Queer home-making: ‘huisje tuintje boompje’ voorbij

Erinn
De Waele

Beeld je in: je rijdt met de auto door Vlaanderen. Een landschap gekenmerkt door lintbebouwing met eengezinswoningen raast aan je voorbij. Je ziet een ordelijke voortuin, waar een tuinkabouter vergezeld wordt door een in vorm geschoren buxushaag. Naast de grote bakstenen huizen staat de auto geparkeerd op de kiezeloprit. Kortom, een landschap die het ware ‘huisje tuintje boompje’-ideaal weerspiegeld. Maar hoe relevant en inclusief is dat ideaal vandaag nog?

Baksteen in de maag, vrouw aan de haard

Het Vlaamse woonideaal kent haar oorsprong in de jaren 50, waar Belgische gezinnen dankzij een woonpremie via de Wet de Taeye (1948) zelf een eengezinswoning konden bouwen. Hierdoor explodeerde de woningbouw en werd het Vlaamse landschap sindsdien gekenmerkt door lintbebouwing met bakstenen eengezinswoningen. Maar, deze woningen werden voornamelijk voor en door witte, heteroseksuele gezinnen ontworpen. Het Vlaamse woonideaal sluit daarom niet enkel niet-heteroseksuele personen uit, maar iedereen die een andere manier van wonen heeft. Deze thesis richt zich daarom op hoe queer* personen wonen en in hoeverre zij het Vlaamse woonideaal uitdagen. Een queer perspectief kan alternatieve manieren van wonen belichten en zo het Vlaamse wonen inclusiever en uitgebreider maken.

De woningen uit de jaren 50 zijn vandaag nog grotendeels aanwezig. Hun ontwerp is daarbij niet onschuldig: ze belichamen de toenmalige ideeën over genderrollen in de samenleving. In de jaren 50 werd er namelijk verwacht dat de vrouw ‘aan de haard’ bleef en de man ging werken. Vrouwen werden daardoor systematisch onderdrukt in hun rol als huisvrouw. Dit kan je in de woningen zien door bijvoorbeeld kleine keukens, waar enkel plek is voor de huisvrouw om te koken. Het geïsoleerde leven en de onderdrukking van huisvrouwen was een belangrijk agendapunt in de tweede feministische golf uit de jaren 70.

"Terwijl ze de bedden opmaakte, boodschappen deed, (...) boterhammen met pindakaas at met haar kinderen, (...) - was ze bang om zelfs zichzelf de stille vraag te stellen - "Is dit alles?" (Friedan, 1963, p. 15 – vertaald uit het Engels)

Deze thesis bouwt verder op feministische theorie en het belang van queer theorie. Queer personen stelden historisch hetero-normatieve genderrollen in vraag, ook in hun woonpraktijken, maar die werden steeds uitgesloten of gemarginaliseerd in architecturaal onderzoek. Deze thesis heeft daarom ook als doel om queer personen te betrekken in architecturaal onderzoek en hun woonpraktijken niet als ‘vreemd’ te zien.

Mapping: een alternatieve onderzoeksmethode via tekenen

Binnen een queer onderzoek en als queer onderzoeker, was ik op zoek naar onderzoeksmethode die niet normatief was. Ik koos daarom voor mapping, een visuele onderzoeksmethode waarbij deelnemers hun antwoorden visueel kunnen weergeven via tekenen en schrijven. Mapping geeft de mogelijkheid om verschillende betekenissen bloot te leggen en daarbij ook veel vrijheid en agency te geven aan de deelnemers zelf. Ik vond het erg belangrijk om mijn positie als onderzoeker en als architect in vraag te stellen, aangezien machtsstructuren en onderdrukking van minderheden nog een groot probleem zijn in architecturaal onderzoek. Daarnaast wordt er ook vaak gebruik gemaakt van visuele weergaves in architecturaal onderzoek, zoals plannen, die ontoegankelijk zijn voor niet-architecten. De tekeningen van niet-architecten in deze thesis bieden daar dan ook een tegenreactie op.



image 821

"Niets kan als vanzelfsprekend worden gezien, want wat vanzelfsprekend is, is niet op ons van toepassing." (deelnemer J., 13-5-23)

Op vragen zoals ‘Hoe ziet je droomhuis eruit?’ of ‘Waar in je huis voel je je veilig?’, tekenden de deelnemers hun antwoorden uit op een groot wit blad. Dit leidde tot heel erg verschillende tekeningen, die steeds de eigenheid van de deelnemers belichaamde. Bijvoorbeeld, onderstaande deelnemer maakte gebruik van grafieken en verwijzingen naar cellen, mogelijks door zijn studie biochemie.

image 823

Er deden in totaal acht queer huishoudens mee, waaronder een queer cohousing, een getrouwd koppel met een migratieachtergrond en een alleenstaande moeder. Telkens tekende ik mee, waardoor ik de deelnemers meer op hun gemak kon stellen tijdens het tekenproces en zo de verhouding onderzoeker-deelnemer meer gelijk was. Hieronder zie je een voorbeeld van zo’n tekening.



image-20230930161950-4

Radicale veiligheid en véél communiceren

Na de mapping-sessies dook ik in de resultaten en zocht naar gelijkenissen. Wat vaak naar boven kwam, was hoe belangrijk veiligheid was in de deelnemers hun thuis. Dit kwam omdat ze zich vaak uitgesloten of onveilig voelden in vroegere thuissituaties. Eén van de deelnemers zei zelfs dat ze samen met haar huisgenoot een soort van ‘radicale veiligheid’ creëert, waarin ze volledig zichzelf kunnen zijn; iets wat buitenshuis vaak niet kan. Deze uitkomst kan gekoppeld worden aan enkele cijfers die aantonen dat queer personen vaak nood hebben aan een veilige ‘thuis’ die hen beschermt van discriminatie in de samenleving. Queer personen hebben namelijk meer kans op ontheemding dan heteroseksuele, cisgender personen. Vooral trans personen lopen een groot risico, waarbij een kwart van hen zeker één keer in hun leven ervaringen heeft met dakloosheid.

“Thuis is iets heel raar voor mij, omdat ik mij nooit ergens thuis heb gevoeld.” (deelnemer F, 19-3-23)

Daarnast toont deze thesis ook aan hoe de deelnemers hetero-normatieve genderrollen uitdagen én reproduceren. Dat reproduceren gebeurt niet onbewust, maar wordt er expliciet gecommuniceerd over wie wat doet in het huishouden. De huishoudelijke taken worden dan eerder verdeeld op basis van persoonlijke voorkeur dan van gender. Het belang en de veelheid aan onderlinge communicatie was iets dat bij bijna alle deelnemers terugkwam. Dit komt volgens één van de deelnemers door het volgende:

"We hebben allebei geen voorbeeld van hoe we dit leven moeten leiden. (...) Ik heb dit soort relaties nooit op tv gezien en er is geen standaard voor een queer relatie." (deelnemer J, 13-5-23)

Tot slot werd er door de deelnemers vaak het ontbreken van voorbeelden van hoe je anders kan wonen aangekaart. Deze thesis is een eerste, maar noodzakelijke, stap richting het betrekken van queer personen en alternatieve woonpraktijken die het Vlaamse woonideaal uitdagen.

*queer: een parapluterm voor iedereen die niet heteroseksueel en/of cisgender is. Vaak wordt er ook de acroniem LGBT+ gebruikt.

Download scriptie (177.99 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2023
Promotor(en)
Luce Beeckmans, Hilde Heynen