De druk op ouders wordt steeds hoger, belang van preventieve gezins- en opvoedingsondersteuning

Yasmine
Espeel

Uitgeputte ouders

Parentale burn-out

Ouderschap...vaak denken mensen dat dit een roze wolk met zich meebrengt. Helaas ervaren niet alle ouders het ouderschap zo rooskleurig, want het is een belastende job die veel stressoren met zich meebrengt. Hoewel vele ouders relatief succesvol met deze stressoren omgaan, krijgen sommige ouders te maken met chronisch overweldigende stress, wat tot een parentale burn-out kan leiden. Deze stoornis kenmerkt zich door drie dimensies van gevoelens die erg dynamisch zijn. De ene dag kunnen ze meer aanwezig zijn dan de andere dag. De eerste dimensie betreft een intense uitputting, zowel fysiek als psychisch, gerelateerd aan het ouderschap. De tweede dimensie gaat over de emotionele afstand die ouders hebben tegenover hun kinderen, het zijn louter instrumentele of functionele interacties die ze nog hebben met hun kind. De derde dimensie omvat het verliezen van voldoening uit de ouderlijke rol. Deze dimensies staan in schril contrast met hoe de ouder zich vroeger voelde.

Recent werd aangetoond dat België wereldwijd tot de koplopers met de hoogste prevalentiecijfers zou behoren. Er heerst een enorme druk op ouders, waarbij het jonge onderzoeksveld van parentale burn-out zich voornamelijk focust op het individuele niveau van de ouder. Dit onderzoek heeft parentale burn-out en zijn prevalentie echter vanuit een ruimer perspectief bekeken, waarbij factoren vanuit de ruimere maatschappij ook in rekening werden gebracht.

Organisaties voor gezins- en opvoedingsondersteuning

Dit onderzoek had als doel om de huidige ouderlijke verantwoordelijkheden, zorgen en noden, alsook de maatschappelijke tendensen die een invloed uitoefenen op het ouderlijk welbevinden, in kaart te brengen en kritisch te bekijken. Hiervoor werden 21  interviews afgenomen bij medewerkers uit organisaties voor gezins- en opvoedingsondersteuning. De volgende organisaties werden bevraagd: CKG, Opvoedingswinkels, Huizen van het Kind, Eén gezin één plan en enkele specifieke organisaties die al dan niet gericht zijn op een specifieke doelgroep.

Uit de resultaten blijkt dat de organisaties het begrip 'parentale burn-out' niet voldoende kennen en vooral nadelen zien in de term, waardoor het voorlopig niet gebruikt wordt. Zo kan het begrip bijvoorbeeld schuld-inducerend overkomen of zouden ouders de term foutief aan zichzelf kunnen toeschrijven. Daarnaast wordt de hoge prevalentie van parentale burn-out weldegelijk opgemerkt in de praktijk en vermoedt men dat er een stijging heeft plaatsgevonden de laatste jaren. Verschillende tendensen uit de ruimere maatschappij zouden aan de oorzaak liggen hiervan, zoals de crisis in de kinderopvang, COVID-19, de digitale wereld, financiële moeilijkheden, onze individualistische maatschappij enzovoort. De organisaties proberen hierop een antwoord te bieden door te focussen op zelfzorg en het ondersteuningsnetwerk van ouders. Vooral dit laatste is belangrijk, want verschillende onderzoeken tonen aan het kunnen beroep doen op een netwerk positieve gevolgen heeft op het welbevinden van ouders, kinderen en de kwaliteit van de opvoeding. Bovendien zou het specifiek aan te raden zijn om te werken via praatgroepen, want het kunnen praten met andere ouders die lijden in de ouderschapsrol en niet oordelend, empathisch en authentiek luisteren, zou therapeutisch werken voor ouders met een parentale burn-out.

Knelpunten in het beleid

In het Decreet Preventieve Gezinsondersteuning zet men in op het preventieve aspect, waarbij het belangrijk is dat ouders ook al beroep mogen doen op gezins- en opvoedingsondersteuning nog voor ze bezorgdheden of problemen ervaren. Hiervoor legt men een grote verantwoordelijkheid bij de lokale initiatieven, waaronder zeker de Huizen van het Kind. In de praktijk wordt echter iets anders opgemerkt. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt namelijk dat veel ouders enkel naar de organisaties stappen indien ze daadwerkelijk bezorgd zijn of een probleem ervaren. Ouders komen dus amper tot nooit preventief informeren, wat nochtans wel is wat men beoogt te realiseren. De medewerkers uit de voorzieningen gaven bovendien aan dat het beleid liever investeert in het opstarten van nieuwe initiatieven in plaats van bestaande initiatieven, zoals onder andere de bevraagde organisaties van dit onderzoek. Hierdoor worden veel vragen en noden gezien waar ze niet op kunnen inzetten, wegens een tekort aan middelen. Ouders moeten bijgevolg soms lang wachten op ondersteuning, waardoor de situatie kan escaleren, terwijl er volgens de medewerkers vaak al (te) lang gewacht wordt om hulp te zoeken. Eén gezin één plan wordt wel gezien als een goede tussenoplossing vanuit het beleid, maar ook voor meer intensieve ondersteuningsvormen lopen ouders nog steeds tegen wachtlijsten aan. Dit kan echter deels voorkomen worden door in te zetten op het preventieve aspect. De medewerkers gaven dit ook aan, want ze zijn gericht op het voorkomen van de parentale burn-out. Dit legt dus een belangrijk knelpunt bloot van het beleid.

Implicaties voor het beleid

In plaats van telkens nieuwe initiatieven op te starten, zou het beleid beter investeren in het bestaande aanbod. Er worden namelijk heel veel vragen en noden gezien die de organisaties op dit moment niet kunnen ondersteunen, omwille van de wachtlijsten door het tekort aan middelen en/ of personeel. Ook is het hierdoor, zowel voor hulpverleners als voor ouders, niet altijd duidelijk welke hulpverlening er al dan niet al bestaat. Bovendien kan er volgens de medewerkers veel geleerd worden uit de Scandinavische landen. Zo zou het vaderschapsverlof uitgebreid kunnen worden of zouden de verlof-uitkeringen hoger mogen liggen zodat meer ouders dit kunnen opnemen. Als de overheid het belang van de eerste duizend dagen naar voren schuift, moet het ook wel mogelijk zijn voor ouders om zelf zo lang mogelijk voor hun kind te kunnen zorgen indien ze dit wensen. Bovendien moet de overheid investeren in de kinderopvang. Er is een gigantisch tekort aan plaatsen, de kind-begeleiderratio is te hoog en de opvang is vaak onbetaalbaar voor ouders. De negatieve berichtgeving in de media doet hier bovenop geen goed aan. Een mogelijke oplossing voor het tekort aan plaatsen is het geven van een uitkering aan grootouders als zij op de kleinkinderen passen. Wat betreft de negatieve berichtgeving zou het Agentschap Opgroeien ook de positieve zaken meer kunnen belichten in de media.

Download scriptie (1.57 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2023
Promotor(en)
Professor dr. Sarah de Pauw, begeleidster Eline Desimpelaere