Duaal leren, een succesverhaal?

Flore
Claus

 

Begin 2015 had nog niemand van duaal leren gehoord. In  2020 is dit een aantrekkelijke opleidingsvorm waarbij de combinatie tussen leren en werken centraal staat. Hoewel duaal leren zijn eerste successen kent, hinkt de wetgeving achterop.

Duaal leren. What’s in a name?

image 489

Een korte spoedcursus voor  wie duaal leren geen belletje doet rinkelen. Dit is een leervorm waarbij leren en werken worden gecombineerd. Niets nieuws onder de zon? Integendeel! Bij duaal leren wordt op een innovatieve manier samengewerkt tussen de onderneming, de opleidingsverstrekker en de jongere. Samen sluiten zij een stageovereenkomst alternerende opleiding  (SAO) of een overeenkomst alternerende opleiding (OAO) afhankelijk van het wekelijks aantal uren op de werkplek.

Duaal leren creëert een win-winsituatie voor alle partijen. De jongere krijgt meer leerkansen, de onderneming profiteert van het leerrendement van de jongere en de school kan een deel van de opleiding aan de werkplek toevertrouwen. Deze nieuwe wind in het onderwijslandschap vraagt om een ondersteunend wettelijk kader. Dankzij de proefprojecten werden reeds enkele belangrijke stappen gezet, maar er is nog werk aan de winkel.

Op weg naar een verfijnd statuut? Vijf lessen voor de toekomst.

 image 488

De masterproef richt zich niet alleen op de theorie maar hecht ook veel waarde aan de praktijk. De getuigenissen van de proefprojecten, de bestaande wetgeving, de diepte-interviews met SYNTRA Vlaanderen, de VLOR, de SERV en het kabinet Werk van minister Crevits dienen als input. Onder het motto ‘gluren bij de buren’ worden ook de bestaande vormen van duaal leren in Europa onder de loep genomen ter inspiratie. Dit  onderzoek wordt samengevat in vijf lessen voor de toekomst.

  1. De SAO en OAO: een noodzakelijk onderscheid?

“Sinds 2015 hebben wij gewaarschuwd voor het gebrek aan verschil tussen de SAO en de stage. Nu na 4 jaar zijn wij nog steeds dezelfde mening toegedaan.”

Bij het ontwerp van duaal leren koos men voor twee verschillende overeenkomsten, ieder met hun eigen insteek. De SAO legt meer de nadruk op het opdoen van ervaring in de praktijk in combinatie met een zwaardere theoretische opleiding op school. De OAO daarentegen kiest voor een intensieve werkplekcomponent: de jongere moet minstens 20 uur op de werkplek aanwezig zijn.

Maar de uitwerking beantwoordt niet aan het originele idee. De verschillen tussen beide overeenkomsten over arbeidsongevallen, de schoolvakantie en het vakantiewerk werden weggewerkt, alleen de leervergoeding en de federale definitie “alternerend leren” creëert een kloof tussen beide overeenkomsten.

Over de nood aan twee overeenkomsten zijn de meningen verdeeld. Critici kiezen voor een duidelijke splitsing tussen de stage en de overeenkomst alternerende opleiding en willen graag een streep trekken door de stageovereenkomst alternerende opleiding.

Anderen zien er wel het nut van in. Ten eerste is duaal leren niet hetzelfde als een stage: de nadruk ligt op leren op de werkplek en niet toepassen van wat men op school leert. Ten tweede heeft men hierover een consensus bereikt na lang onderhandelen en houdt men voet bij stuk. Over één iets zijn beide tegenpolen het wel eens: er is nood aan een duidelijke begrenzing voor wat duaal leren staat.

  1. Versterk de communicatie tussen federaal en regionaal niveau.

“Een gedeelde verantwoordelijkheid om de jongere te verzekeren klinkt als muziek in de oren, maar blijft een verre toekomstdroom.”

Een gebrekkige communicatie tussen beide niveaus zorgt voor onnodige struikelblokken. Over de verzekeringsplicht wordt al enige tijd gemord. Bouwondernemingen moeten leerlingen met een OAO op eindreis verzekeren. Scholen staan in voor de verzekering van alle leerlingen met een stageovereenkomst alternerend opleiding. Dat houdt ook de werkplek in, ongeacht of het een kinderdagverblijf of een metaalverwerkend bedrijf is. Een vraag tot tussenkomst van het federaal niveau bleef (nog) onbeantwoord.

  1. Let op het welzijn van de jongere!

“Het gebrek aan sluitende controle leidt tot aftasten van de grenzen.”

Uit de getuigenissen van de proefprojecten blijkt dat de regels rond arbeidstijd en arbeidsveiligheid onvoldoende worden nageleefd.  Tijdens de interviews benadrukt men de verantwoordelijkheid van de jongere zelf. Maar stel jezelf eens in de schoenen van een 16-jarige. Wanneer niemand op het werk veiligheidsschoenen aandoet, zou jij het wel doen? Wanneer de onderneming aangeeft dat je langer moet blijven, zou jij hier tegenin gaan? Er is nood aan betere sensibilisering om deze twee werkpunten meer onder de aandacht van de onderneming te brengen.

  1. Creëer duaal leren op maat van de Vlaamse ondernemers.

KMO’s hebben niet de middelen om een mentor minstens 14 uur per week de jongere te laten begeleiden.”

Duitsland richt zich op multinationals, Finland zet in op de betrokkenheid van KMO’s. In België zijn 95% van het totaal aantal ondernemers KMO’s. Zij vragen naar meer flexibiliteit om hun gebrek aan tijd of middelen tegemoet te komen. Wettelijk omkaderde samenwerkingsvormen zou een deel van hun zorgen wegnemen.

  1. Investeer in het potentieel op sectoraal niveau.

“De sectoren staan in nauw contact met hun ondernemingen en tonen hen het belang om een arbeidsveilige omgeving te creëren voor de jongere.”

Bij de start van duaal leren is gekozen voor een beperkte rol voor sectoren. Sectoren kunnen wel ondersteunen door sectorale partnerschappen die enkele taken overnemen van het Vlaams Partnerschap duaal leren. Maar er zit meer muziek in het sectoraal niveau. De nauwe band met bedrijven kan op twee manieren benut worden. Ten eerste kunnen de sectoren meer inzetten op het welzijn van de jongere op het werk. Ten tweede is het interessant om een deel van de financiering in sectorale handen te geven. De bouwsector kan nood hebben aan een opleidingscentrum waar gezamenlijk bepaalde apparatuur kan aangekocht worden, een bakker aan een financieel duwtje in de rug om aan de RSZ-verplichtingen van de jongere te voldoen.

Duaal leren, een springplank naar levenslang leren?

image-20201004184615-2

Duaal leren zorgt voor een nieuw elan in het onderwijs. Waarom zou niet iedere 16 tot 64-jarige de mogelijkheid krijgen om een duale opleiding te volgen? Alleen is de zoektocht naar een passende arbeidsrechtelijke omkadering nog lang. Wat met de anciënniteit? Geldt het ook voor een zelfstandige of een ambtenaar? En telt het mee voor het pensioen? Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Download scriptie (1.84 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. dr. Patrick Humblet