Onderzoek naar de invloed van parental mediation op het gamegedrag van kinderen jonger dan 12 jaar

Lode
Engels

Ouders zien nauw toe op het gamegedrag van hun kinderen

 

Games hebben de laatste jaren een fikse opmars gemaakt en zijn erg populair bij kinderen. Heel wat games bevatten echter inhoud die niet geschikt is voor kinderen waardoor ouders vrezen dat deze games een negatief effect kunnen hebben op de ontwikkeling van hun kinderen. Ouders hebben om die reden strategieën ontwikkeld om vat te krijgen op het gamegedrag van hun kinderen. Het geheel van deze strategieën wordt parental mediation genoemd.

In dit onderzoek werd de invloed van de ouders op het gamegedrag van hun kinderen geanalyseerd aan de hand van vragenlijsten en diepte-interviews bij zowel de ouders als de gamende kinderen van tien gezinnen.

Uit de resultaten van het onderzoek kunnen we opmaken dat ouders het gamegedrag van hun kinderen effectief nauwlettend controleren en vaak reguleren. Heel wat ouders zijn namelijk bevreesd voor de negatieve effecten die videogames teweeg kunnen brengen op het gedrag van hun kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dat ouders bevreesd zijn voor een achteruitgang van fysieke conditie, het verslavende effect dat games kunnen hebben, asociaal gedrag bij overmatig gamegebruik, nerveus gedrag tijdens het spelen van videogames en agressief gedrag door het spelen van videogames. Andere ouders zijn dan weer ongerust dat de hoeveelheid tijd dat kinderen videogames gaan spelen ten koste zal gaan van schoolwerk of andere ontspanningsactiviteiten. Toch staan bijna alle ouders het toe dat hun kinderen videogames spelen omdat ze vinden dat er ook positieve effecten verbonden zijn aan gamen. Heel wat respondenten halen aan dat videogames leiden tot een verhoogde computervaardigheid bij kinderen, dat ze een positief effect hebben of de reactiesnelheid en op fijne motoriek van de handen. Ouders vinden educatieve games, de zogenaamde serious games, een mooi initiatief en merken dat hun kinderen echt iets bijleren als ze deze games spelen. 

Vooral de tijdsduur wordt bij de meeste gezinnen beperkt. Het valt voor dat ouders vooraf een tijdsduurbeperking opleggen maar vaak gaan ouders ad hoc beslissen dat hun kinderen moeten stoppen. Bij kinderen die onbeperkt mogen gamen merken we dat ze meer gamen, maar eveneens dat ze veel tijd vrijmaken voor andere vrijetijdsbestedingen. Niet enkel de tijdsduur maar ook het tijdstip waarop kinderen mogen gamen wordt door ongeveer de helft van de ondervraagde ouders gereguleerd. Hun kinderen mogen op schooldagen minder of niet gamen in vergelijking met weekend- en vakantiedagen waar ze meer of wel mogen gamen.

Om de inhoud te reguleren bekijken heel wat ouders de gameratings en leeftijdslabels die op videogames staan. Zo willen ouders verhinderen dat hun kinderen videogames spelen waarvan de inhoud niet geschikt is voor hun leeftijd. De leeftijdslabels worden eveneens bekeken omdat ouders ondervinden dat games die voor oudere leeftijden geschikt zijn technisch te moeilijk zijn voor hun kinderen. Kinderen vragen wel naar de games maar het zijn steeds de ouders die beslissen. Gewelddadige games zijn niet toegestaan voor de leeftijdscategorie kinderen van zes tot twaalf jaar. Heel wat ouders vinden hun kinderen daar nog te jong voor en zijn bovendien bevreesd dat deze games invloed kunnen hebben op het gedrag van hun kinderen. De overgrote meerderheid van de ondervraagde kinderen voelt zich echter niet aangesproken tot games met geweld en kiest automatisch voor kindvriendelijke games.

We merken op dat meekijken of meespelen met de gamende kinderen heel wat minder vaak voorkomt dan bij televisiekijken. Als de ouders toch eens meespelen zijn het hoofdzakelijk de vaders die dit doen. Wanneer ouders toch meespelen of kijken terwijl hun kinderen games spelen, is dit niet omdat ze de game-inhoud willen controleren, maar wel omdat ze het gewoon leuk vinden om te doen. Ouders stellen dat de controlefunctie reeds werd uitgevoerd bij aankoop van de games. Heel wat ouders zijn bovendien meer bevreesd voor de inhoud die kinderen op het internet te zien krijgen dan voor de inhoud van videogames.

Kinderen kiezen meestal zelf de gametoestellen die ze graag zouden hebben. We merken dat Wii en Nintendo de grootste vertegenwoordiging kennen bij kinderen van zes tot twaalf jaar. PlayStation en Xbox zijn dan weer ondervertegenwoordigd. Hoewel sommige kinderen deze laatstgenoemde toestellen graag zouden bezitten opteren hun ouders toch eerder voor de eerstgenoemde toestellen omdat ze deze kindvriendelijker vinden. Ouders beslissen met andere woorden welke toestellen in huis komen. De plaats in huis die toestellen toegewezen krijgen is in de meeste gezinnen eveneens strikt gereguleerd. Ouders hebben graag controle op het gamegedrag van hun kinderen en plaatsen de toestellen om deze reden bewust op plaatsen waar veel controle mogelijk is.

Uit het onderzoek blijken de meeste ouders relatief tevreden te zijn over het gamegedrag van hun kinderen. De meeste kinderen kiezen spontaan voor kindvriendelijke inhoud waardoor ouders op dit vlak nauwelijks hoeven in te grijpen. Met betrekking tot tijdsduur en tijdstip grijpen ouders vaker in.

Enerzijds ondervinden kinderen het verslavende effect dat games op hen hebben aan den lijve, en willen ze dus meer gamen, terwijl ze anderzijds tevreden zijn dat hun ouders hen beschermen tegen dit verslavende effect zodat ze tijd hebben voor andere ontspanningsvormen. Bovendien zijn de meeste kinderen het eens met de regels die hun ouders opleggen en komt rebels gedrag niet vaak voor. Tegen de afspraken rond de inhoud van games wordt zelden tot nooit gezondigd. Wanneer kinderen tussen zes en twaalf jaar al rebels gedrag vertonen, zullen ze in de eerste plaats zondigen tegen de afspraken omtrent het tijdstip waarop gegamed mag worden en tegen de tijdsduurbeperking.

Ouders vinden het dus best oké dat hun kinderen games spelen zolang het binnen de opgelegde controlerende regels gebeurd en andere activiteiten niet verwaarloosd worden.

Download scriptie (2.08 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013
Promotor(en)
PROF. DR. JAN VAN LOOY
Thema('s)