Reanimatie: kennen, kunnen en doen?

Bram
Dispa
  • Raya
    Geys
  • Eline
    Balemans
  • Jens
    Claes

Het onderzoek wil de kwaliteit van de geleverde reanimatie volgens de geldende reanimatierichtlijnen van de European Resuscitation Council (ERC 2010) onder de loep nemen. Vanuit de literatuur is duidelijk dat kwaliteit belangrijk is, maar wordt deze kwaliteit wel geleverd door verpleegkundigen. Het is eveneens niet duidelijk of er een discrepantie is in reanimatievaardigheden bij verpleegkundigen op niet-kritieke afdelingen (bv. algemene heelkunde) tegenover verpleegkundigen die bijna wekelijks geconfronteerd worden met Basic Life Support (bv. intensieve zorgen).
Kunnen verpleegkundigen op niet-kritieke ziekenhuisafdelingen een reanimatie uitvoeren volgens de geldende Basic Life Support-richtlijnen (BLS)? Wat zijn de meest voorkomende fouten met betrekking tot hartmassage? Wat zijn de voorkomende fouten met betrekking tot beademingen? Worden de huidige richtlijnen gebruikt, hanteert men een oudere richtlijn of is er geen sprake van het hanteren van de richtlijn?

Methode: In dit cross-sectioneel onderzoek met een niet participerende observatie werden reanimaties uitgevoerd door zowel de interventiegroep als de controlegroep op een Laerdal Resusci Anne met SkillReporter-module. Alle gegevens werden verwerkt in een Excel-werkboek.

Resultaten: Er namen 109 personen deel aan het onderzoek, waarvan 96 voldeden aan de inclusiecriteria. De gemiddelde diepte van de hartmassages door de interventiegroep is 47 mm, bij de controlegroep 52 mm. Verpleegkundigen in de interventiegroep reanimeren aan gemiddeld 111 hartmassages per minuut (50 – 177), in de controlegroep is dit 119 hartmassages per minuut (91 – 148). Bij de interventiegroep ligt de nadruk van de meest gemaakte ventilatiefouten op een te hoog volume en/of te snel inblazen. De verhouding compressies-ventilaties was bij 37 van de personen in de interventiegroep (n = 49) volgens de laatste richtlijnen; in de controlegroep was dit bij 46 deelnemers (n = 47) het geval. Wanneer men de goede verhouding hanteerde, dan begon 91,5% van de controlegroep correct met hartmassages, tegenover 65,3% bij de interventiegroep. De hartmassages werden door de interventiegroep gemiddeld 11,6 seconden onderbroken voor het uitvoeren van ventilatiepogingen. De controlegroep had gemiddeld 10,0 seconden nodig. 2 verpleegkundigen van de totale onderzoekspopulatie onderbraken maximaal 5 seconden; 1 hiervan behoorde tot de interventiegroep, de andere behoorde tot de controlegroep.

Besluit: De correcte verhouding hartmassages tegenover beademingen (dewelke onveranderd is sinds 2005) is bij 75% van de verpleegkundigen op niet-kritieke ziekenhuisafdelingen gekend. Het gemiddelde tempo van de hartmassage is binnen de grenzen van de richtlijnen 2010. Toch voeren deze verpleegkundigen slechts zelden een reanimatie uit volgens de geldende ERC BLS-richtlijnen. Er gaat erg veel kostbare tijd verloren tussen 2 reeksen hartmassages, dewelke onderbroken worden voor het pogen tot ventileren, tot meer dan het dubbele van wat voorgeschreven wordt in de richtlijnen. Dit kan een significante daling van de overlevingskans van het slachtoffer betekenen.

Universiteit of Hogeschool
AP Hogeschool Antwerpen
Thesis jaar
2012
Thema('s)