Samenvatting
Het Obstructief Slaap Apneu Syndroom
Oriëntatie op de slaap en beïnvloedende factoren.
In de normale slaap worden twee verschillende fasen onderscheiden. Je hebt de herstellende slaap, of de NREM – slaap (Non – Rapid Eye Movement) en de droomslaap, of de REM – slaap (Rapid Eye Movement).
De herstellende slaap wordt nog verder opgedeeld in de oppervlakkige slaap (stadium 1 en 2) en diepe slaap (stadium 3 en 4). De herstellende slaap is een periode van rust en herstel voor het lichaam. Tijdens de diepe slaap wordt energie opgebouwd voor de volgende dag.
Zowel tijdens de oppervlakkige slaap als tijdens de diepe slaap heeft de ademhaling een typisch patroon.
Tijdens de droomslaap komen dromen frequent voor en werken de hersenen snel. Men noemt deze fase ook de paradoxale slaap. Ook tijdens deze fase heeft de ademhaling een typisch patroon.
De twee verschillende slaapfasen wisselen mekaar tijdens de slaap af in 4 à 5 cycli. Een periode van opeenvolgende stadia noemt men een slaapcyclus en duurt ongeveer 90 tot 110 minuten.
De slaap is sterk persoonsgebonden en afhankelijk van leeftijd en geslacht.
De slaap wordt ook beïnvloed door vele externe en interne factoren. Voorbeelden hiervan zijn lawaai, te veel licht, lichamelijke en geestelijke problemen.
Slaapstoornissen zijn enorm hinderlijk, maar behoren meestal niet tot de levensbedreigende aandoeningen.
Slaapklachten komen veel voor: ongeveer de helft van de bevolking heeft er wel eens last van, meestal van voorbijgaande aard.
Slaapstoornissen kunnen ook chronisch zijn. Symptomen van een chronische slaapstoornis met een chronisch slaaptekort zijn: een daling van de alertheid overdag, vermoeidheid, prikkelbaarheid, concentratie – en geheugenstoornissen en stemmingsveranderingen gaande tot depressie.
Het obstructief slaap apneu syndroom.
Het obstructief slaap apneu syndroom is een aandoening waarbij de patiënt tijdens de slaap stopt met ademen omdat er geen lucht meer door de bovenste luchtweg kan. Dit komt doordat de weke delen van de bovenste luchtweg gaan dichtklappen door, onder andere, een verminderde spierspanning in deze regio. Hierdoor is er een afsluiting van de bovenste luchtweg waardoor er geen lucht meer door kan.
Bij het stoppen van de ademhaling gaat de patiënt lichtjes ontwaken (vaak naar een lichter slaapstadium gaan) en daardoor een enorm verstoord slaappatroon vertonen. Dit brengt verschillende symptomen met zich mee. Het belangrijkste en hinderlijkste symptoom voor de patiënt is een overdreven vermoeidheid en slaperigheid overdag, waardoor de patiënt op de meest ongepaste ogenblikken in slaap valt (bij familie, op het werk, achter het stuur,…).
Een ander belangrijk kenmerk, dat vooral hinderlijk is voor de omgeving, is zeer luid snurken.
Verder zijn er nog de apneus (ademstops) die door de partner worden opgemerkt, nachtelijk zweten, nycturie, woelige slaap, abnormale bewegingen, lichaamshoudingen en enuresis. Sommige patiënten spreken van frequent wakker worden ’s nachts met het gevoel van te stikken.
Omdat de patiënten niet uitgeslapen zijn en een overdreven slaperigheid vertonen, hebben ze overdag zeer vaak concentratie – en geheugenstoornissen. Deze worden als enorm invaliderend ervaren omdat ze, net zoals de overdreven slaperigheid overdag, een sociale impact hebben.
Bij mannelijk patiënten is er ook sprake van een libidoverlies.
Wegens de overdreven slaperigheid en het constant gevecht ertegen, zijn mensen met een obstructief slaap apneu syndroom dikwijls prikkelbaar. Bij sommige patiënten leidt dit zelfs tot depressie.
Wanneer de patiënt met de voorgaande klachten bij de huisdokter komt, gaat deze hem / haar doorverwijzen naar een gespecialiseerd centrum voor slaaponderzoek. Vooraleer de patiënt naar de slaapeenheid gaat, gaat hij / zij op consultatie bij een arts op de eenheid pneumologie voor een uitgebreide anamnese en een algemeen klinisch onderzoek.
Bij aankomst op de slaapeenheid vult de patiënt nogmaals een gestandaardiseerde vragenlijst in om een zo volledig mogelijke anamnese van de patiënt te verkrijgen.
