Groepsdruk in het secundair onderwijs: populaire jongens versus nerds?

Amy
De Blende

Hoewel onderzoekers zich in de jaren zeventig zorgen maakten over het onderpresteren van meisjes, blijken het sinds de jaren negentig de jongens te zijn die onderpresteren in het secundair onderwijs. Sindsdien is er sprake van de zogenaamde ‘jongensproblematiek’. Een mogelijke verklaring voor deze prestatieverschillen is te vinden bij de invloed die jongeren tijdens de adolescentie ondervinden van hun medeleerlingen. Er kan zelfs gesteld worden dat de leerlingen een groepsdruk ervaren, wat gezien kan worden als een soort van dwang om de heersende normen, waarden en visies op school over te nemen. Dit heeft een belangrijke invloed op de schoolprestaties. Via focusgroepen, of groepsinterviews, wordt gekeken hoe jongeren uit het derde en het vierde jaar van het algemene Vlaamse secundair onderwijs deze groepsdruk ervaren.

Jongens worden populair geacht door hun medeleerlingen wanneer ze conformeren aan de typische mannelijke antischoolse attitudes. Deze jongens staan op een slecht blaadje bij de leerkracht, maken de hele tijd grappen in de klas en geven opmerkingen op de leerkracht. Ze willen voornamelijk de les storen en de leerkracht uitdagen en uitschelden. Ook buiten de schoolmuren krijgen jongens meer status door stoer te doen en negatieve aandacht te krijgen. Roken en zich in de problemen werken komen zijn onderdeel van die antischoolse attitude, net als het behalen van slechte cijfers. Door dit gedrag te stellen krijgen worden deze jongeren populair bevonden. Ze willen namelijk niet of zo min mogelijk voor school werken. Jongens vermijden schoolwerk omdat dit als typisch vrouwelijk wordt gezien. Dit heeft bijgevolg een impact op de schoolresultaten van jongens. Slechts een minderheid van de jongens wordt populair door net veel mee te werken in de klas en goede cijfers te behalen.

Toch vinden heel wat jongens het belangrijk om goede cijfers te behalen, maar hebben ze schrik om nerd of strever benoemd te worden. Dit gebeurt namelijk wanneer de jongens veel studeren en goede cijfers halen en wanneer ze dus regelrecht ingaan tegen dat mannelijke antischoolgedrag. Om toch tegemoet te komen aan de mannelijke antischoolcultuur, gaan veel jongens hun goede schoolresultaten proberen combineren met het typisch antischoolgedrag. Op deze manier kunnen ze zich door hun stoer gedrag in de klas distantiëren van nerds. Door de goede cijfers te combineren met het antischoolgedrag en dus buiten school niet met school bezig te zijn, krijgen zij toch aanzien bij hun leeftijdsgenoten. In werkelijkheid studeren deze jongeren ’s avonds, maar zullen ze dit verbergen en verzwijgen voor hun medeleerlingen. 

Algemeen kan gesteld worden dat het stoer is om hoge cijfers te halen, als je er – zogezegd – niet voor studeert. De jongens willen zo weinig mogelijk studeren en stellen school op de tweede plaats.  Het werken wordt verzwegen, maar de punten niet: het is voor jongens goed om hoge cijfers te halen, zolang je er – zogezegd – niet voor werkt. Enerzijds zorgt het niet-werken voor school voor een excuus wanneer er slechte schoolresultaten behaald worden: ze hebben er namelijk niets voor gedaan. Het ligt dan niet aan de capaciteiten van de leerlingen, maar aan hun gebrek aan motivatie en studeren. Anderzijds zorgt het niet-werken voor school dat deze jongens handelen volgens de antischoolnormen, namelijk zo min mogelijk werken voor school, om op die manier status te verwerven bij de leeftijdsgenoten. Het is het studeren wat als niet stoer wordt gezien. Daarnaast gebruiken jongens excuses om het studeren goed te praten. Door een ‘geldige’ reden voor het studeren te geven, een reden waarvoor zij zelf niet kiezen, wordt dit door de leeftijdsgenoten beter begrepen en wordt er minder geoordeeld. Dit zorgt er bijgevolg voor dat deze jongens niet als nerds worden benoemd. De groepsdruk zorgt er met andere woorden voor dat de jongens die goed presteren, een manier gaan zoeken om toch aan die heersende antischoolnormen te conformeren. Op die manier krijgen ze toch aanzien van hun leeftijdsgenoten.

De voornaamste reden waarom leerlingen in het secundair onderijs ingaan op de groepsdruk is om erbij te horen en om niet beoordeeld te worden door anderen. Ze hebben angst om alleen te zijn en geen vrienden te hebben. Door hun onzekerheid over de eigen identiteit passen de leerlingen zich aan anderen aan. Ze zijn immers nog op zoek naar hun eigen identiteit. Deze negatieve gevoelens zorgen net voor een aanpassing aan de groepsdruk. Ook de angst om uitgelachen te worden door anderen heeft een grote invloed op de leerlingen.

Tijdens de adolescentie zijn leerlingen zeer gevoelig aan de invloed van groepsdruk.  Het is volgens hen dan ook moeilijk om hier alleen tegenin te gaan. Als er met meer dan één leerling tegen de groep wordt ingegaan, valt deze groepsdruk echter weg. Toch wordt er vaak ingestemd met de populaire groep om die aanzien van medeleerlingen te verkrijgen. De oudere leerlingen die meer zelfzeker zijn gaan veel minder in op die heersende groepsdruk. Het is dus uit onzekerheid dat deze groepsdruk zo’n grote rol speelt bij leerlingen in het secundair onderwijs.

Download scriptie (1022.72 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Mieke Van Houtte