Immuniteit voor misdaden tegen de mensheid

Lynn
Verrydt

Ken je het onaangename gevoel wanneer je “made in Pakistan” op het label van je favoriete T-shirt ziet staan? Of heb je je al eens afgevraagd waarom je voor datzelfde T-shirt slechts 3,99 euro betaalde? Het is alom bekend dat de bedrijven achter onze favoriete merken vaak weten te balanceren op de rand van mensenrechtenschendingen. Hoewel de hedendaagse “bewuste consument” gebombardeerd wordt met informatie omtrent welke merken al dan niet ecologisch en ethisch verantwoord zouden zijn, blijven de meest extreme gevallen van mensenrechtenschendingen door bedrijven vaak onderbelicht.

In 2002 werd het Internationaal Strafhof, gelegen in Den Haag, opgericht voor zij die beschuldigd worden van misdaden tegen de mensheid, genocide en oorlogsmisdaden. Deze zogenaamde internationale misdrijven worden door het Verdrag van Rome strafbaar gesteld. In datzelfde verdrag wordt tevens de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof afgebakend.

Deze bevoegdheid is beperkt tot fysieke personen, mensen van vlees en bloed. Het verleden heeft echter aangetoond dat daders van internationale misdrijven niet beperkt blijven tot deze fysieke personen. Ook rechtspersonen, de abstracte juridische vorm waaronder bedrijven zich organiseren, maken zich schuldig aan deze internationale misdrijven.

Het Verdrag van Rome voorziet het Internationaal Strafhof niet van bevoegdheid over deze rechtspersonen die, wanneer nationale rechtbanken niet kunnen of niet willen vervolgen, in een strafrechtelijk vacuüm opereren en elke aansprakelijkheid ontlopen.

Voorbeelden van betrokkenheid van rechtspersonen in internationale misdaden zijn talrijk. Zo was er Duitse chemiereus I.G. Farben, die tijdens de tweede wereldoorlog het dodelijke Zyklon B gas produceerde voor de vernietigingskampen. De oliegiganten Shell en Chevron kwamen in opspraak wegens samenwerking met het Nigeriaans dictatoriaal regime bij de bloedige onderdrukking van vreedzame protesten tegen vervuilende olieontginning. Ook de zogenaamde private security companies, obscure paramilitaire “huurlingenlegers”, hebben een kwalijke reputatie. Zo was er het Blackwater-schandaal waarbij niet gemaald werd om het leven van zeventien onschuldige Iraakse burgers bij een beveiligingsopdracht.

Dit zijn slechts enkele van de meest directe voorbeelden van betrokkenheid van bedrijven bij internationale misdaden. Een lacune in het internationaal strafrecht maakt echter dat de rechtspersoon achter deze misdaden hiervoor niet veroordeeld kan worden, terwijl het net deze is die de winsten vergaart.

De scriptie “The Quest for International Criminal Liability with regard to Corporations” bestudeert de mogelijkheid om aan deze immuniteit een einde te stellen door de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof uit te breiden tot rechtspersonen.

Vele rechtsgeleerden scharen zich principieel achter dit theoretisch standpunt en onderkennen het probleem. Deze scriptie is echter uniek in haar opzet doordat zij ook praktische oplossingen aanreikt voor concrete juridische en politieke obstakels voor deze uitbreiding van bevoegdheid.

Zo wordt de haalbaarheid van een aanpassing van het Verdrag van Rome in het licht van de huidige verdragsstaten in kaart gebracht. Om een wijziging in het Verdrag aan te brengen moet er immers bij stemming een bepaalde meerderheid bereikt worden.

Niet alle ondertekenende landen bij het Verdrag van Rome kennen in hun nationaal recht de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, hetgeen hen weigerachtig maakt om een internationaal orgaan bevoegd te maken voor datgene waarvoor zijzelf geen aansprakelijkheid voorzien. Het is aannemelijk dat net deze landen die de aansprakelijk van rechtspersonen niet kennen in hun eigen recht zich bij een stemming verzetten tegen een invoering hiervan op internationaal niveau. Aan de hand van de vertrouwdheid van de nationale rechtssystemen met strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen wordt de haalbaarheid van een internationale aansprakelijkheid ingeschat.

Het voornaamste pijnpunt voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen is dat een bedrijf kan uiteraard zèlf geen strafbare handelingen stellen, maar voor de uitvoering hiervan steeds beroep  doet op een fysieke persoon. Vaak is dit in de praktijk een samenspel van handelingen van werknemers, onderaannemers, managers, enz. die aanleiding geven tot aansprakelijkheid. In dit opzicht is de praktische realisatie van dit concept dan ook afhankelijk van de vraag wanneer precies de organisatie aansprakelijk is voor de strafbare handelingen van haar werknemers.

Hierover bestaan verscheidene theorieën, waarvan de vier voornaamste onder de loep worden genomen. De breedste theorie voorziet in aansprakelijkheid van de rechtspersoon voor alle strafbare handelingen van alle werknemers, terwijl een nauwere variant, de orgaantheorie, enkel de handelingen van het hoger management aan de rechtspersoon toerekent. Een andere invalshoek koppelt dan weer los van de persoon en legt de nadruk op de sfeer of cultuur in het bedrijf en of deze strafbaar gedrag al dan niet aanmoedigt of gedoogt. Hiernaast zijn er tevens een aantal nuanceverschillen, zoals het feit dat de ene theorie de gedragingen van de werknemers toerekent aan het bedrijf, terwijl de andere bedrijf en werknemer als één en dezelfde beschouwt.

Alles welbeschouwd kan de orgaantheorie als meest geschikte werkwijze naar voren geschoven worden. Binnen deze denkwijze worden de leidinggevenden beschouwd als het brein van het bedrijf. Hun (strafbare) handelingen worden dan ook gelijk gesteld met die van de rechtspersoon, alsof deze laatste ze zelf gesteld zou hebben. Een breed arsenaal aan zowel juridisch-technische als internationaal-politieke argumenten onderbouwen deze keuze.

Eén van de andere praktische problemen is de vraag welke sancties aan bedrijven kunnen opgelegd worden. Uiteraard kan men op een rechtspersoon niet de traditionele sancties zoals een gevangenisstraf of enkelband toepassen. Er wordt dan ook een brede waaier van op rechtspersonen toepasbare alternatieve sancties besproken gaande van een eenvoudige boete tot een “doodstraf” door gedwongen ontbinding.

Misdaden tegen de mensheid, genocide en oorlogsmisdaden staan bekend als de meest gruwelijke der misdaden, welke aan de basis liggen van grootschalig menselijk leed. Toch blijven bedrijven die als dader of medeplichtige betrokken zijn bij zulke misdaden als organisatie immuun voor vervolging wanneer het nationaal recht dit niet voorziet.

Deze studie besteedt niet enkel aandacht aan het waarom van de internationale strafrechtelijke aansprakelijkheid voor bedrijven, maar gaat eveneens in detail in op hoe zulke aansprakelijkheid praktisch vorm kan krijgen.

Enkele maanden geleden waren velen geschoffeerd wanneer ze Amerikaans presidentskandidaat Mitt Romney de woorden “corporations are people” hoorden uiten. Doch wanneer het op strafrechtelijke aansprakelijkheid aankomt is er maar één correcte respons op die uitspraak. “Yes, please.”

Download scriptie (873.68 KB)
Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012
Promotor(en)
Prof. Dr. Tom Vander Beken