Cultivatie en de sociale constructie van de realiteit. Een empirisch onderzoek naar de socialiseringsrol van het medium televisie.

Pieter
Maeseele

Televisie als een modern Paard van Troje

 

Het grootste deel van wat we weten – of denken te weten – hebben we nooit persoonlijk ervaren. We leven in een wereld die gebouwd is op de verhalen die we horen, zien en vertellen. Het overleveren van tradities was ooit ambachtelijk, eigengemaakt en geïnspireerd door de eigen gemeenschap. De hedendaagse verhalen noemen wij televisieprogramma’s, geproduceerd aan de lopende band via geijkte formules, en zij domineren de ether. Hun alomtegenwoordigheid creëert een gemeenschappelijke symbolische omgeving die elke dag wordt herhaald en via een klein scherm de huiskamer binnenkomt. Culturele geschiedenis wordt tegenwoordig gecreëerd en doorgegeven zonder dat men er deel aan heeft noch van uitmaakt, en vooral: zonder dat men er de sofa moet voor uitkomen. De uitspraak “viewing commercials is ‘work’ performed by audiences in exchange for ‘free’ news and entertainment” is wat betreft commerciële televisie geen sloganeske taal, maar de verwijzing naar een broodwinning, hun voorwaarde tot economisch overleven.

Onze maatschappij is een kennismaatschappij en vandaar heeft elk kanaal dat kennis overbrengt potentieel een impact op cultuur en maatschappij. Een excellent voorbeeld van zo’n kenniskanaal is televisie. In deze scriptie wordt onderzocht wat de macro-effecten zijn van dit medium op de sociale en cognitieve constructie van de realiteit. Er worden beelden over waarden, normen, mensen, gebeurtenissen en samen-leving doorgegeven. Tot hoever worden deze beelden door de kijker opgenomen, en wat wordt daar achteraf mee gedaan?

 

In het theoretisch luik wordt een antwoord gezocht naar hoe wij als mens onze realiteit construeren en welke mogelijke invloed televisie hierin speelt. Op de vraag hoe werkt de sociale constructie van de realiteit antwoorden sociologen met socialisatie. De media, met televisie op kop, maken een substantieel deel uit van dat socialisatieproces door hun vermogen van beelden te leveren die de meesten onder ons wellicht nooit zullen ervaren. De kwestie of men weet of iets fictie is of niet, is amper van belang. Een fictiefilm is realiteit, want hij bestaat, dus oefent een invloed uit. Uiteindelijk eist men dat de achtergrond van het gebeuren realistisch is, zodat men zich de gebeurtenissen in de eigen achtertuin kan inbeelden. Het belang van media en communicatie bestaat erin dat zij ervaringen losmaken van individuele, concrete gevallen en waarden en normen doorgeven zonder rechtstreekse ervaring. Dit heeft ertoe geleid dat de directe ervaring haar betekenis heeft verloren, iets wordt slechts geloofd wanneer men het ‘met eigen ogen’ ziet op het scherm. De enorme kracht van narratieve representaties van feiten en situaties is dat de werkelijkheid op de getoonde manier verklaard wordt en een bepaalde maatschappelijke orde gelegitimeerd tot ‘zo hoort de wereld er uit te zien’. Als volgt kan men televisie vergelijken met een paard van Troje dat een synthetische en functioneel selectieve natuur achter een schijnbaar realisme verbergt. De kijker wordt geconfronteerd met een ‘zienswijze’ op de realiteit, terwijl hij meent de realiteit zelf waar te nemen. In onze hedendaagse complexe samenleving kennen wij in feite weinig gemeenschappelijke problemen. Het instituut televisie zorgt voor een gemeenschappelijke ervaring aan alle leden van onze complexe samenleving en verbindt hen. Tv-kijken is  een synthetische ervaring van synthetische gebeurtenissen, die leidt tot verkeerde realiteitsopvattingen waarbij men zal verwachten dat wat men ziet ook echt voorkomt.

