Raadsels in de mist: Romeinse forten, piraten en een Rijkscrisis

Martijn
Calleeuw

Toen schippers zo’n 1700 à 1600 jaar geleden het Kanaal overstaken, zagen zij langs de Britse kusten enkele forten opdoemen uit de dichte mist die van tijd tot tijd over de Noordzee hangt. De Romeinen zullen wel geweten hebben wat hun doel was, maar voor ons zijn de nog steeds indrukwekkende overblijfselen slechts stille getuigen van een onbekend verleden.

Het vraagstuk

De bronnen, zowel literair als archeologisch, zijn beperkt. Slechts één document geeft ons de mogelijkheid om een naam te plakken op de fortificaties, die bekend staan als de Litus Saxonicum, de ‘Saksische Kust’. Het is een inspirerende naam, niet? Het is dan ook niet vreemd dat veel theorieën rond deze forten een link zoeken met Saksische piraterij. Zouden deze forten een verdedigingsgordel geweest zijn tegen invallen van deze, vaak als woest omschreven, ‘barbaren’? Of moeten we ons een minder spectaculair schouwspel voor de geest halen? Zouden ze niet gewoon gediend kunnen hebben voor de bevoorrading tussen het eiland en het continent? Beide theorieën kennen hun voor- en tegenstanders. Maar daar stoppen de moeilijkheden niet. Wat te doen met de vergelijkbare forten die ook langs de Franse en Belgische kust stonden? Voor deze forten is het beschikbare materiaal nog magerder. Hoe passen die in het verhaal? Aan de forten wordt traditioneel ook de naam van Carausius verbonden, deze opstandeling zou rond het jaar 284 het keizerschap geclaimd hebben en zette zijn tenten op in Brittannië. Wat kan hij te maken hebben met de forten?

De situatie valt het best samen te vatten als een raadselachtige bedoening, en raadselachtige bedoeningen roepen de innerlijke Indiana Jones op. Nieuwsgierig? Ik ook, en dus heeft mijn grijze massa zich een volledig jaar een weg gezocht door de mist, terwijl de schimmen van het verleden eens dichtbij en dan weer veraf leken. Soms stond de oplossing duidelijk voor de ogen, en soms stond ik totaal perplex. Uiteindelijk drong de conclusie zich op dat noch het piraterij-idee, noch dat van bevoorrading echt overtuigend op de forten kan worden toegepast. De beschikbare bronnen laten veel ruimte voor interpretatie en er is bovendien discussie rond de vraag of de Saksen zelfs maar in staat waren om in voldoende getale het Kanaal over te steken om een echte dreiging te vormen. Een oplossing voor dit probleem was het opentrekken van het perspectief. In plaats van ons blind te staren op de situatie in het Kanaal, is in de paper gekeken hoe elders in het Romeinse Rijk op dat moment werd omgegaan met piraterij. Daaruit bleek dat het gebruik van kustforten atypisch zou zijn, bovendien speelt ook de lopende discussie mee of Rome überhaupt nog beschikte over een staande vloot om eventuele piraten mee te bekampen. Stap 1 in het onderzoek was daarmee gezet: de piraterijthese houdt moeilijk stand. Het tekort aan duidelijke bronnen speelt ook het bevoorradingsidee parten. Ook hier kon echter aangetoond worden dat Britse productie hoogstwaarschijnlijk niet in staat was om het continent regelmatig te bevoorraden en dat de forten hoe dan ook niet op de ideale plaats liggen voor die functie. Er zijn nog andere argumenten tegen de these aan te brengen, maar om ze tot een definitief einde te brengen is verder onderzoek noodzakelijk. Met enige ruimte voor verder onderzoek, was daarmee ook stap 2 gezet.

De oplossing?

Het is natuurlijk niet bijzonder bevredigend om een werk af te sluiten met enkel de conclusie dat eerdere theorieën wankel zijn. Maar hoe voor een alternatief zorgen met zo weinig bronnen voor handen? Aangezien eerder in het vraagstuk rond piraterij veel duidelijk werd door simpelweg naar de rest van het Rijk te kijken, besloot ik gewoon diezelfde tactiek opnieuw toe te passen.

Het werd snel duidelijk dat de forten gebouwd werden in een periode van crisis. In de derde eeuw waren er heel wat gevallen van druk op de grenzen, opstanden in het Rijk en een algemene militarisering van de samenleving. Bovendien blijkt ook dat forten en stadsmuren in deze periode over het hele Rijk verschenen. En daar ging een belletje rinkelen. Plots maakten de forten aan de kust deel uit van een Rijksbrede tendens! Er is hier duidelijk wat aan de hand. Dit biedt natuurlijk mogelijkheden: om de forten te verklaren, hoeven we ‘slechts’ deze tendens te verklaren! Eerder onderzoek brengt aan dat verschillende verdedigingen werden gebouwd op plaatsen waar er geen aantoonbare dreiging was, iets wat met het afschrijven van de piraterijthese ook voor Brittannië het geval bleek. De bel begint al luider te rinkelen. Ze moesten dus eerder een aura van vertrouwen, macht en veiligheid uitstralen ten opzichte van de bevolking. Iets wat ook vandaag nog van belang is in crisisperioden. Bovendien biedt de historische context ook reden om uit te gaan van een militarisering van het Britse kustgebied, zonder dat er hoeft uitgegaan worden van piraterij. Zo zou Brittannië het uitgelezen gebied zijn om troepen te lichten om de Rijn te versterken, die in deze periode wél regelmatig te maken kreeg met aanvallen. Indien nodig kon dat natuurlijk ook in omgekeerde richting gebeuren, waarvoor ook redenen kunnen aangebracht worden. Het belletje wordt belletjes. Ook de weinige bronnen lijken een rol in troepentransport te bevestigen (luide belletjes). Bovendien biedt een dergelijke visie een oplossing voor veel van de eigenaardigheden met betrekking tot de forten, eigenaardigheden die een hindernis vormden voor de twee eerdere visies. En zo worden de belletjes wellicht misthoorns.

Zou het dus kunnen dat deze schimmige, indrukwekkende forten net dat zijn? Indrukwekkend? Geven zij een volk in crisis de geruststelling die ze nodig hebben? Vormen zij de infrastructuur die snel troepentransport mogelijk maakt? Zou dat de vuurtoren kunnen zijn die ons door de mist van vraag tot antwoord leidt? Ik hoop u er in mijn schrijfsels van te kunnen overtuigen!

Download scriptie (1.23 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Jeroen Wijnendaele