De visitatie-ijver van een middeleeuws kerkvorst: Eudes Rigaud.

Eva
Pieters

De visitatie-ijver van een middeleeuws kerkvorst: Eudes Rigaud. Een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van het Regestrum Visitationum Rhotomagensis [1248-1269]

 

Gedurende de laatste decennia is er een duidelijke trend waar te nemen naar een kritische en negativistische houding tegenover de katholieke kerk. Pedofiele paters of homoseksuele pastoors haalden recentelijk frequent de media.

Dat menig pastoor een meer dan louter zakelijke relatie had met zijn dienstmeid was iets dat al lang in vele parochies als publiek geheim werd beschouwd, terwijl ook de zielenherder die rechtstreeks van de taverne de kerk binnenwaggelde een ingeburgerd beeld vormt. Toch rijst de vraag of er geen heksenjacht een de gang is en of de pastoors waarover door de media wordt gerapporteerd, wel representatief zijn voor de gehele klerikale bevolking. Zijn m.a.w. alle paters en parochiepriesters laveloze dronkaards, geniepige gulzigaards en zedeloze zondaars?

 

Het beeld van een ontaarde en gedemoraliseerde clerus is niets nieuws. Van tijd tot tijd duikt het op in de geschiedenis. Zo was ook in de Middeleeuwen het beeld dat van priesters, nonnen en monniken werd opgehangen allesbehalve fraai: in menig klooster zouden heel wat “heilige” kindertjes verwekt zijn, nonnetjes werden “onbevlekt ontvangen” en er werd gedronken tot het promillegehalte in het bloed zo hoog lag dat men er tegenwoordig een levenslang rijverbod voor zou krijgen.

 

De vraag die ook hier kan worden gesteld is in welke mate dit beeld representatief is voor de gehele middeleeuwse clerus?

 

Het visitatieregister van Eudes Rigaud biedt daartoe het uitgelezen studiemateriaal. Deze 13de eeuwse aartsbisschop bereisde gedurende meer dan 20 jaar het Normandische vasteland met het oog op controle en verbetering van het monastieke leven. Dit resulteerde in een lijvig reisjournaal waarin hij verslag uitbracht van het reilen en zeilen in de abdijen, kerken en dekenijen van het Franse Normandië, hetgeen ons ook een uniek kijkje over de kloostermuren van befaamde kloosters zoals dat van de Mont-St.-Michel biedt.

 

Het hoeft geen betoog dat deze bron een grabbelton is waar vele historici maar al te graag hun mosterd halen als het er op aankomt hun werk te spekken met vettige verhaaltjes!

 

En inderdaad, Rigaud rapporteert meer dan eens over zuster X die een relatie had met pastoor Y, die dan weer een kind of twee had verwekt bij zuster Z. Eén bepaalde kanunnik had zelfs een prostituee doodgeslagen nadat ze de kleren van de desbetreffende monnik tijdens een ongetwijfeld onstuimige ontmoeting uit het raam had gegooid. De prior van een augustijnenabdij woonde dan weer feestjes en banketten bij, waarop hij zich “zo beschamend lazarus drinkt” dat hij achteraf zijn roes lag uit te slapen in de velden, terwijl zuster Theophana in een naburig vrouwenconvent dan weer meer beschonken dan nuchter doorheen de kloostergangen waggelde.

 

In datzelfde convent bleek men trouwens bijzonder vatbaar te zijn voor de mannelijke soort, net als hun collega’s in de wel erg decadente priorij van Villarceaux:“Jo­hanna van l'Aille­rie verliet het klooster en ging samenwonen met een man en heeft een kind bij hem, soms gaat ze weg om het kind te zien; ook is ze bekend om onkuisheid met ene Gail­lard. De kellenares is bekend om een man genaamd Philippe. Johanna van Hauteville wandelt buiten de priorij alleen met Gaillard en vorig jaar had ze een kind bij hem. De kellenares is bekend om Philippe van Villarceaux en om een priester uit haar buurt. Zo ook de subpriores, berucht door Thomas de voer­man; Idonia, haar zuster, van Crispin, en deze beruchtheid deed zich voor binnen de tijdspanne van een jaar.

