Nu we hier toch zijn

Luna
Terkessidis

 

In den beginne

Na een halfjaar stage te lopen op een psychiatrische vleugel in een gevangenis van België (voor de opleiding klinische psychologie), begon ik deze thesis. Het kan beschouwd worden als een verwerkingsproces van alle invloeden en prikkels die toen zo overvloedig aanwezig waren en waar 5 jaar studie mij bitter weinig op hadden voorbereid. Overvallen stond ik in de praktijk, tekortgeschoten door de reeds vergaarde kennis en verloren in mijn eigen denkwereld. De ongedwongenheid waarmee een handjevol therapeuten de vleugel hadden ingericht (binnen een gevangenis nota bene, één van de meest 'bevangen plaatsen' denkbaar), verwonderde me. Mijn begeleiders spraken in evidenties die glinsterden in hun eenvoud en juist daarom waren ze voor mij zo moeilijk te bevatten ('als psycholoog kan je niet te betrokken zijn, je kan enkel jezelf te veel betrekken', 'vertrek vanuit het moment, niets is belangrijker dan het hier en nu', 'doe niet te veel, anders hebben mensen te weinig ruimte om zelf dingen te doen', 'door jezelf te behandelen, kunnen anderen zichzelf behandelen', 'verwijzen naar derde punten brengt veiligheid' ...).

Institutionele Psychotherapie

Het onderwerp van de thesis, Institutionele Psychotherapie, werd al snel iets dat me zeer nauw aan het hart lag, al is het maar omdat het één van de bezielende pilaren is waarop mijn stageplek is gestut. Het gedachtegoed: het instituut is ziek en het is bijgevolg het instituut dat behandeld moet worden. De ziekte die elk instituut belaagt, is de vervreemding: het onvermogen om mensen in hun mens-zijn te ontvangen. Hiermee wordt erkend dat alles continu in een voortdurende dialoog ontstaat, en dat een instituut en zorgverlener hier niet los van staan, maar juist mee deel van uitmaken. Door zichzelf (als zorgverlener) en het instituut te verzorgen, laat men de ruimte voor mensen voor wie instituten zijn opgericht om voor zichzelf te zorgen. Niemand wordt nog gereduceerd tot een object van de geboden hulp. 



UGent

Institutionele Psychotherapie draait in essentie rond de ontmoeting. Een ontmoeting ontstaat in de verwondering, met een volgehouden openheid. Wanneer we verrast worden door het anders-zijn van anderen, het onvatbare van elke mens, en dit niet pogen te beteugelen tot iets verstaanbaar of behandelbaar. Eerder laten we het gedijen in het moment, zo ontvangen we. Zo ontmoeten we. Een scriptie aan de UGent (psychologie), beschouw ik als een beteugeling van de realiteit, als een verwoede poging om de chaos te structuren (waar deze in een ontmoeting eerder wordt aanvaard). Binnen de strikte regelgeving betreffende het opzet van de studie (abstract, inleiding, probleemstelling methode, resultaten, conclusie en discussie) tot en met de lay-out ervan, had ik het gevoel de ontmoeting ter plekke te begraven. Het schrijven van deze thesis ontpopte zich tot een innerlijke strijd, die zich al snel op den tonele van de masterproef uitvocht. Het Woord moest eraan geloven, want deze droeg een stollende hoedanigheid in zich, die altijd tekortdoet aan de chaotische en nooit stilstaande werkelijkheid. Het Weten sneuvelde, want dat was maar een menselijke poging om te kauwen op wat niet te verteren viel, de immense verstrengeling van alles. Ik stortte me in een filosofische leemte, die me opslokte tot ik zelf vervreemdde ten opzichte van de universiteit die in haar hooghartigheid onverschillig bleef over de strijd die was losgebarsten in mij naar aanleiding van mijn scriptie. Al gauw had ik het gevoel weggezet te worden als de moeilijke studente, en pijnlijk hard voelde ik aan hoe weinig men leek te beseffen dat ik het oprecht moeilijk had met wat ervan mij gevraagd werd. (De dialoog tussen mij en mijn eigen instituut werd blindelings verkast naar Onbestaande Oorden, terwijl dit het kloppende hart van mijn thesis was die ik aan het instituut wou schrijven; dat ik moeilijk deed lag louter aan mij en nooit aan wat het instituut mij oplegde.) 



De opstanding

Op het moment dat ik al het geloof was verloren, en ik er oprecht vanuit ging dat ik mijn thesis nooit geschreven ging krijgen (en mijn studie dan maar zonder diploma moest afronden), namen de therapeuten van mijn vorige stageplek me terug in huis (of beter gezegd gevangenis). Zo werd ik na meer dan een half jaar te vervreemden, eindelijk gehoord in mijn verlorenheid. Bij hun vond ik weer de essentie van mijn werk, de ontmoeting: het blijven openstaan, het blijven luisteren. Het Woord werd terug mijn kameraad waarlangs de ontmoeting kon waaien. Het Weten werd mijn kompaan, omdat in het hart van dit weten de onwetendheid klopte, de bewuste openheid. Ik had een manier gevonden om me te verhouden (tot mezelf, tot het unief): ik ging de universiteit in zijn opgedrongen protocol tegemoet komen, want enkel zo, ging ik mogelijks ontmoet worden. Wanneer ik hun taal zou leren spreken, misschien zou er dan wel geluisterd worden? 

