Durven wij nog filosoferen?

Vinsent
Nollet

De Duitse filosoof en psychiater uit de twintigste eeuw Karl Jaspers zou durven zeggen van niet. Filosofie, vandaag, is een erg technisch begrip geworden. Het is een soort gereedschapskistje waarmee wij tal van lastige politieke en sociale problemen proberen oplappen. Vaak lukt dat niet, omdat verschillende sleutels wel lijken te passen op het moertje, maar tegelijk geen enkele de klus kan klaren.

Kan filosofie meer zijn dan een vrijblijvende denkoefening waar in de moderne samenleving en zelfs aan universiteiten steeds minder tijd en ruimte voor wordt vrijgemaakt? Al eeuwenlang stelt zij ons voor dezelfde grote vragen: wat is de aard van de werkelijkheid, wat is goed en kwaad, waarom zijn wij er, waar gaan wij naartoe, wat kunnen we weten, en ga zo maar door. Maar waar heeft die filosofie ons dan gebracht? Ze heeft ons nog altijd geen antwoorden gegeven op al die vragen, heeft ze dan eigenlijk wel bestaansrecht? Zijn we dan niet beter af zonder al dat eindeloos getheoretiseer?

In mijn masterthesis heb ik dit probleem van het falen van de filosofie, vaak aangeduid met de ambigue term ‘nihilisme’, historisch en analytisch uitgediept en er een filosoof tegenover geplaatst waar veel te weinig aandacht voor bestaat. Uit de verschillende denkpistes uit de thesis licht ik er graag enkele ideeën van Jaspers uit over de vrijheid die de filosofie ons biedt, omdat die ook in onze samenleving nog hartstikke relevant zijn.

We kunnen nooit lang genoeg stilstaan bij de filosofie en wij kunnen er ook helemaal niet zonder, stelde Jaspers. Maar er heersen heel wat misverstanden en verkeerde verwachtingen over die filosofie. Als een paal boven water staat dat enkel de filosofie ons echt vrij kan maken. Voor Jaspers was filosofie immers boven alles een intieme en existentiële, dat wil zeggen een voor elke mens eigen uitdaging om te komen tot een zin voor kritiek, inzicht en een ontvankelijkheid voor verwondering over ons bestaan, maar vooral voor een echte ontmoeting met de ander.

Zoeken naar waarheid

We zoeken naar zekerheid, naar een houvast te midden van allerlei chaotische, soms tegenstrijdige en vaak ook bijzonder ingewikkelde informatie, gevoelens en overtuigingen. Zeker vandaag bezorgt de samenleving ons een hoop kopzorgen, Jaspers had nog niet het kleinste vermoeden van de mogelijkheden en uitdagingen van het internet.

De grootste uitdaging, voor Jaspers, is toch om hoe dan ook in te zien dat wij heel wat spanningen eenvoudigweg niet kunnen opheffen of begrijpen, maar dat wij ons toch moeten blijven richten naar waarheid. De waarheid is dan ook geen beloning aan het eind van een zoektocht. Waarheid is een dieperliggend inzicht dat ons toelaat de wereld tussen kritische haakjes te plaatsen en dat ons met verstomming slaat over het machtige mysterie van ons bestaan.

De waarheid krijgen wij niet cadeau, wij moeten die leren ‘uithouden’. Jaspers’ vatte waarheid op als een ‘bron’, of een houding. Verschillende opvattingen, onderling verzoenbaar of niet, kunnen tegelijk ‘waar’ en ook zeker waardevol zijn. In heel wat verschillende levensbeschouwingen of politieke standpunten zag Jaspers ook net de uiting van dieperliggende ervaringen en inzichten. Die inzichten worden vertaald in menselijke talen, bijvoorbeeld die van de religie. Natuurlijk zijn ze daarom nog niet goddelijk, maar diep menselijk. Tegelijk staan ze dan weer wel uit op het 'goddelijke', of de transcendentie in de meest letterlijke zin van het woord: Ze vormen een antwoord op iets dat ons volstrekt overstijgt. Het is geen waarheid in de precieze, welomlijnde zin van het woord, zoals het ‘waar’ kan zijn dat het vandaag regent. Ze zijn ‘waar’ in de zin dat ze een reactie vormen op het wonderbaarlijk mysterie van het bestaan, in de waarheid komen we tot onze kern.

