Virginia Woolf, en haar oeuvre als spiegel van de ziel
Of ‘de onmogelijkheid tot rouwen’
Ooit schreef Virginia Woolf: “books are the mirrors of the soul”. En dit geldt ook voor haar eigen boeken. In mijn thesis probeerde ik het verband tussen het werk van deze onvolprezen schrijfster en haar psyche aan te tonen -een boeiende ontdekkingstocht. Deze vorm van literatuurkritiek is niet nieuw. Reeds Freud, de alombekende vader van de psychoanalyse, paste als eerste een dergelijke psychoanalytische benadering van kunst toe.
Overigens, wat een psychoanalytische psychotherapeut met zijn patiënten doet, is eigenlijk niet veel anders als dit. De psychoanalyticus interpreteert het verhaal van de patiënt. In een psychobiografie interpreteer je het verhaal van de kunstenaar. Alleen heeft de kunstenaar dat wat hij te vertellen heeft in een mooi kleedje gegoten.
Als schrijfster uit het begin van de vorige eeuw, roept de naam Virginia Woolf bij weinigen een ‘Aha-erlebnis’ op. Nochtans is zij één van diegenen die het zogenaamd ‘modernistisch’ tijdperk van de literatuur hebben ingeluid, en daarom kan zij in één adem met Joyce en Proust genoemd worden. Samen met hen ontwikkelde zij een nieuwe techniek, de ‘stream-of-consciousness’-techniek. De wereld wordt beschreven via de gedachten en gevoelens van de personages, dus volledig van binnenuit.
Het leven van Virginia Woolf was wat men op zijn minst woelig kan noemen. Geboren te Londen in 1882, was zij het derde kind van Julia Jackson en Leslie Stephen. Maar er liepen ook halfzussen en halfbroers rond. Virginia’s ouders waren beide al eens getrouwd geweest, en hadden hun partner verloren aan de dood. De dood had hen bovendien samengebracht: ze hadden elkaar leren kennen bij de dood van Leslies eerste vrouw. En zo kwam het dat de dood reeds van bij het prille begin als een stille, onuitgesproken aanwezigheid in het wereldje van de kleine Virginia huisde. (Niet onbelangrijk: de psychoanalyticus Lacan schreef dat het onbewuste, of datgene wat niet in woorden kan uitgedrukt worden, zijn spiegel vindt in wat niet gezegd kan worden door belangrijke anderen, zoals de ouders)
Virginia groeide op in een wereldje waar de literatuur een belangrijke plaats innam. Haar vader las haar en de anderen vaak voor uit zijn lievelingswerken. Virginia erfde zijn passie voor literatuur en schreef op negenjarige leeftijd reeds een krantje.
Haar moeder, Julia, vond haar levensgenot in andere dingen: vaak liet zij haar man en kinderen thuis achter om voor de zieken en armen te zorgen. Het was háár manier om met het verdriet rond haar eerste man om te gaan.
In 1895 sterft Julia. Virginia is dan 13 jaar oud. “Haar dood”, zo schrijft Virginia later, “is de ergste ramp die kon gebeuren.” Uit haar dagboek van 1924 vernemen wij dat zij aan het doodsbed stond te lachen. Met haar handen probeerde zij dit te verbergen. Haar hele verdere leven zou zij nog last hebben met deze ongevoeligheid. Het was haar toen, maar ook later, onmogelijk om op een ‘gepaste’ manier te rouwen.
