Ontwikkeling van genu varum bij voetbalspelers

Aad Gert
Dhollander Lippens

 

E. WITVROUW, L. DANNEELS, A. DHOLLANDER, G. LIPPENS.

 

Wie dagelijks met voetbal bezig is, zal het niet ontkennen: veel voetballers hebben O-benen.  Ook de mindere voetbalkenner ziet dat topvoetballers, zoals Rivaldo, Giggs,… O-benen hebben.  Wat velen veronderstellen, is nog nooit wetenschappelijk onderzocht. In de literatuur zijn er geen gegevens beschikbaar over de relatie tussen voetbal en O-benen (= genu varum).  Wetenschappelijke informatie over voetbal en in het bijzonder jeugdvoetbal is immers schaars.

 

Het onderzoek had 2 doelen:

Nagaan of voetballers meer O-benen hebben dan een normale populatie.

Indien ja,  kijken op welke leeftijd O-benen bij voetballers ontstaan.

 

Hiervoor werden 355 voetballers opgemeten.  De leeftijd varieerde van 7 tot 39 jaar.  Twee clubs uit eerste nationale namen deel aan het onderzoek.

De methode om O-benen vast te stellen is éénvoudig.  Men laat het te meten individu rechtopstaand, met de rug tegen een muur plaats nemen.  Men zorgt ervoor dat de benen aaneengesloten zijn.  Bij X-benen komen de knieën tegen elkaar en kan men een afstand tussen de enkels meten (= intermalleolaire afstand).  Bij O-benen is het net omgekeerd.  De enkels komen hier tegen elkaar en kan men alzo een afstand tussen de knieën meten (intercondylaire afstand). (zie figuur 1).

 

                                                                                                          Figuur 1.

 

De resultaten van deze metingen bevestigden ons vermoeden.  We zien bij voetballers veel meer O-benen optreden dan bij de normale populatie en dit voornamelijk vanaf de leeftijd van twaalf jaar.  Ook de grootte van O-benen is hoger bij voetballers in vergelijking met de normale populatie.  De sterkste toename in de grootte en het voorkomen van O-benen bij voetballers zien we tussen de leeftijd van 12 en 15 jaar. (zie figuur 2)

 

 

 



                        Figuur 2.  Hier zien we het voorkomen van O-benen of genu varum bij                                voetballers per leeftijd.  Zo kan je bijvoorbeeld zien dat bijna alle 17-                            jarigen O-benen hebben (97%).

 

Voor de ontwikkeling van O-benen (= genu varum) zijn er verschillende, mogelijke verklaringen.  Zoals hierboven beschreven, zien we bij voetballers een sterke genu varum ontwikkeling tussen 12 en 15 jaar.  Tijdens deze periode vindt bij de meeste jongens ook de groeispurt plaats, die een onderdeel is van de puberteit.  Tijdens de groeispurt is er een onevenwicht tussen de explosieve toename van de beenlengte en de minder snelle ontwikkeling van de spieren.  Door de grotere beenlengte kunnen er grotere krachten inwerken op het kniegewricht.  In de fysica spreekt men dan over een zogenaamde grotere lastarm.  De groeispurt is met andere woorden een delicate periode voor vervormingen van het skelet.

Een aantal aspecten van het voetbal kunnen mogelijks het kniegewricht in de O-stand dwingen tijdens de groeispurt.  Ten eerste, tijdens het voetballen zijn er veel richtingsveranderingen en zijwaartse bewegingen.  Uit ander onderzoek blijkt dat deze bewegingen grote drukken veroorzaken ter hoogte van de binnenzijde van de knie.  Hierdoor kan de groeischijf aan de binnenzijde van het onderbeen gehinderd worden, m.a.w. hij zal trager groeien.  Dit resulteert dan in een onevenwichtige werking van de binnenste en de buitenste groeischijf, waardoor het been naar de O-stand kan groeien.  Een tweede aspect is de invloed van de adductoren (= spieren ter hoogte van de binnenzijde van het bovenbeen) op de stand van het kniegewricht.  Een aantal van deze adductoren hechten aan op het onderbeen en kunnen dit naar binnen trekken.  De adductoren zijn sterk ontwikkeld bij voetballers en vaak ook te kort.  Ze worden gebruikt bij het sprinten en het trappen op een bal.  Normaal is er een evenwicht tussen de adductoren en de abductoren (= spieren ter hoogte van de buitenzijde van het bovenbeen).  Maar bij voetballers is het mogelijk dat er een onevenwicht optreedt tussen beide spiergroepen.  De adductoren zijn dan sterker dan de abductoren en kunnen hierdoor een verhoogde druk veroorzaken ter hoogte van de binnenzijde van de knie.

Wanneer men hierbij nog eens de fysieke activiteit van voetballers (zijwaartse bewegingen, trappen, sprinten, richtigsveranderingen,…) in rekening brengt, dan kan men besluiten dat de totale som van de inwerkende krachten vervormingen van het skelet tijdens de groeispurt in de hand kunnen werken.  Meer specifiek naar dit onderzoek kunnen er dus O-benen ontwikkeld worden.

Bovenstaande mechanismen gelden ook voor de periode na de groeispurt.  Een reeds aanwezige O-stand geeft aanleiding tot een verdere ontwikkeling van deze stand.

Wat zijn nu de gevolgen van O-benen?  O-benen kunnen vroegtijdige arthrose (= slijtage) van het kniegewricht in de hand werken.  Wat op termijn kan leiden tot een operatie waarbij het kniegewricht vervangen dient te worden door een prothese (= kunstgewricht).  Daarnaast is de kans groter op knieblessures, zoals bijvoorbeeld: meniscusletsels, kruisbandletsels,…

Deze gevolgen dient men toch enigszins ter relativeren.  De voordelen van sportbeoefening wegen niet op tegen de nadelen.  Maar mits enige preventieve maatregelen, kan men trachten de ontwikkeling van O-benen tegen te gaan.  Zo kan men enerzijds de adductoren stretchen en anderzijds de abductoren gaan versterken.  Deze krachttraining van de abductoren dient met een gestrekt been te gebeuren.  Om O-benen te voorkomen kan men reeds op jonge leeftijd het spieronevenwicht tegengaan door middel van een gecontroleerde krachttraining.

Tenslotte kan men stellen dat het onderzoek aangaande de relatie tussen voetbal en O-benen nog in z’n kinderschoenen staat.  Weinig gegevens omtrent dit verband zijn voorhanden in de literatuur.  In die zin is deze studie een pilootstudie om de relatie tussen voetbal en ontwikkeling van genu varum bloot te leggen.

 

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2002