“Jongeren en bioscoopbezoek”
Technologische superioriteit bioscopen spreekt tot verbeelding bezoekers
Jongeren zien cinemabezoek vaak als een vlucht uit problemen, routine en verveling en niet als een kick. Dit is één van de vele conclusies uit een kwalitatief filmpublieksonderzoek dat uitgevoerd werd bij 20 vaste bioscoopbezoekers tussen 15 en 24 jaar. In een onderzoek van de Régie Media Belge, waarop deze steekproef gebaseerd is, worden de vaste bioscoopbezoekers gedefinieerd als zij die minstens één keer per maand naar de cinema gaan. Naast de psychologische motivatie scoort ook de sociale drijfveer goed. Deze komt voor onder de vorm van sociale conformiteit, sociale contacten en sociale activiteiten. Deze drie elementen hangen nauw samen met elkaar. De jongeren uit deze studie hechten veel belang aan de sociale integratie in groep evenals aan de sociale activiteiten voor en na de filmvoorstelling. Er zijn weinig respondenten die vaak alleen naar de bioscoop gaan. Het gebrek aan een gesprekspartner zien ze als het grootste gemis als ze alleen naar de cinema trekken.
Het medium bioscoop zelf is voor de vaste bioscoopbezoekers uit deze studie op twee manieren een motivatie om naar de cinema te gaan. Ten eerste spreekt de technologische superioriteit van de bioscopen tot de verbeelding van de bezoekers. In dat kader halen de geïnterviewden zowel de uitstekende beeld- en geluidskwaliteit als de verbluffende effecten van het groot scherm aan. Ten tweede onderstreept de helft van het ondervraagde publiek dat het cinemabezoek hen vooral aantrekt omdat de bioscopen de films eerst draaien. Een productie op zich is dan ook vaak een reden om naar de zalen te trekken.
Het is opvallend hoe weinig jongeren het educatieve of intellectuele aspect van het bioscoopbezoek ter sprake brengen. Slechts een 2-tal onder hen gaat af en toe naar de film omwille van het informatieve karakter ervan. Ook de esthetiek van de prent wordt zelden als een motivatie beschouwd. Tot slot is het ook opmerkelijk dat geen enkele respondent het belang van identificatie als motivatie aanhaalt. Men ziet de film wel binnen het referentiekader van zijn eigen leven, maar de bevestiging van de eigen gedachten is geen drijfveer op zich.
Cinemapubliek zelden onder de loep genomen
Het cinemapubliek is zelden op een kwalitatieve manier als onderzoeksobject gebruikt. Dit terwijl het publiek een hoeksteen uitmaakt van het totale filmgebeuren. Het publiek maakt de film immers af. Zowel mensen uit de academische wereld als het commerciële circuit erkennen het gebrek aan diepgaand onderzoek vanuit het filmpubliek zelf. In het kader van de nakende filmfestivals zou men bijvoorbeeld het profiel van de festivalganger in kaart kunnen brengen. De interesse voor onderzoek omtrent deze materie is duidelijk aanwezig, maar men stoot vaak op een gebrek aan budget.
Première vooral interessant bij gratis tickets
Naast de motivaties, peilde dit onderzoek ook naar receptieactiviteiten, selectiecriteria en rol van informatiebronnen.
Het cinemabezoek wordt meestal de dag zelf gepland, behalve als het om een film gaat die ze willen zien, die plannen ze van tevoren. De filmkeuze gebeurt bij de meeste afwisselend thuis en in de bioscoop. Net als bij het tijdstip van beslissing, wordt een film die ze willen zien, van tevoren gepland. Een kleine minderheid van de medewerkers gaat af en toe naar een première. Dit doen ze meestal enkel als ze gratis tickets hebben. Opvallend is dat de filmliefhebbers niet echt stil staan bij zaken zoals de keuze van het cinemacomplex, wie dat bepaalt en wanneer dat beslist wordt. Dit druist in tegen de visie van de aanhangers van de “Uses and Gratifications” aanpak, die stellen dat het publiek rationeel is en doelgericht handelt.
