"Zelfstandige worden. Challenge accepted?"

Charlotte
Pauwels-Devillé

Foto door cottonbro via PexelsZelfstandigen. Iedereen heeft er wel zijn mening over. De ene ziet ze als diegene die het geld binnenrijven, de andere als een vergeten groep binnen de sociale zekerheid. Het is maar aan wie u het vraagt. De COVID-19 crisis legde de pijnpunten in de sociale zekerheid nogmaals feilloos bloot. Dit artikel probeert een beeld te schetsten van de situatie voor COVID-19 op basis van gevoerd onderzoek. Meer bepaald belicht dit artikel de arbeidsongevallen, het overbruggingsrecht, de pensioenen en de financiering van de sociale zekerheid voor zelfstandigen. Dus, hoe zit dat nu écht met de sociale zekerheid voor zelfstandigen?

Door Charlotte Pauwels-Devillé

Het ene been is het andere niet                     

Net zoals een werknemer moet een zelfstandige sociale bijdragen betalen, zij het dat zowel de berekeningswijze als de bijdrageheffing verschillend zijn. De sociale bescherming tussen zelfstandigen en werknemers varieert op verscheidene vlakken. Neem nu het voorbeeld dat wanneer u tijdens het werk voor uw werkgever een been breekt, dan voorziet de sociale zekerheid erin dat u niet zonder loon valt en de financiële ademruimte heeft om thuis te herstellen. Voor de zelfstandigen voorziet de sociale zekerheid niet in zo’n vangnet wanneer deze tijdens de uitvoering van zijn werk een been breekt. Hiervoor doet men dan een beroep op het algemeen stelsel van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen dat aanmerkelijk minder rechten creëert. Uit onderzoek blijkt ook dat het bedrag van deze uitkering aanzienlijk lager is voor zelfstandigen dan voor werknemers.

Vrijheid heeft een prijs

De grootste motivatie om zelfstandige te worden is ongetwijfeld de ondernemersvrijheid. Maar wie vrijheid zegt, zegt risico’s. Een ontslagen werknemer kan een beroep doen op een werkloosheidsuitkering. Bij zelfstandigen liggen de zaken iets anders. Pas als deze laatste in aanmerking komt voor een van de vier gevallen van stopzetting van zijn arbeid, zal hij gerechtigd zijn op een overbruggingsuitkering. Zeg maar een werkloosheidsuitkering voor zelfstandigen. Deze uitkering is, in tegenstelling tot de werkloosheidsuitkering voor werknemers, niet onbeperkt in tijd en doet dienst als een krediet gedurende de loopbaan. Eens u gedurende maximaal twaalf maanden een beroep hierop heeft gedaan, sluit onherroepelijk het recht op zo’n uitkering. Bovendien wordt het overbruggingsrecht slechts onder naleving van strenge voorwaarden toegekend.

De overbruggingsuitkering is een vaste geldsom van € 1317,52  dat voor iedere zelfstandige gelijk is en die dus geen rekening houdt met hoeveel u maandelijks normaal verdiende. U ontvangt alleen een hogere uitkering als u een gezin heeft. Het pensioen daarentegen, is de enige uitkering dat berekend wordt op basis van hoeveel de zelfstandige verdiende in de laatste periode van zijn loopbaan.

Een appeltje voor de dorst?

Ja maar, hoor ik u denken, de zelfstandigen krijgen toch ook nog een pensioen? Inderdaad. De Belgische sociale zekerheid kent een pensioen toe aan zelfstandigen. Net zoals werknemers krijgen ze een volledig pensioen nadat ze kunnen aantonen 45 jaar werkelijk gewerkt te hebben. Alleen weet iedereen dat loopbanen veel flexibeler zijn geworden. De ene dag kan u nog ambtenaar zijn, en de volgende dag bent u al een eigen onderneming gestart als zelfstandige. Op dat moment dreigt het risico dat de jaren die u gewerkt heeft als ambtenaar en als zelfstandige samen, niet in aanmerking komen om te voldoen aan het minimumaantal loopbaanjaren voor het minimumpensioen. U zal dus moeten nagaan of u afzonderlijk voor een van de stelsels in aanmerking komt om een minimumpensioen te ontvangen.

Voor die gevallen waar u recht heeft op een pensioen, kan het pensioenbedrag aardig tegenvallen nadat een correctiecoëfficiënt werd toegepast op dit bedrag. De bedoeling hiervan was om de pensioenuitgaven voor zelfstandigen af te remmen in verhouding tot hun bijdrage aan de sociale zekerheid, maar is ook meteen de hoofdreden waarom de pensioenen zo laag zijn. Dit wordt ook door de Commissie voor Pensioenhervorming erkend. Zo bedroeg een gemiddeld zelfstandigenpensioen in 2019 € 911 ten opzichte van € 1267 bij werknemers. Uit statistieken blijkt ook dat zelfstandigen in verhouding vaker een beroep moeten doen op tussenkomst van het OCMW ten opzichte van werknemers. De huidige regering maakt er althans werk van om de pensioenen voor zelfstandigen op te krikken door in mei 2021 een wetsontwerp goed te keuren over de afschaffing van de coëfficiënt voor de toekomstige loopbaanjaren.

Te veel of te weinig?

In 2019 waren er zo’n 1 145 015 landgenoten actief als zelfstandige. Hun gemiddelde beroepsinkomen in 2019 bedroeg zo’n € 21 947,28. Uit onderzoek naar de sociale zekerheid voor zelfstandigen blijkt dat de sociale uitkeringen die ze ontvangen voor zo’n 6 op 10 van hen voldoende hoog zijn in verhouding tot hun beroepsinkomen. Toch belet dit nog altijd niet het blootstellen van zelfstandigen aan het armoederisico tijdens een periode waarin ze zo’n uitkering genieten. Een andere vaststelling is dat bijna 3 op de 10 zelfstandigen onmogelijk in hun levensbehoeften kunnen voorzien wanneer ze hun werk moeten stopzetten na een intredend sociaal risico. Bovendien brengt steun van het OCMW niet altijd genoegdoening omdat deze niet mag worden gebruikt voor het afbetalen van commerciële schulden. Men kan dus besluiten dat de uitkeringen die zelfstandigen ontvangen, niet voor iedereen hoog genoeg zijn.

Uitdagingen voor de toekomst

Algemeen genomen stel ik vast dat het niveau van sociale bescherming voor zelfstandigen lager is dan deze waartoe werknemers gerechtigd zijn. Toch is het niet vanzelfsprekend om de zelfstandigenuitkeringen op te trekken door het gebruikte bijdragemodel voor zelfstandigen in België. Door het niet hanteren van het principe “sterkste schouders, zwaarste lasten”, staan de bijdragen namelijk vaak niet in verhouding tot de draagkracht van de zelfstandigen. Immers, hoe hoger het inkomen van de zelfstandige is, hoe lager het bijdragepercentage zal zijn. Daarnaast loopt de overheid bijdragen mis door de veelgebruikte praktijk om activiteiten onder te brengen in vennootschappen.

Uit statistische gegevens blijkt ook dat het aandeel van de overheid in de financiering van de sociale zekerheid voor zelfstandigen stijgt. Met het oog op de betaalbaarheid en de haalbaarheid hiervan op langere termijn, lijkt zich een bijdrageverhoging op te dringen voor die zelfstandigen met hogere beroepsinkomsten. Ongetwijfeld nog veel voer voor verdere discussie.

 

Download scriptie (1.47 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. Dr. Guido Van Limberghen