Natuurlijk komt religie dan ook voort uit een zekere vorm van zwakte, want het situeert zich precies daar waar er wel angst kan ontstaan, maar geen zekerheid om die te bedwingen. Maar dat betekent dus ook dat religie uit moed moet voortkomen, omdat ze het aandurft haar eigen bestaan ‘open’ te houden voor dat wat het overstijgt, en die waanzinnige gedachte dat ze zelf misschien niet de controle heeft, maar dat het bestaan er altijd al eerder was, uit te houden.

Een bondgenoot van die gedachte vind je soms op plaatsen waar je ze het minst verwacht. In zijn populairwetenschappelijke bestseller A brief history of time stelde Stephen Hawking zich precies die vraag. Zelfs als we ooit één alomvattende wetenschappelijke theorie kunnen vinden over het universum, dan is het nog steeds louter een reeks formules en vergelijkingen. “Wat is het dan dat het levensvuur blaast in die vergelijkingen en een universum maakt dat ze kunnen beschrijven?”, vroeg Hawking. Diepreligieus kun je de man niet noemen, maar wat hij hier aan de kaak stelt tart elke verbeelding.

Ruimte voor vrijheid in een tijd van scherpe tegenstellingen

Waar Jaspers vooral op wilde wijzen was het gevaar dat kan uitgaan van ‘zekerheid’. Jaspers schreef terwijl hij tegelijk met lede ogen op de afgrijselijke gruwel van het Nazisme moest toezien. Ook voor ons kan het helpen Jaspers te lezen, met een groeiende ongelijkheid en tragische polarisering tussen kampen die schijnbaar onverzoenbaar zijn.

De mens is misschien wel gebonden aan allerlei ketenen, gaande van zijn biologie, zijn verleden of zijn gevoelsleven. Maar het zou nog steeds fout zijn hem ook te verklaren aan de hand van een van die delen waaruit hij bestaat. De mens is altijd meer dan het geheel van zijn delen, bezit een eindeloze creativiteit en geen mens kan zichzelf in een mensenleven echt leren kennen, laat staan een gefundeerd oordeel vormen over een ander.

“De mens is altijd meer dan hij weet van zichzelf”, schreef Jaspers. En in de filosofie komen we erachter dat er altijd een grens zit aan elke precieze, welomlijnde verklaring voor het bestaan, of ze nu religieus of wetenschappelijk wordt onderbouwd. Geen enkele groep mensen valt te kennen aan de hand van bepaalde begrippen of oordelen. Elke eigenschap is immers slechts een predicaat, niet onze essentie, en wij kunnen ons ook steeds opnieuw bevrijden uit eigenschappen waarin anderen ons zouden willen klemzetten, gewoon door kritisch te denken. 

Vrijheid is dan ook veel fundamenteler en lastiger dan het uiten van een mening. Vrijheid wortelt in die vrijheid, maar ook in onze creativiteit en verwondering, in onze menselijkheid, en dus vanzelfsprekend in de zorg voor en interesse in de medemens. Echte vrijheid uit zich dan ook in communicatie, vond Jaspers. Als wij vanuit een bron die ons overstijgt aan het denken slaan, en daarin tot allerlei opmerkelijke ontdekkingen komen, willen we niet liever dan die met elkaar te delen. Geen enkel mens kan in isolatie leven, en dat geldt ook voor onze gedachten. Waarheid vinden we niet in bepaalde gebetonneerde standpunten, maar in geïnteresseerde ontmoetingen met wat ons petje te boven gaat en met elkaar. Dat is wat een Verlichtingsfilosoof bedoelt wanneer hij ons uitdaagt “te durven denken”.

Filosoferen vanuit de liefde

De filosofie behoedt de denkende mens voor dogmatiek, verstarrende ideologie of verkrampende haat. Ze breekt het denken telkens weer open, toont het wat het vergeet, wat het nog niet heeft bezocht en waar het misschien nooit geraakt. De openheid die we vinden in het denken is onveilig, ook voor onszelf, we komen er maar niet in tot rust. De geschiedenis eindigt niet, geen enkele regering kan de laatste zijn, die alles oplost, en onze samenleving kan altijd beter.

Dat we niet altijd tot rust kunnen komen, is niet zo’n ramp. Jaspers vergelijkt het met de liefde. Ook in de liefde vinden we geen rust, maar eindeloze spanning. Het hoogtepunt van liefde is dan ook geen gemoedsrust, maar verlangen. Gemoedsrust verbleekt bij elke vergelijking met de mogelijkheden die de liefde en het leven ons te bieden hebben.

Download scriptie (708.9 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Guido Vanheeswijck