'Omdat wij met de beat geboren zijn"

Ella
Martens

 

In deze scriptie ben ik op zoek gegaan naar de intermediale relatie tussen de jazzmuziek en de poëzie uit het tijdschrift Labris. Labris is een literair tijdschrift dat driemaandelijks werd uitgegeven, het bestond van 1962 tot 1973. In dit tijdschrift werden zowel de subjectieve als de objectieve poëzie vertegenwoordigd. Gemeenschappelijk bij alle redacteurs was de liefde voor de jazz. In deze scriptie heb ik de technieken onderzocht die de dichters aanwenden om de jazz in hun poëzie te integreren.

            Eerst en vooral bekeek ik de karakteristieken van de jazz en de freejazz van naderbij. Vervolgens besprak ik de intermediale relatie tussen muziek en literatuur en de hiermee gepaard gaande problemen. Ik ben op zoek gegaan naar mogelijke vertalingen in poëzie van muzikale kenmerken zoals ritme, dissonantie en improvisatie. Vooral de improvisatie is moeilijk te vertalen naar poëzie, omdat het momentane aspect verloren gaat. De Labris-dichters hebben allerlei technieken gevonden om een improvisatorisch effect te creëren. Zo gingen ze onder andere associatief schrijven, neologismen introduceren, verschillende talen door elkaar haspelen en een alternatieve spelling gebruiken.

            Aan jazz en zeker aan freejazzz is ook steeds een revolterend karakter toegekend; het was de muziek van de zwarten die zich via hun muziek afzetten tegen de blanken en de rassendiscriminatie. Ook deze woede komt in Labris naar voren. Dichters gaan zich bijvoorbeeld afzetten tegen de preutse maatschappij door vulgaire en seksueel getinte woorden te gebruiken. Ook in de poëticale teksten schemert steeds een links politiek standpunt door, ondanks het autonomieprincipe waar de redactie zich aan meent te houden.

            De Labris-dichters gingen heel ver in hun experiment en in de navolging van de jazzz. Zo publiceerden zes dichters in 1964 het groepsgedicht Labris-suite. Dit is een zesendertig pagina’s tellend gedicht dat uit drie delen bestaat en waarin de dichters elkaar soms om de versregel afwisselen. Ze reageren, net als musici, voortdurend op elkaars vorige regels. Ook al blijft dit experiment gebonden aan het papier en zal het nooit zo vloeiend klinken als jazzmuziek, toch is deze Labris-suite een zeer verdienstelijke poging om jazz te introduceren in poëzie.

            Naast de versinterne analyse heb ik ook een versexterne poëtica van het tijdschrift opgesteld. Vooral de jazzopvattingen leken mij interessant voor mijn onderzoek. Uit de poëticale teksten bleek vooral dat de dichters streefden naar een nieuw soort jazzpoëzie, waarbij de jazz evenveel aanwezig zou zijn als de poëzie. Het zou dan gaan om performances, waarbij dichters en muzikanten samen improviseren en op elkaar reageren. Eén keer, in het jaar 1969, werd ook werkelijk een poëzieavond georganiseerd. Helaas overspeelden de muzikanten de dichters en bleek de avond niet echt een succes. Andere performances werden niet gehouden, dit had te maken met het bewegingsabsenteïsme van het tijdschrift.

            Uit zowel de vormelijke als uit de inhoudelijke analyse van de gedichten is gebleken dat de Labris-dichters hun gedichten jazz wilden doen uitademen. Het resultaat is een tijdschrift waarin het doorgedreven experiment vigeert. De gedichten zijn door de improvisatietechnieken vaak heel complex en hermetisch. Ook hiervoor is een parallel terug te vinden in de jazz. Freejazz wilde namelijk de rasmuzikanten van de amateurs onderscheiden. Dit deden ze door het tempo op te drijven, door lange en complexe zinnen te spelen, door snel te wisselen van solist en door vooropgestelde regels te laten varen. De muziek kreeg daarom vaak een elitair karakter. Ook bij Labris wordt dat effect opgewekt, de gedichten die de dichters schrijven zijn allesbehalve toegankelijk.

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2013
Kernwoorden