Men gaat nagaan of het snurken van de patiënt ergens het gevolg van is. Vaak is het snurken namelijk het gevolg van overgewicht. Er wordt ook gepeild naar het gebruik van medicatie en alcohol omdat deze het dichtklappen van de bovenste luchtweg nog gaan verminderen.
In het tweede deel van de vragenlijst wordt geïnformeerd naar klachten die wijzen op het obstructief slaapapneu syndroom.
In het derde en laatste deel gaat men na of er reeds een vernauwing in de bovenste luchtweg bestaat, zoals bijvoorbeeld een neusverstopping.
Een belangrijk aspect in de diagnostiek van het obstructief slaap apneu syndroom is het polysomnografisch onderzoek. Dit is een uitgebreid onderzoek dat verschillende aspecten registreert tijdens de slaap, waaruit kan afgeleid worden of de patiënt al dan niet lijdt aan het obstructief slaap apneu syndroom.
Naast de anamnese en het polysomnografisch onderzoek is ook het klinisch onderzoek van belang en dan wel om de ernst van het obstructief slaap apneu syndroom te bepalen. Bij het klinisch onderzoek gaat men na wat het gewicht, de lengte, de Body – Mass Index en de halsomtrek van de patiënt zijn. Daarnaast voert men ook een algemeen KNO – onderzoek uit, een onderzoek naar anatomische afwijkingen van het gelaat (vooral de kin), borstkas en wervelkolom en een controle van de cardiovasculaire en respiratoire status.
Wanneer de anamnese, het slaaponderzoek en het klinisch onderzoek de diagnose van een obstructief slaap apneu syndroom bevestigen, wordt de juiste behandeling voorgesteld.
Hier zijn er verschillende mogelijkheden waartussen de patiënt, in samenspraak met zijn behandelend geneesheer, kan kiezen.
Het kan voldoende zijn een conservatieve behandeling in te stellen bij een patiënt met een lichte vorm van de aandoening. Hierbij moet de patiënt zijn leefgewoonten aanpassen. Bij overgewicht is vermageren noodzakelijk. Ook een goede slaaphygiëne is belangrijk.
Een medicamenteuze behandeling is niet mogelijk bij deze aandoening.
Er zijn ook nog de intra – orale apparaten. Dit zijn apparaten die aangemeten worden in de mond om tijdens de slaap het dichtklappen van de keelholte te voorkomen.
Verder is er ook nog een chirurgische behandeling mogelijk en de meest belangrijke behandeling, namelijk de behandeling met nCPAP.
Bij deze behandeling wordt het dichtvallen van de keelwand tijdens de slaap voorkomen, omdat via de neus een positieve druk wordt gecreëerd in de keel met behulp van een nCPAP – apparaat. Het doel van deze behandeling is het herstellen van de ademhaling en een correctie van de slechte slaap.
Wanneer een obstructief slaap apneu – patiënt dit apparaat gedurende de slaap gebruikt, gaan de weke delen door de positieve druk niet meer collaberen. Hierdoor vertoont de patiënt geen apneus meer en verdwijnen de ontwaakreacties. De patiënt slaapt de hele nacht door en is overdag niet meer moe.
Het obstructief slaap apneu syndroom is nu opgespoord, gediagnosticeerd en we weten hoe we het kunnen behandelen. Maar er zijn ook belangrijke gevolgen op lange termijn wanneer het syndroom niet wordt behandeld. De risico’s aan een niet behandeld obstructief slaap apneu syndroom zijn velerlei. Door de hypersomnolentie valt de patiënt op de meest ongelegen momenten in slaap zoals achter het stuur. Mensen die lijden aan het obstructief slaap apneu syndroom hebben een verdubbelde kans op het veroorzaken van een ongeval.
De overdreven slaperigheid kan ook oorzaak zijn van andere ongevallen, zoals arbeidsongevallen.
Andere belangrijke complicaties zijn cardiovasculair. Verschillende epidemiologische studies wijzen op een belangrijke associatie tussen snurken / slaapapneu enerzijds en arteriële hypertensie, myocardinfarct en cerebrovasculaire accidenten anderzijds.
Het obstructief slaap apneu syndroom praktisch bekeken.
Natuurlijk zijn er bij een patiënt met een obstructief slaap apneu syndroom verschillende verpleegproblemen op te sporen.
Er volgt nu een opsomming van deze verpleegproblemen.
Verpleegprobleem ‘Chronische Moeheid’
Verpleegprobleem ‘Risico op eenzaamheid’
Verpleegprobleem ‘Veranderd seksueel functioneren’
Verpleegprobleem ‘Angst en vrees’
Verpleegprobleem ‘Inadequate therapietrouw’
Verpleegprobleem ‘Weefselbeschadiging’
Verpleegprobleem ‘Verminderde mobiliteit’