Universele mensenrechten in Europa: ook voor inheemse volken?

Merel
Vrancken

Als we het hebben over inheemse volken, denken de meesten aan de indianen in Noord-Amerika of de Eskimo’s op de noordpool. In ‘groot-Europa’ (lees: het grondgebied van de Raad van Europa) leven echter ook een heleboel inheemse volken. Zij leven niet zo zichtbaar voor de rest van de mensen, maar hebben net als ons ook recht op mensenrechten. Kunnen zij deze rechten wel afdwingen?



Mensenrechten als universele rechten

Mensenrechten worden ook wel grondrechten genoemd: ze zijn de basisvoorwaarden voor een goed bestaan als mens, een ‘menswaardig’ bestaan. Een aantal van deze mensenrechten zijn bijvoorbeeld het recht op leven, het recht op een eigen identiteit en het recht op eigendom. Deze rechten zorgen ervoor dat de staat niet zomaar iemand kan doden en hier zonder meer mee weg kan komen, of dat er een degelijke vergoeding tegenover een onteigening moet staan, zodat een burger niet zomaar door de staat arm gemaakt kan worden.



Culturele identiteit van inheemse volken

Inheemse volken zijn een van de meest kwetsbare groepen in Europa. Ze leven in afzondering van de samenleving en hebben een geschiedenis van discriminatie door de sterkere, ‘gewone’ mensen. Op het grondgebied van de Raad van Europa leven een heel aantal inheemse volken, waaronder de Sámi uit de Scandinavische landen en de Inuit (of Eskimo’s) uit Groenland, dat onder het bewind van Denemarken staat. Zij worden getypeerd door een culturele eigenheid en een manier van leven die zij al sinds jaar en dag aanhouden. Onder culturele identiteit van inheemse volken wordt verstaan de manier waarop zij in het leven staan: hun religie, hun culturele gewoonten en tradities, hun politieke systeem, enzovoort. Kortom, de culturele identiteit van inheemse volken is de manier waarop zij leven en dus ook wat zij nodig hebben om te over-leven als inheems volk met een eigen cultuur.

Een eigen identiteit kunnen hebben, is een mensenrecht. Zo dus ook het recht van de inheemse volken om een eigen culturele identiteit te kunnen hebben, een mensenrecht. De mensenrechten worden op het grondgebied van de Raad van Europa afgedwongen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: een soort rechtbank voor heel Europa die staten op het matje roept wanneer ze zich niet houden aan de mensenrechten waar hun burgers recht op hebben.



Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Het Europees mensenrechtenhof besteedt de laatste jaren steeds meer aandacht aan de bescherming van de rechten van minderheden, zoals de Koerden of de Roma. Op het vlak van de bescherming van de rechten van inheemse volken is er echter weinig gebeurd. Het recht op culturele bescherming van deze inheemse volken impliceert onder andere een bescherming van hun recht op privéleven en hun recht op eigendom.



Het recht op privéleven

Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beschermt het recht op privéleven. Vooral over dit is de rechtspraak van het Hof geëvolueerd om minderheden steeds beter te beschermen. Zo beschermt dit recht de specifieke kenmerken van de levensstijl van minderheden zoals de Roma en mensen zonder vaste verblijfplaats alsook de mogelijkheid om hun specifieke identiteit te behouden. De staat heeft volgens het verdrag ook recht om dit recht op privéleven in te perken, maar daarbij moet rekening gehouden worden met de kwetsbaarheid van de betrokken gemeenschap. Dit zijn belangrijke evoluties voor de rechten van inheemse volken, aangezien zij een zeer kwetsbare groep zijn.



Het recht op eigendom

Artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beschermt het recht op eigendom. Uit de rechtspraak van het Europees mensenrechtenhof blijkt dat er bij dit recht geen rekening gehouden wordt met de specificiteit van de levensstijl van bepaalde minderheden. De typisch westerse visie op eigendom houdt onvoldoende rekening met de culturele beleving van eigendom van veel inheemse volken. Inheemse volken hebben immers per definitie een speciale connectie met hun land, waardoor een inmenging in hun eigendom hen op een andere manier raakt.

Daarnaast leven inheemse volken vaak al honderden tot duizenden jaren op hun grondgebied, zonder officiële eigendomstitel. Wanneer een land, zoals Zweden in de zaak van 2010, bewijs van eigendom toelaat via gebruik sinds mensenheugenis, weigert het Hof een oordeel te vellen over de hoge bewijslast bij het leveren van dit bewijs. Het zijn echter bij uitstek inheemse volken die landen bezitten zonder officiële eigendomstitel en dit bewijs zullen moeten leveren, waardoor zij onevenredig hard geraakt worden in vergelijking met andere individuen of groepen van mensen. Recente rechtspraak levert geen indicatie dat deze visie van het Hof veranderd zou zijn.



Conclusie

Hoewel slechts twee van de sub-rechten van het recht op culturele identiteit van inheemse volken besproken zijn in dit kort overzicht, kan er toch een voorlopige conclusie worden gemaakt over de universaliteit van de mensenrechtenbescherming van het Europees mensenrechtenhof. Hoewel het Hof op de goede weg is met rechtspraak die gevoelig is aan minderheden en het in sommige zaken een voldoende bescherming zal bieden voor de rechten van inheemse volken, zal het in andere zaken tekort schieten. De bescherming van inheemse volken in Europa kan beter en daarbij is de eerste stap aandacht hebben voor de specifieke kenmerken van deze groep.

image-20191006175428-1

https://search.creativecommons.org/photos/fa3261d3-77f4-49c9-ba30-f83584b40d30