Ook komt de prior van Gisors vaak naar deze priorij om de genoemde Idonia te zien. Philippa is bekend om de pries­ter van Chèrence, in het bisdom Chartres. Margereta, de schatbewaarster, is berucht om Richard van Grenainville, geestelij­ke.

Agnes van Fontenay is berucht om de priester van Guerreville, in het bisdom Chartres. La Toolière is bekend om An­dré van Mussy, ridder. Allen laten hun haren groeien tot onder hun kin en doen ze saffraan op hun sluiers. Jacqueline verliet het klooster zwanger als resultaat van haar relatie met één van de kapelanen. Zo is ook Agnès van Mont-Secours bekend om dezelfde man. Ermengarde van Gisors en Johanna van Haute­vil­le zijn slaags geraakt. De priores is bijna elke avond dronken.

 

Een kort rekensommetje leert ons dat maar liefst 12 van de 20 vrouwen in de abdij er één of andere relatie, al dan niet met kind(eren), op nahielden en dit in het totaal met een 12-tal mannen waaronder 2 priesters, een kapelaan, een prior, een geestelijke, een ridder en een voerman. Het leven te Villarceaux moet weg gehad hebben van een soap, daar zowel zuster Jacqueline en zuster Agnès te doen hadden met dezelfde kapelaan. Terwijl Johanna van Aillerie het bed deelde met een zekere Gaillard, maar intussen zwanger was van een andere man, dartelt een andere Johanna (van Hautteville) buiten de kloostermuren rond met dezelfde Gaillard. Ook de keldermeesteres bleek geen voldoening te nemen met één partner!

 

Het ligt voor de hand dat zulke feiten gretig worden gebruikt om de these te staven dat de middeleeuwse clerus een groepje laveloze leeglopers omvatte.

 

Maar was dat wel zo? Uit een statistische analyse van Rigauds verslagen, die in een database  werden geïntegreerd en vervolgens bevraagd, blijkt dat het helemaal nog zo slecht niet was gesteld met de Normandische clerus. Slechts in een kleine 8 % van de 1041 bezochte  instellingen werd een vorm van onkuisheid vastgesteld, terwijl nog geen 3% van de kloosters bevolkt was met één of meer dronkaards.

 

Inbreuken die wel op grote schaal werden vastgesteld was het overtreden van de vastenregel en het breken van het vleesverbod (respectievelijk 25% en 38 % van alle gevisiteerde instellingen). De middeleeuwse monnik kan dus wel met recht een rede een geniepige gulzigaard worden genoemd, maar de losbandige of  dronken pater kan bezwaarlijk representatief genoemd worden voor de totale clerus!

 

Nog enkele opmerkelijke vaststellingen van het onderzoek:

Vrouwelijke geestelijken bleken het beduidend moeilijker te hebben dan hun mannelijke collega’s als het erop aankwam de handjes boven de lakens te houden. Er werden dubbel zoveel inbreuken op onkuisheid vastgesteld in de instellingen met vrouwelijke bevolking. Men moet hierbij echter rekening houden met de rapportering. Een zwangere vrouw gold als een ultiem bewijs van onzedigheid, terwijl een losbandige pater al moeilijker te bewijzen viel. Anderzijds werden meer mannen betrapt op het eten van vlees, hetgeen de stelling ontkracht dat vlees eten zou aanzetten tot vleselijke lusten.

Procentueel gezien zaten er ook niet meer mannen aan de fles dan vrouwen, terwijl het traditionele rollenpatroon op het vlak luxe en bezit van dan weer wel werd bevestigd (meer vrouwen).

 

Al bij al kon worden geconcludeerd dat het met de middeleeuwse geestelijkheid nog niet zo slecht was gesteld en dat het onterecht is het visitatiedagboek van Eudes Rigaud te pas en te pas aan te halen als ultiem bewijsmiddel voor de ontaarding van de clerus.

 

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2002
Thema('s)