 

Uit de sociologische volgt de psychologische (cognitieve) vraag‘hoe’ televisie als een kenniskanaal kan functioneren. Hoe houden mensen uit (fictieve) boodschappen (bepaalde) elementen over, waarvan ze iets over de werkelijkheid (menen) te leren. De mens is van nature uit een informatiezoeker die overal neigt grote wetmatigheden te herkennen. Er wordt vaak van weinig informatie uitgegaan tot grote inzichten, zie stereotypering of karikaturisering. Alles wat gebeurt en wat men ziet, kan potentieel een element uitmaken van cognities, die later attitudes of gedrag beïnvloeden.

 

Als directe ervaring haar betekenis heeft verloren en de verklarende kracht vooral te vinden is in narratieve representaties, als televisie het favoriete ontspanningsmiddel, de grootste bron van informatie en de belangrijkste vorm van maatschappelijke zelfbeschrijving is, met welke potentiële kracht hebben we hier dan niet te maken?

 

In het empirisch luik van de scriptie worden de respondenten ondervraagd naar mediagebruik en de socialiseringsrol van televisie. Bij dit laatste wordt zoals de cultivatiemethode vraagt systematisch het wereldbeeld van de lichte en zware kijker vergeleken.

De sociologische achtergrond blijkt heel bepalend: de grootste groep zware kijkers treft men aan bij het beroepsonderwijs en bij ouders met een lage opleiding. De hedendaagse jongeren blijken minder te ‘kijken’ dan hun collega’s uit 1991. Bij de 214 ondervraagde jongeren vinden we 1/5 zware kijkers terug (ZK:>3u/dag), 2/5 middelmatige (MK:1u/dag<x>3u/dag) en 2/5 lichte kijkers (LK:<1u/dag). TV wordt verkozen tot het beste ontspanningsmiddel. De geponeerde hypothese betreffende een mogelijke shift van tv naar het nieuwe populaire medium internet wordt niet bevestigd: men houdt van media of niet. Beide openbare zenders zijn populairder naarmate men minder kijkt en het onderwijsniveau stijgt, bij VTM omgekeerd. Interessant is de verschillende psychologische ingesteldheid qua tv-gebruik: ZK & MK, BSO & TSO, zijn tevreden wanneer het ‘leuk’ is wat ze zien. LK en ASO verwachten een zeker ‘niveau en verscheidenheid’. De jongeren kijken als ontspanning of uit verveling en zijn best wel tevreden over het tv-aanbod, tenzij men een LK is.

Een opvallend resultaat bij de socialiseringsrol is dat kijken significant & evenredig samenhangt met stemmen voor het Vlaams Blok. ZK zien de misdaad welig tieren, willen meer blauw op straat, vinden dat mensen zichzelf moeten leren verdedigen. Ze zijn de grootste voorstanders van de oorlog tegen Irak en hechten veel belang aan materialisme. Opnieuw blijkt opleiding hier een belangrijke interveniërende factor: elimineert men haar invloed, dan stijgt de correlatie.

Bij de 122 ondervraagde ouders blijken ZK vooral vrouwelijk, laag-opgeleid, vaker werkloos en bedienden, arbeiders en huismannen/vrouwen. Onze hypothese betreffende de shift van tv naar het net wordt ook hier gefalsifieerd. TV1 en VTM zijn de populairste zenders, en de populariteit van de commerciële zenders stijgt met de kijkgewoonte. Naast ontspanning kijkt men voor de actualiteit en informatie. 60% van alle respondenten en 100% van de ZK kiest een Nederlandstalige soap als favoriet programma en àlle ZK zijn tevreden met het tv-aanbod. Bij de socialiseringsrol vinden we nog een sterker onveiligheidsgevoel terug bij de ZK en tevens een negatieve visie op migranten en integratie.

 

Pieter Maeseele

 

Licentiaat Communicatiewetenschappen

Download scriptie (1.35 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2003