België had sleutelrol in historische NAVO-beslissing

Bas
Spliet

 

De Belgische regering-Martens I speelde een doorslaggevende rol in het Dubbelbesluit van 1979, dat heeft historisch onderzoek aan de Universiteit Gent uitgewezen. De ‘rakettencrisis’, die op deze NAVO-beslissing volgde, mondde uit in de installatie van Amerikaanse kernraketten op Belgisch grondgebied in 1985.

 

Voldongen feit

Het is ochtend, 12 december 1979. De ministers van Landsverdediging en Buitenlandse Zaken van Belgiës bondgenoten bevinden zich in Brussel voor de halfjaarlijkse NAVO-top. Later die dag zouden ze het licht op groen zetten voor de invoering van 572 hoogtechnologische kernraketten. Eenmaal opgesteld, hadden deze de capaciteit om naast de Warschaupactlanden ook delen van de Sovjet-Unie te treffen vanuit vijf West-Europese lidstaten – waaronder België.

Diezelfde ochtend gelooft Karel Van Miert, de voorzitter van regeringspartij BSP, echter nog dat de top unilateraal door België zal worden onderbroken als minister van Buitenlandse Zaken Henri Simonet (PS) geen steun verwierf voor een uitstel van zes maanden op de NAVO-beslissing. Deze belofte zouden de Vlaamse socialisten de dag voorheen hebben verkregen in het kernkabinet. Een dergelijk uitstel moest het bondgenootschap de tijd geven om de mogelijkheid tot wapenbeheersingsonderhandelingen met de Sovjets af te tasten.

Nu vertelt eerste minister Wilfried Martens (CVP) echter aan Van Miert dat België geïsoleerd staat binnen de NAVO. Een onderbreking van de top was uit den boze, aldus Martens. Er was geen andere keuze dan het aanvaarden van het kernwapenprogramma. Aangezien een meerderheid van het partijbureau van de BSP een regeringscrisis niet zag zitten, gaven de Vlaamse socialisten ten lange lesten in de vroege namiddag hun goedkeuring. Vervolgens volgden de finale regeringsbeslissing, de bekrachtiging van het Dubbelbesluit op de NAVO-top en een vertrouwenskwestie in de Kamer elkaar in razendsnel tempo op. Aldus werd het verzet tegen de kruisraketten in de kiem gesmoord en het parlement voor een voldongen feit geplaatst.

Cartoon van de Vlaamse socialisten uit 1985 (c) Amsab-ISG

 

Grenzen van de parlementaire democratie

De inkt op het Dubbelbesluit was nog niet droog toen het duidelijk begon te worden dat België eigenlijk niet geïsoleerd was. In zijn memoires gaf Simonet toe dat een ‘front van kleine landen’ de beslissing had kunnen bevriezen. Nederlandse, Deense en Noorse collega’s hadden zich immers ontvankelijk verklaard om wapenbeheersing eerst een kans te geven. Pas nadat de Sovjets niet op een wapenbeheersingsvoorstel zouden toehappen, moest de NAVO een eenduidig en finaal besluit treffen.

In de plaats vertelde Simonet zijn tegenhangers dat België het Dubbelbesluit zou aanvaarden. Op het thuisfront beweerde hij dan weer dat België alleen stond met haar voorstel tot uitstel. BSP-volksvertegenwoordiger Louis Tobback noemde dit later cynisch bedrog, Van Miert een grove leugen. Emeritus professor Rik Coolsaet, die enkele jaren later betrokken geraakte bij het defensiebeleid van de BSP, was meer bescheiden en bestempelde Simonets maneuver als een dubbelspel.

Het masterproefonderzoek van historicus Bas Spliet demonstreert echter dat Simonets dubbelspel onderdeel was van een bredere depolitiseringsstrategie van de regering. In de maanden voorafgaand aan de NAVO-top weigerde de regering immers steevast een standpunt in te nemen, zodat een Kamerdebat kon worden vermeden. Handgeschreven nota’s leren ons bovendien dat Martens met de Nederlands minister-president Dries van Agt op 4 december overeenkwam om ‘wederzijdse negatieve beïnvloeding’ te verhinderen. In beide landen was een meerderheid van de bevolking immers tegen het kernwapenprogramma gekant. Het feit dat Nederland en België zich toch bij het Dubbelbesluit aansloten (zij het elk met een soort voorbehoud op stationering in eigen land) legt de grenzen van de parlementaire democratie bloot.

 

Een sleutelrol voor België

Uit de studie kunnen naast binnenlandspolitieke bevindingen ook conclusies over het Belgische defensie- en buitenlands beleid getrokken worden. De som van de standpunten van de zwaargewichten in de NAVO zorgde ervoor dat België in een sleutelpositie terechtkwam. De Verenigde Staten wensten niet langer de boeman van de vredesbeweging te zijn en eisten een openbare West-Europese vraag naar de nieuwe generatie kernwapens. West-Duitsland stelde haar grondgebied open, maar eiste op zijn beurt dat de stationeringslast door minstens twee andere continentaal-Europese lidstaten zou worden gedeeld.

Naast het Verenigd Koninkrijk werd de deelname van Italië in oktober in de wacht gesleept. Om aan de West-Duitse eis te voldoen, moest Den Haag óf Brussel echter ook toezeggen. Brussel zat daarvoor in betere papieren dan Den Haag. Het parlementair verzet tegen de kruisraketten was immers meer uitgesproken in Nederland, waar het voortbestaan van het kabinet-Van Agt I maandenlang aan een zijden draadje hing.

Hierdoor trachtte de Nederlandse regering meermaals het Dubbelbesluit om te vormen in de richting van een beslissing die meer ruimte zou bieden voor wapenbeheersing. De traditionele defensie-elite in België, die dankzij de depolitisering van het besluitvormingsproces een monopolie had op het regeringsdossier tot aan de vooravond van het Dubbelbesluit, droegen bij aan het verslagen van deze Nederlandse voorstellen. Niet België, maar Nederland stond dus geïsoleerd. In onderlinge communicatie crediteerden West-Duitse diplomaten België er immers mee ‘het georkestreerde isolement’ van de Nederlanders mee in de hand te hebben gewerkt.

Affiche voor de grootste demonstratie tegen kernwapens in België, die 400.000 betogers naar Brussel trok (c) Amsab-ISG

Een unicum in de geschiedenis?

Kortom, het beleid van de Belgische regering slaagde erin de binnenlandse oppositie in te dammen en op die manier frontvorming van kleinere NAVO-lidstaten tegen het Dubbelbesluit te beletten. Het behoudsgezinde en elitaire besluitvormingsproces in België was daarom een noodzakelijke voorwaarde voor het Dubbelbesluit als dusdanig, zo besluit het onderzoek.

Spliets onderzoek toonde voorts aan dat de terughoudende Nederlandse en Belgische opstelling in het kader van een gelijkaardig constellatie van internationale standpunten in 1978 de Amerikaanse president Jimmy Carter ertoe had bewogen om de productie van een ander tactisch kernwapen, de zogenaamde ‘neutronenbom’, op te schorten. Verder onderzoek kan uitwijzen of de onderzoeksperiode, die afgebakend was van 1977 tot 1979, een unicum vormde in de geschiedenis. Spliet wijst op de periode van de rakettencrisis, die in de jaren 80 door het land woedde, om zijn bevindingen over het Belgische defensie- en buitenlands beleid verder te onderzoeken.

Download scriptie (1.88 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Rudi Van Doorslaer