Onderzoek naar het verhoogde zelfdodingsrisico bij holebi's en transgenderpersonen

Heiderike
Seynaeve
  • Jana
    Missiaen

ONDERZOEK NAAR HET VERHOOGDE ZELFDODINGSRISICO BIJ HOLEBI'S EN TRANSGENDERPERSONEN

door JANA MISSIAEN en HEIDERIKE SEYNAEVE

handjes



Reach out!

 

Met zo'n drie zelfdodingen per dag zit Vlaanderen anderhalf keer boven het Europese gemiddelde. Bij de Vlaamse LGBT-gemeenschap (lesbian, gay, bisexual and transgender) zijn de cijfers nog schrijnender. Maar hoe komt het dat holebi's en transgenders vaker nadenken over zelfdoding en ook vaker een zelfmoordpoging ondernemen? Wat zijn de factoren die hen kwetsbaarder maken voor het ontwikkelen van die suïcidale gedachten en gedrag? De resultaten van dit onderzoek zullen dienen als basis voor beleidsaanbevelingen in het Vlaamse suïcidepreventiebeleid.

 

Internationaal onderzoek toont aan dat holebi’s en/of transgenderpersonen kwetsbaar zijn voor suïcidaal gedrag. Vandaar dat het Vlaams Actieplan SuïcidePreventie (2012-2020) verwijst naar holebi's en transgenders als een bijzondere aandachtsgroep. In het academiejaar van 2015-2016 vond een onderzoek plaats aan de Universiteit Gent dat onderzocht wat de Vlaamse LGBT-populatie aanzet tot het ondernemen van een suïcidepoging. Vanuit voorgaande onderzoeken blijkt er nog een groot te kort te zijn aan identificatie van risico- en beschermende factoren bij deze specifieke doelgroep. In dit onderzoek werd getracht deze nood in te vullen.

Vanuit  de resultaten van dit onderzoek kan worden besloten dat ruim een vijfde van de deelnemende Vlaamse holebi's (22%)  reeds één of meerdere zelfmoordpogingen heeft ondernomen doorheen het leven. Bij de transgenderpersonen werd tot twee vijfde (38,7%) geconfronteerd met deze problematiek.

Bekende vlamingen

Om zoveel mogelijk participanten te engageren om deel te nemen werd een heuse promotiecampagne gelanceerd. Er werd onder andere een selfiecampagne opgericht waarbij bekende Vlamingen het onderzoek meer bekendheid boden. Deze promotiecampagne heeft geloond want in de periode van 1 september 2015 tot 29 februari 2016 namen 1.541 personen deel aan de studie.

Zeven verschillende onderwerpen kwamen aan bod zoals acceptatie; steun; homo- en/of transfobie; coping en het psychisch welbevinden, zodat een verscheidenheid aan data verzameld kon worden. Na het toepassen van de inclusiecriteria omvatte de steekproef 904 participanten. De holebigroep telde 656 participanten terwijl de transgendergroep uit 248 participanten bestond.

De resultaten tonen aan dat een passief reactiepatroon hanteren de opmerkelijkste risicofactor is op het ondernemen van één of meerdere zelfmoordpogingen bij holebi’s en/of transgenderpersonen. Een passief reactiepatroon wordt gekenmerkt door zich afhankelijk op te stellen en minder rekening te houden met de gevolgen van zijn of haar handelen. Wanneer passief gereageerd wordt hebben zowel holebi’s als transgenderpersonen anderhalf keer meer risico op het ondernemen van een suïcidepoging dan personen die hun problemen actief aanpakken.

Daarnaast is de reactie van de moeder op de geaardheid of genderidentiteit van hun kind ook een belangrijke risicofactor. Zo hebben holebi’s 2,5 keer en transgenderpersonen 5 keer meer kans op het ondernemen van een poging wanneer de moeder negatief reageert in vergelijking met personen waarvan hun moeder positief reageert.

Ten laatste hebben holebi's en/of transgenderpersonen die geconfronteerd worden met verschillende vormen van met homo- en/of transfobie meer risico op het ondernemen van een of meerdere zelfmoordpogingen doorheen het leven.

Tijdens de analyses werd extra aandacht gevestigd op eventuele geslachtsgebonden verschillen om in de toekomst gerichtere hulpverlening te kunnen bieden. Zo werden homo- en biseksuele mannen vergeleken met lesbische en biseksuele vrouwen. Ook bij transgenderpersonen werd nagegaan of er een geslachtsgebonden verschil te vinden was aan de hand van het geboortegeslacht. Uitgebreidere resultaten zijn steeds terug te vinden in het onderzoeksrapport.

Dankzij de verkregen informatie zijn nieuwe inzichten naar voren gekomen waarmee positieve evoluties te weeg gebracht kunnen worden in onze samenleving. Het bevorderen van constructieve copingvaardigheden is noodzakelijk om het psychisch welzijn te verbeteren. Verder is het onontbeerlijk om de maatschappij te sensibiliseren vanaf jonge leeftijd. De medewerking van scholen is hierbij cruciaal. Ten derde moet aandacht worden besteed aan een veilige omgeving. Aangezien er voor homofobie een strafverzwaring is voorzien, dient deze voor transfobie ook ingevoerd te worden. Daarnaast kunnen er ook protocols opgesteld worden over hoe holebi's en/of transgenderpersonen beschermd kunnen worden binnen een school- en/of werkomgeving. Ten slotte kan de overheid een ondersteunende rol op zich nemen om de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen te bevorderen. LGBT-verenigingen zijn hierbij een essentiële hulp in het detecteren, opvangen en ondersteunen van kwetsbaren.

Wie met vragen zit over zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de site www.zelfmoord1813.be

Download scriptie (3.04 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Gwendolyn Portzky, Joz Motmans en Eva Dumon