Rusthartslag, predictief voor trainbaarheid?

Christophe
Mortelmans
  • Dirk
    Schepers

Voorkamerfibrillatie is de op één na meest frequente hartritmestoornis en brengt ernstige gezondheidsrisico’s en vaak verminderde inspanningsmogelijkheden met zich mee. Veel patiënten die in een chronisch stadium belanden, zijn onvoldoende geholpen met medicatie alleen. Het volgen van een cardiaal revalidatieprogramma kan dan een meerwaarde betekenen.

Wat is voorkamerfibrillatie?

Voorkamerfibrillatie, ook wel “VKF”, is een ritmestoornis waarbij de hartboezems op onregelmatige wijze samentrekken. De aandoening komt voornamelijk voor bij 60-plussers en is allerminst onschuldig. Ze gaat gepaard met een respectievelijk twee en drie maal hogere kans op overlijden en hartfalen. Daarnaast maakt een verhoogde neiging tot klontering van het bloed een beroerte vijf keer meer waarschijnlijk. Patiënten ervaren vaak een storende vermindering van de inspanningsmogelijkheden die hun dagelijkse activiteit hindert. VKF treft bijna negen miljoen Europeanen en men verwacht dat dit aantal nog zal verdubbelen tegen 2050. In onze studie onderzochten we specifiek een groep hartpatiënten die lijden aan een aanhoudende vorm van VKF.

Revalidatietraining voor hartpatiënten

De vraag stelde zich of deze chronische VKF’ers baat zouden kunnen hebben bij het volgen van een fysiek trainingsschema voor hartpatiënten, een “cardiaal revalidatieprogramma”. Het opstellen van adequate trainingsschema’s voor deze patiënten is vaak moeilijk. Zo’n plan wordt namelijk ontwikkeld o.b.v. hartslag-trainingszones. Dat is echter een grotere uitdaging wanneer de hartslagfrequentie onregelmatig en hoger dan gemiddeld is, zoals bij dit ritmeprobleem.

Rusthartslag als voorspellende factor?

Interessant is ook een potentieel verschil in uitkomst tussen patiënten met een initieel hogere of lagere hartslagfrequentie in rust. Mogelijks zouden patiënten die al bij aanvang een hoge rusthartslag hebben, bij inspanning sneller aan hun maximum zitten en dus minder goed kunnen presteren. Hun hart kan immers niet meer voldoende zuurstof naar het lichaam pompen eens het niet meer kan versnellen. Bij mensen zonder ritmestoornis zien we n.a.v. zo’n oefenprogramma doorgaans o.a. een daling van de rusthartslag en een toename van de maximale inspanningscapaciteit. Er is nog niet veel onderzoek gebeurd naar deze relaties specifiek in patiënten met deze ritmestoornis. Het is niet ondenkbaar dat de patiënten bij wie de rusthartslag moeilijker ‘gekalmeerd’ kan worden tot een lagere frequentie, ook minder winst zouden kunnen boeken door fysieke training en dus minder “trainbaar” zijn. Zo stelde zich de vraag of conditieverbetering door training in verband staat met met de rusthartfrequentie bij patiënten in aanhoudende VKF.

Inspanningsproeven

Om dit alles goed te kunnen meten en oplijsten werd beroep gedaan op de kennis en kunde van de afdeling cardiale revalidatie van het UZ Leuven. Zij stonden onder meer in voor de begeleiding van de trainingssessies en voor het afnemen van de maximale fietsproeven. Zo’n inspanningstest op de fiets is nodig om een aantal parameters te bepalen om een uitspraak te kunnen doen over de (evolutie in) hartslag en inspanningsvermogen. In onze studie werden deze patiënten met aanhoudende VKF twee keer gevraagd om deze test af te leggen. De eerste keer bij aanvang van het trainingsprogramma en de tweede keer na drie maanden vordering. We verdeelden deze patiënten in twee groepen o.b.v. hun eerste resultaten: 32 mensen in de “lage” rusthartslag-groep” (≤ 81 slagen/minuut) en de 31 anderen in de “hoge” rusthartslag-groep.

Relevante vooruitgang: geen rol voor de initiële rusthartslag

Analyse van de resultaten leerde ons dat de beschreven ritmestoornispatiënten er gemiddeld meer dan 20% op vooruit gingen na drie maanden training. Opmerkelijk hierbij was dat de inspanningsmogelijkheden bij aanvang en de verbetering in conditie niet relevant verschilden tussen de beide studiegroepen. Rusthartslag bij aanvang was dus geen voorspeller van de mate waarin iemand trainbaar bleek. In de groep met hogere rusthartslagfrequentie bij aanvang, zagen we bovendien een duidelijke toename in “hartslagreserve”, dat is het verschil tussen je hartslag in rust en je hartslag bij maximale inspanning. Daarnaast traden er ook geen complicaties op tijdens de trainingen of fietsproeven, hetgeen de idee ondersteunt dat deze patiënten op een veilige manier hun trainingsschema kunnen afwerken.

Toekomstmuziek

De resultaten van deze studie suggereren dat cardiale revalidatie een vast (terugbetaald?) onderdeel kan worden van de behandeling van patiënten met aanhoudende VKF. Daarnaast pleiten deze gegevens ook voor een minder strenge omgang met een iets hogere rusthartslagwaarde, al wordt wellicht wel best vastgehouden aan een maximale grenswaarde voor harstlagfrequentie in rust (bv. 100 slagen/minuut). De ideale hartslagfrequentie voor deze patiënten is nog niet gekend en ook een grote kosten-baten-analyse werd nog niet uitgevoerd. Er is dus nog meer onderzoek nodig om de precieze plaats te bepalen van cardiale revalidatietraining bij aanhoudende VKF.

Download scriptie (1.65 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Dr. Kaatje Goetschalckx - Cardiologie UZ Leuven