In de zomer van dat donkere jaar krijgt zij haar eerste inzinking. Zij is depressief, schrijft niets meer, bekritiseert zichzelf, enzovoort. Het duurt een paar jaar voor zij volledig hersteld is. Ondertussen is ook haar halfzus Stella gestorven. Nu is het de taak van Vanessa, haar zus, om het huishouden op zich te nemen. Maar zij is niet in staat om de hoge eisen die haar vader haar stelt, in te lossen. Leslie verwacht dat hij haar troost als hij het moeilijk heeft, met haar weent, en dies meer. Geen haar op zijn hoofd die eraan denkt dat zijn kinderen ook steun nodig hadden. Jaren later, in 1905 sterft hij aan kanker. Opnieuw breekt Virginia’s psychopathologie uit. Ditmaal hallucineert zij ook en probeert zelfmoord te plegen. Eenmaal hersteld, leidt Virginia een vrij nieuw leventje. Zij begint te schrijven, en maakt in diezelfde periode kennis met een nieuwe moraal, dankzij het door broer Thoby opgestarte ‘Bloomsbury group’, een kring van academici. Op die manier leert zij iemand kennen die een belangrijke invloed zal hebben op haar hele verdere leven, Leonard Woolf. Zij trouwt met hem. Wanneer zij terugkomen van huwelijksreis, krijgt ze echter haar derde grote inzinking. Wat dit heeft uitgelokt, weten we niet. We kunnen gissen, en zeggen dat de ontmoeting met de sexualiteit haar ditmaal de das omdeed. (Uit haar meer dan vriendschappelijke relaties met vrouwen blijkt een lesbische geaardheid.) Maar eigenlijk zal zij haar hele verdere leven sukkelen met haar mentale gezondheid. Vooral wanneer zij haar boeken beëindigt, heeft zij het moeilijk. Het schrijven heeft wellicht een stabiliserende, therapeutische functie voor haar.
In één van haar boeken, namelijk To the Lighthouse (Naar de Vuurtoren) verwerkt zij haar gevoelens rond (de dood van) haar moeder. Hoe Virginia haar dood in dit boek verwerkt, is trouwens hoogst merkwaardig. Geen uitgebreide emotionele doodsscène, maar een eerder poëtisch gedeelte over stormwinden die door het vakantiehuisje waaien. En dáár, heel eventjes, wordt de dood van haar moeder vermeld. De dood wordt letterlijk (!) tussen vierkante haakjes geplaatst. In het derde en laatste deel daarentegen wordt duidelijk wat die (schijnbare?) ongevoeligheid van haar grondt: kwaadheid. En hier kunnen we de scherpzinnigheid van Freud aanhalen. Hij wees er immers op dat melancholie vaak een verwijt aan de ander maskeert. De zelfverwijten van de melancholicus zijn eigenlijk te interpreteren als een verwijt aan de ander, de gestorvene, diegene die in de steek laat, enz. Onze hypothese is dan dat Virginia haar kwaadheid in dit boek geuit heeft. Na het schrijven van dit boek werd Virginia niet meer geobsedeerd door haar moeder.
Op een ander vlak vermoeden we dat het schrijven voor Virginia een poging is om eenheid na te streven. Zij schrijft op zo’n manier dat we kunnen voelen en denken wat de personages voelen en denken, kortom, dat we één zijn met haar personages. Er is geen tussenkomst van de verteller. En bovendien, de woorden ‘eenheid’ en ‘verdeeldheid’ komen vaak terug in het oeuvre van Virginia Woolf. Een verlangen naar eenheid, naar versmelting, is de conclusie. De hersenkronkels van een psycholoog? Toch niet. Op een onverwachte plaats botsen wij op een bevestiging van onze hypothese: haar memoires. Daar verhaalt zij hoe zij als kind voor een bloem stond, en ineens iets wonderbaarlijks ontdekte. Namelijk, dat de bloem met de aarde een geheel vormt. Dit besef vervulde haar van extase.
Maar helaas, schrijven kan dan een helende functie gehad hebben, het was niet voor eeuwig. Haar laatste boek brak zij af tot op het bot. Zij voelde dat zij de kunst van het schrijven verloren had. Op 27 maart 1941 liep zij naar de rivier en verdronk er zichzelf.
“De dood was een poging om in contact te komen”, zo schreef zij ooit.
______________________________