar onafgebroken. Dat had onder andere te maken met het feit dat beide spelers, ondanks dat ze op hetzelfde terrein opereerden, geen bikkelharde concurrenten van elkaar waren. Want hoewel ze ongeveer dezelfde bevoegdheden hadden, traden ze allebei op ten behoeve van een ander publiek: zo waren leenmannen eerder actief in de wereldlijke of seculiere sfeer en notarissen dan weer doorgaans in de kerkelijke of religieuze milieus. Bij de lekenbevolking wist het notariaat aanvankelijk dus veel moeilijker vertrouwen op te wekken. Ook in andere regio’s die uiteindelijk deel zouden uitmaken van het huidige Belgische grondgebied, was dat eigenlijk het geval. Van een heuse doorbraak op grote schaal was duidelijk nog geen sprake. Notarissen hebben er dan ook eeuwenlang over gedaan om hun sociale positie te bestendigen en bestaansrecht te garanderen voor hun ambt. Nu komen die inspanningen op de helling te staan en lijkt hun rol uitgespeeld te zijn. Precies die vaststelling vormde de aanleiding en, achteraf gezien, de meerwaarde van mijn bijdrage. Allereerst heb ik een misopvatting onder vakgenoten de wereld uitgeholpen en een meer genuanceerd beeld geschetst over hoe de vrijwillige rechtspraak werd georganiseerd in de Zuidelijke Lage Landen gedurende de late middeleeuwen. Maar daarnaast heb ik als historicus ook aansluiting gevonden bij wat vandaag ‘leeft’ onder de bevolking door de rol van een notaris in onze huidige samenleving meer in perspectief te plaatsen en diens ambtelijke verleden nóg beter te contextualiseren. Zo blijkt in ieder geval dat de notaris nooit is weggeweest. Over de vraag of hij ooit nog zal weggaan, buig ik me vol overgave in mijn toekomstig onderzoek.

Falco Van der Schueren (Universiteit Gent)

Gabriël Metsu (1629-1667). De notaris scherpt zijn pen.

Download scriptie (6.96 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Els De Paermentier