'Onder dwang toe te dienen: 1/2 l melk, 2 eieren, 10 st. suiker.'

Ayfer
Erkul

Tijdens het interbellum waren er tientallen hongerstakingen in Belgische gevangenissen. Uit de archieven van de gevangenissen van Vorst en Sint-Gillis blijkt dat hongerstakende gedetineerden systematisch rectale dwangvoeding toegediend kregen. Om hun gezondheid te vrijwaren, maar vaak ook om hun verzet te breken.

Toen Louis Lauwers op 29 juli 1938 na tien dagen hongerstaking nog steeds weigerde te eten, vroeg de gevangenisarts aan de verplegers hem onder dwang te voeden. Met gebruik van geweld indien nodig. Die avond kreeg Lauwers een lavement toegediend: een mengsel van twee liter melk en acht klontjes suiker dat rectaal bij hem werd ingebracht. Lauwers was op dat moment elf dagen in hongerstaking. Drie dagen en drie lavementen later zou hij zijn hongerstaking opgeven.

Het interbellum was de beginperiode van de hongerstakingen in Belgische gevangenissen. De Britse Suffragettes hadden net voordien met hun hongerstakingen –en de dwangvoeding die ze kregen- deze vorm van verzet wereldwijd bekendheid gegeven. In navolging van hen gingen in de jaren twintig de Ierse Republikeinen in hongerstaking. Die acties kregen brede belangstelling in Belgische kranten. Ook in België werd vanaf dan steeds vaker overgegaan tot dit type van protest.

Lichaam als verzet

Een hongerstaking is een individuele verzetsvorm waarin het lichaam een wapen wordt van protest, een communicatiemiddel van het ondergane leed én het verzet tegen de omstandigheden waarin dat leed tot stand kwam. Er is relatief weinig onderzoek naar hongerstakingen in het algemeen en naar deze in gevangenissen in het bijzonder. In België is er geen studie die het fenomeen belicht. Toch zijn er ook in ons land verschillende hongerstakingen geweest die dagenlang in het nieuws kwamen. Denk bijvoorbeeld aan de honderden Afghaanse asielzoekers die in 2003 drie weken lang een collectieve hongerstaking deden in de kerk van Elsene. Of de twintig uitgeprocedeerden die in 2012 na 102 dagen stopten met hun hongerstaking in gebouwen van de VUB. Wat hongerstakingen in gevangenissen betreft, zijn we onder meer op de hoogte van deze van Farid –‘le Fou’- Bouhammad.

Dit onderzoek, dat een eerste studie is naar hongerstakingen in België, gaat over verzet en over macht, over hoe in de disciplinerende instellingen die gevangenissen zijn gedetineerden hun lichaam gebruiken om te protesteren. De studie buigt zich over de hongerstakingen die tussen de twee wereldoorlogen in de gevangenissen van Vorst en Sint-Gillis werden gehouden. Specifiek gaat het over het verzet in de psychiatrische afdeling van Vorst waar hongerstakers uit de twee gevangenissen terecht kwamen en er dwangvoeding kregen. Het ging vooral om veroordeelde dieven, oplichters en fraudeurs die hun onschuld volhielden of meer bezoekrecht eisten.

De gevangenen op de psychiatrische afdeling van Vorst werden dag en nacht in de gaten gehouden. Verplegers noteerden minutieus wat en hoeveel een gedetineerde at, of hij rustig was geweest die dag (of net niet) en welke medicijnen hij kreeg toegediend. Bij een hongerstaker stond er of hij al dan niet dwangvoeding moest krijgen. Die strikte notities over en bewaking van iedere gevangene pasten in de geest van Louis Vervaecks werk. De Brusselse arts Vervaeck was de grondlegger van de criminele antropologie in België en streefde naar een uiterst precies classificatiesysteem voor gevangenen. Met dat doel werd onder zijn verantwoordelijkheid in iedere Belgische gevangenis een antropologisch laboratorium ingericht, ook in Vorst en Sint-Gillis. De psychiatrische afdeling van Vorst vormde daar een onderdeel van.

 

Rectale dwangvoeding

Dwangvoeding was in deze psychiatrische afdeling een poging van de gevangenisautoriteiten om de gezondheid van de gedetineerde te beschermen. Maar in een groot aantal gevallen is duidelijk dat de praktijk ook werd gebruikt om het verzet van gevangenen te breken. Dat daarbij rectale dwangvoeding werd gebruikt, in plaats van de toen ‘populaire’ maag- of neussonde die vooral bij Suffragettes en Ierse Republikeinen, versterkt deze these. De opluchting wanneer een hongerstaking, die beschouwd werd als een verstoring van de dagelijkse gang van zaken, werd beëindigd, staat duidelijk in de afdelingsdagboeken van de verplegers te lezen. Bij Louis Lauwers, die zijn hongerstaking na drie lavementen beëindigde, schreef de verpleger dat hij kalm en redelijk was geworden. Hij had ook “l’air agréable, serviable”. Over Raymond Stechele, die in 1937 elf dagen in hongerstaking ging, staat in het verplegersdagboek dat hij na de dwangvoeding van een halve liter melk terug ging eten en “plus convenable” was.

Sommige gevangenen werden tot drie keer per dag, en dit dagenlang, op deze brutale manier gevoed. In sommige gevallen zelfs al na enkele dagen hongerstaking, wanneer hun gezondheid nog helemaal geen gevaar liep.

Nu zou rectale dwangvoeding als foltering worden bestempeld, destijds was de praktijk aanvaard. Meer nog: men vond het vanzelfsprekend dat er onder dwang eten werd toegediend aan gevangenen. Immers, zo leert onderzoek van kranten uit die periode, men was overtuigd dat deze mensen niet goed snik waren. Uit de persartikels rond hongerstakingen blijkt dat het weigeren van voeding niet echt werd gezien als een verzetsmiddel maar door de overheid werd geframed als mentale ziekte. Die framing werd overgenomen door de Belgische pers.

 

Geen politieke agenda

De hongerstakers in de gevangenis van Vorst en Sint-Gillis hadden, in tegenstelling tot de Suffragettes of  de Ierse Republikeinen, geen politieke agenda. Ze waren ook niet verbonden aan een organisatie buiten de gevangenis. In andere gevangenissen waren er wel hongerstakingen die vooral tegen het einde van het interbellum politiek gerecupereerd werden. Het ging daarbij vooral om dienstweigeraars die hun zaak breed uitgesmeerd zagen in de pers en die werden gesteund door socialistische of Vlaams-nationalistische partijen, of in sommige gevallen door beide.

Omdat hongerstakingen het lichaam als verzetsmiddel gebruiken zijn ze, net zoals bijvoorbeeld zelfverbrandingen, vaak zo moeilijk te begrijpen. Volgens sommige onderzoekers zijn hongerstakingen een vorm van niet-gewelddadig verzet, anderen bestempelen de aanval op het eigen lichaam net wel als gewelddadig. In ieder geval zijn hongerstakingen vaak een tactiek van de laatste toevlucht, een protest van iemand die niets anders beschikbaar heeft dan zijn lichaam om te protesteren. Socioloog Michael Biggs die de hongerstakingen van de Ierse Republikeinen bestudeerde, formuleert het zo: “With a hunger strike, the perpetrator is the victim: A threatens to kill A in order to force concessions.”

 

Download scriptie (18.55 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. dr. Peter Scholliers
Thema('s)