Politie en jongeren in de schijnwerpers. De Vlaamse politionele organisatievormen ten opzichte van jongeren belicht

Annelies
De Schrijver

 

De Jeugd van Tegenwoordig!
 
Het onschuldige kind wordt een Duivelskind
 
 
“De jeugd van tegenwoordig!”, deze eeuwenoude verzuchting lijkt vandaag actueler dan ooit. Jongeren genieten van een overvloed aan negatieve mediabelangstelling. Denk hierbij aan de MP3-moord of de dodentocht van Hans Van Themsche. Naast deze extreme voorbeelden, wordt zowel nationaal als internationaal regelmatig gerapporteerd over incidenten waarbij jongeren betrokken zijn. En waar mediatieke rook is, is politiek vuur.
 
Of die jeugdcriminaliteit nu een groter probleem vormt dan vroeger, valt nog te bezien. In elk geval lijkt het alsof er nu prominenter over wordt bericht. De publieke opinie eist naar aanleiding van dergelijke gebeurtenissen een kordaat optreden van zowel de regering als haar uitvoeringsapparaten. Bij de genoemde feiten werd aan de publieke verontwaardiging gehoor gegeven. Begin 2008 werd een nieuw Nationaal Veiligheidsplan voorgesteld, waarin de krachtlijnen voor het politioneel beleid voor de periode 2008-2011 uitgezet werden. Jeugdcriminaliteit is één daarvan. De wijze waarop deze prioriteit is gekozen, doet vermoeden dat zij voornamelijk dient om te bevolking te sussen.
 
Dit vermoeden wordt nog versterkt wanneer we de veiligheidsplannen van voorgaande periodes en op andere beleidsniveaus erbij halen. Daarin zien we immers dat de focus op jongeren sterk afhankelijk is van de aan- of afwezigheid van spraakmakende incidenten. Dat beleid en publieke opinie in een onderling afhankelijke relatie staan, is niet nieuw, maar zo’n wisselwerking heeft wel een aantal implicaties. Daar wringt hem ineens ook het schoentje. Waar in de 19de eeuw een sterk preventief beleid werd gehuldigd, ervaren we nu een veel repressiever klimaat. De onverantwoordelijke jongere die geholpen moest worden, wordt nu een verantwoordelijke dader die gestraft moet worden.
 
Een overzicht van de evolutie
 
De visies over jeugdcriminaliteit op het werkveld van de lokale politie moeten worden gekaderd in beslissingen die genomen worden op hogere beleidsniveaus. Een efficiënt beleid vereist een aanpak met voldoende aandacht voor probleemverkenning, analyse, doelstellingen, actieplannen en resultaten. In die optiek is het aangeraden om gestructureerd en doelbewust te werken. We zien dan ook zeer duidelijk dat sinds het begin van deze eeuw gewerkt wordt met federale, nationale en zonale veiligheidsplannen, die – ondermeer – een politioneel beleid ten opzichte van jongeren uittekenen.
 
Deze documenten vertalen maatschappelijke noden naar concrete werkpunten voor de politie. Gedurende de periode 1999-2003 lag er in het federaal veiligheids- en detentieplan een focus op jongeren in een dader- én slachtofferrol. Vooral de oproep tot het oprichten van gespecialiseerde jeugdafdelingen bij de lokale politie verdient extra aandacht. Immers, door een unit te creëren die zich exclusief bezighoudt met de jongeren, wordt de kans op een adequaat en tijdig optreden danig verhoogd. Ook al had deze jeugdpolitie in eerste instantie een preventieve rol, toch werden minderjarigen als verantwoordelijke criminelen bezien.
 
Waarom die aandacht voor minderjarigen? Een mogelijke verklaring vinden we in de media-aandacht rond twee belangrijke gebeurtenissen. Enerzijds was er de zaak Dutroux. De druk op politici na de Witte Mars als symbool van publieke verontwaardiging en gemeenschappelijk protest, was te groot om onbeantwoord te blijven. Anderzijds was er de zaak rond Patrick Mombaerts, die in 1998 door een groep minderjarigen werd gedood. Deze ophefmakende zaak heeft zeker een verschuiving in visie over minderjarigen teweeggebracht. Het onschuldige kindsbeeld begon te barsten.
 
De kadernota Integrale Veiligheid 2004-2007 die het federaal veiligheids- en detentieplan actualiseerde, had dan weer helemaal geen aandacht meer voor jongeren. Deze afwezigheid van specifieke prioriteiten kunnen we koppelen aan een ontbreken van gemediatiseerde feiten waarbij jongeren betrokken waren in de periode voorafgaand aan de opstelling ervan. Een nieuw federaal veiligheidsplan dat de kadernota actualiseert, is – mede door de moeilijke regeringsonderhandelingen – nog steeds niet opgesteld.
 
Door de federale politie werd wel een Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011 voorgesteld, met daarin twaalf prioriteiten waar gedurende vier jaar strategisch en projectmatig op zal worden gewerkt. Eén daarvan is – zoals eerder gesteld – jeugdcriminaliteit. Een totaalaanpak wordt vooropgesteld, met aandacht voor preventie, begeleiding, bestraffing en resocialisering. Waarom opnieuw die jeugddelinquenten? Nogmaals blijkt er een sterke link met de nationale mediaberichtgeving. In de periode voor 2008 kwamen er immers een aantal minderjarige moordenaars uitgebreid in het nieuws. Hans van Themsche, Björn Moons, Adam G. en Marius O. zijn slechts enkele voorbeelden.
 
De regering werd dan ook opnieuw door de publieke opinie gedwongen om actie te ondernemen. Daarmee vindt nog eens een verschuiving in de visie over minderjarige daders plaats. Waar aanvankelijk een sterk preventief beleid werd gevoerd, komen jongeren almaar meer in een repressiever beleid terecht. Het onschuldige kind van weleer dat beschermd moest worden, is nu finaal een duivelskind geworden.
 
Hoe moet het nu verder?
 
Uiteraard is het een goede zaak dat een incidenteel beleid gevoerd wordt. Een regering is maar regering bij machte van het volk. Maar het is ook de taak van onze leiders om verder te denken, en problemen in de eerste plaats te vermijden. Populistische chantage mag slechts de allerlaatste noodoplossing zijn. In die optiek is het dan ook aangeraden om naast een incidenteel (repressief) beleid eveneens een proactief (preventief) beleid te voeren.
 
Een van de mogelijke hulpmiddelen die de Belgische regering daarvoor heeft, is het inzetten van degelijk opgeleide jeugdagenten om jeugdproblematiek aan de wortel aan te pakken en escalaties te voorkomen. Hoewel vele Vlaamse lokale politiezones over een gespecialiseerde jeugdbrigade beschikken, laat de opleiding van deze agenten te wensen over. Een degelijke opleiding op maat is onbestaande. De uitbouw van zo’n opleiding tot jeugdagent, die een specifiek deel van het politionele werk vooropstelt, zou een antwoord kunnen bieden op deze tekortkomingen.
 

Download scriptie (812.85 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2008