Het belang van de informatiebronnen komt ook duidelijk naar voor in dit onderzoek. Deze zijn er in de eerste plaats om het publiek te informeren. Hun tweede functie bestaat eruit mensen te beïnvloeden in hun filmkeuze. Verschillende van de jongeren uit dit onderzoek zijn er van overtuigd dat de informatiebronnen louter informerend werken en niet beïnvloedend. De vaste bioscoopbezoekers uit deze studie krijgen vaak eerst kennis van de film voor ze naar de cinema gaan. Het enige voorbeeld dat hier tegen in gaat is de sneak preview, dat slechts een aantal respondenten af en toe weet te bekoren. De ondervraagden komen meestal met een amalgaam van diverse informatiebronnen in aanraking. Voor aankomst in de bioscoop zijn het zowel geschreven, audiovisuele als persoonlijke informatiebronnen die de jongeren inlichten over de release van nieuwe films. Het Internet speelt hierbij ook een cruciale rol. In het cinemacomplex zelf zijn vooral de affiches van belang. Dit zowel voor het informeren als voor het overtuigen.
Acteur en regisseur vaak van doorslaggevend belang bij filmkeuze
Bij het bepalen van de filmkeuze spelen zowel filmintrinsieke als filmextrinsieke elementen een rol. Onder de filmintrinsieke eigenschappen vallen een cluster van elementen zoals verhaal, acteur en regisseur. Opvallend is dat bij een groot aantal van de ondervraagden de favoriete acteur en regisseur vaak van doorslaggevend belang zijn bij de filmkeuze. Verschillende jongeren halen aan dat het kiezen van de film op basis van hun favoriete acteur hen soms slecht bekomt. Dit vooral omdat de acteur in die gevallen de voorrang krijgt op het verhaal. Ook de special effects spelen een rol in het bepalen van de film. Dit hangt samen met de eerder aangehaalde technologische superioriteit van het medium. Aan de fotografie en soundtrack van de film hechten zeer weinig respondenten belang. Dit stemt overeen met ontbreken van esthetiek als motivatie voor filmbezoek. De lijn tussen de filmextrinsieke elementen en de informatiebronnen valt zeer moeilijk te trekken. Als iemand zich baseert op bijvoorbeeld het verhaal van de film dat in de trailer naar voor komt, dan is dat een filmintrinsiek element. Maakt men zijn filmkeuze echter aan de hand van de trailer als geheel, dan is dat een beslissing op basis van een filmextrinsiek element.
Diversiteit drijfveren stemt overeen met uitgebreide filmaanbod
De grootste conclusie uit dit onderzoek is dat de respondenten om uiteenlopende redenen op verschillende tijdstippen en met diverse personen naar de cinema gaan. Deze complexiteit aan beweegredenen voor bioscoopbezoek is te wijten aan het feit dat mensen complexer zijn dan de categorieën waar wetenschappelijke denksystemen hen trachten in te kaderen. De diversiteit aan drijfveren stemt overeen met het uitgebreide filmaanbod. Er is altijd wel iets voor handen dat de behoefte van het moment kan stillen.
Bepaalde conclusies uit deze studie kunnen aanleiding geven tot verder onderzoek. Zo kan het handig zijn op grote schaal te kijken in welke mate een vooropgestelde doelgroep belang hecht aan bijvoorbeeld de esthetische en/of informatieve motivatie van filmbezoek. Ook door het nagaan of er een specifiek publiek bestaat voor alternatieve cinemazalen kunnen onderzoekers inzichten verwerven in een complexe materie als bioscooppubliek. Mochten de financiële mogelijkheden echter evenredig lopen met het aantal interessante onderzoekspistes omtrent bioscooppubliek, dan waren vele vraagtekens reeds omgevormd tot uitroeptekens.
Isabelle Fort
Kleine Lage 50
9620 Zottegem
gsm : 0473/24.32.64