De thesis

Voor deze thesis heb ik mijn oor te luisteren gelegd bij zes psychologen in verschillende instituten (school, gevangenis, psychiatrie). De hoop was om door een inkijk te bieden in de dagelijkse praktijk van Institutionele Psychotherapie, ook mensen te ontvangen die niet bekend zijn met dit denkkader. Dit is niet vanzelfsprekend want het betreft een manier van werken die continu ontstaat, ipv dat het bestaat. Het ontvangst van de eigenheid van iedere mens vraagt om een loslaten en het toelaten van een moment. Dit klinkt als zeer zweverige koek, maar het laat zich voelen en leven in de dagelijkse omgang met mensen. Om het uit de abstractie te halen en te laten bestaan in de velden van de ontmoeting waar men geraakt kan worden, werd geluisterd naar de verwezenlijking van Institutionele Psychotherapie in het dagelijkse leven. 



Mijn getuigschrift, het addendum

Aangezien ik het gevoel had mezelf en de ontmoeting grotendeels te verloochenen in wat ik schreef (gedwee luisterend naar het protocol en de begeleiders), voegde ik een addendum aan mijn scriptie toe. Deze riep ik (de wanhoop nabij) in het leven voor mijn eigen ademruimte, om alles te laten bestaan wat niet binnen het protocol kon bestaan. Om dit op een eerlijke manier aan te pakken, werd het mijn persoonlijk getuigschrift van alle ontmoetingen (met medemensen, met beelden, met gedichten) die mij mee vormden in mijn visie op de ontmoeting of die voor mij belangrijk waren in mijn proces om uiteindelijk toch deze scriptie te schrijven. 

De apotheose

Hoe is het nog verlopen tussen mij en het unief, is de dialoog weer geopend om vrijelijk te stromen naar iets gedeelds? Helaas, de apotheose van mijn scriptie is uitgedraaid op een pijnlijke sisser. Ik had de kans niet om mijn thesis mondeling te verdedigen (blijkbaar wordt er bij de psychologie niet geluisterd naar de studenten) en kreeg mijn feedback via luttele pagina's van online formulieren met voornamelijk wat bolletjes en enkele zinnen. De bolletjes waren niet allemaal ingekleurd en ook uit de zinnen sprak een desinteresse of een onbegrip voor wat ik geschreven had. In één van de feedbackformulieren werd gesteld dat meer conformisme gewenst was, hoewel ik een jaar lang met het gevoel leefde dat het conformisme was dat de ontmoeting verlamde. In een ander feedbackformulier werd gesteld dat ik fulmineerde op de wetenschap en UGent en soms minder subtiel ook op de begeleiders, hierna werd vermeld dat ik mijn begeleiders had vastgezet op een duale positie waardoor een ontmoeting werd uitgesloten. Mijn hart kromp ineen. In hun verwijt van fulmineren, fulmineerden zij (in mijn ogen) op die enkele pagina meer dan dat ik in 218 pagina's had gedaan. De dialoog die ik hoopte te verhelderen met mijn scriptie, tussen instituut en mens, werd geheel ontkend in deze feedback. Met een zwaar hart stuurde ik een mail naar mijn promotor die ik nog nooit gezien had of gehoord (enkel de begeleiders hadden me te woord gestaan als ik ernaar vroeg). Na meerdere assertieve mails heb ik uiteindelijk een online gesprek met hem gehad, een gesprek dat ik achteraf gezien liever niet had gehad. Ik voelde me meer vervreemden met elke seconde die het gesprek bleef duren. Wanneer ik hem vertelde over mijn ervaring aan de universiteit, hoe deze een pijnlijk vervreemdende werking op mij had gehad, werd geantwoord met argumenten van de universiteit. Het systeem werd als schild gebruikt om mij als mens met mijn bittere ervaring van het systeem buiten te houden. Oprecht hoop ik dat mijn promotor en begeleiders er niet in slaagden naar mij te luisteren door hun statuut van academicus (een studie moest op tafel gelegd worden, en het protocol strikt nageleefd), en dat wanneer zij psycholoog zijn zij wel kunnen luisteren naar wat er gezegd wordt. 



Ongehoord en vervreemd zwaai ik de UGent uit en vraag ik voor een laatste maal, durf plaats te laten om te denken. 

 

Vriendelijk gegroet, 

01511152 

(Luna Terkessidis)

Download scriptie (4.81 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Stijn Vanheule, Evi Verbeke, Abe Geldhof