Duurzaam toerisme en ecotoerisme bij Belgische touroperators

Geert
Gelinne

52

 

Duurzaam toerisme en ecotoerisme bij Belgische touroperators      

Gelinne Geert

 

“Duurzaam toerisme en ecotoerisme bij Belgische touroperators” is de titel van de scriptie die werd ingediend tot het behalen van het diploma van gegradueerde in Toerisme, Beheer en Recreatie. Deze drie jaar durende opleiding werd gevolgd aan de Erasmushogeschool te Anderlecht. De auteur wil in dit eindwerk nagaan in welke mate de Belgische touroperators met begrippen als ‘duurzaam toerisme’ en ‘ecotoerisme’ begaan zijn. Hiertoe werden deze begrippen één voor één gekaderd.

 

Het eerste hoofdstuk handelt over de vorm van toerisme die aanleiding gaf tot het ontstaan van duurzaam toerisme, namelijk het massatoerisme. Na het opsommen van een aantal gepubliceerde definities van massatoerisme, kwam de auteur tot een eigen samenvattende definitie: het massatoerisme is een soort toerisme waarbij een grote groep vakantiegangers tijdens een bepaalde periode naar eenzelfde vakantiebestemming reist. Hier zoeken ze het vertrouwde op, in een voor hen speciaal geplaatste infrastructuur, en ontspanning is hun belangrijkste reismotief.

De Industriële Revolutie in het begin van de 19de eeuw, wanneer nieuwe machines werden uitgevonden, er meer werk kwam en de verstedelijking ontstond, was het startschot voor de groei van het massatoerisme. De verdere groei werd onder andere bepaald door verschillende economische veranderingen, vernieuwde transportmogelijkheden in de jaren 1950-’60, enz. Het eerste hoofdstuk wordt afgerond met de kenmerken van het massatoerisme en de gevolgen ervan, die eerder negatief dan positief zijn. Dit laatste is de grootste reden waarom een nieuw toerisme ontstaan is, namelijk het duurzaam toerisme.

 

In het tweede hoofdstuk doorloopt de auteur verschillende gepubliceerde definities van duurzaam toerisme om opnieuw tot een eigen definitie te komen: duurzaam toerisme is een toeristische gedachte waarbij men rekening moet houden met de plaatselijke bevolking op economisch, sociaal-cultureel en ecologisch vlak en waar men de behoeften van de toerist niet uit het oog verliest. Het moet ook ten goede komen aan de lokale bevolking en economie.

De auteur ziet de kleine minderheidsgroepen van radicalen in de 19de eeuw als de voorlopers van duurzaam toerisme. Maar de duurzame gedachte kwam er pas later door de kerkelijke organisaties en derde wereldbewegingen die meer naar de kern van het huidige duurzaam toerisme gingen, maar toch nog te kleinschalig werken. Nu heeft het World Tourism Organisation (WTO) de krijtlijnen uitgetekend voor duurzaam toerisme en de plaatselijke instanties passen deze principes toe voor hun eigen gemeenschap, gebied of land. Buiten de plaatselijke bevolking en de toeristen zijn er nog veel andere actoren die een rol spelen binnen het beleid van duurzaam toerisme, namelijk overheid, privé-sector, vrijwilligerssector, experten, onderwijs, drukkingsgroepen en media. Hoewel ze elk op een andere manier met duurzaam toerisme bezig zijn, moeten ze toch coherent met elkaar samenwerken.

 

In het derde hoofdstuk spreekt de auteur over ecotoerisme als toepassing van de duurzame toeristische gedachte op de natuur. Er wordt in dit hoofdstuk nagegaan wanneer deze term ontstaan is en Hector Ceballos-Lascuráin wordt aangeduid als eerste gebruiker in de late jaren 1980. Net als in de vorige hoofdstukken bekijkt de auteur de verschillende gepubliceerde definities om tot een eigen definitie te komen: ecotoerisme is een vorm van toerisme waarbij kleine groepen naar natuurlijk interessante gebieden reizen, met als doel de natuur en de plaatselijke cultuur beter te begrijpen en te appreciëren en ze hierdoor beter te bewaren. De ecotoerist vermijdt massatoerisme, heeft minder impact dan de ‘normale’ toerist en door gebruik te maken van plaatselijke gidsen en logies, is ecotoerisme goed voor de plaatselijke bevolking en economie. De auteur eindigt dit hoofdstuk met het overlopen van de verschillende standpunten van verschillende instanties ten aanzien van het ecotoerisme als lokmiddel.

 

Om de theorie van de drie hoofdstukken aan de werkelijkheid te toetsen, stelde de auteur een vragenlijst op voor de Belgische touroperators. Op die manier kon hij nagaan in hoeverre het duurzaam toerisme en/of ecotoerisme in België bekend is en verkocht wordt. De touroperators die voor deze vragenlijst gekozen zijn, bieden een reisformule aan die minder schadelijke gevolgen heeft voor de natuur en de cultuur. Dit zijn de zogenaamde niche-touroperators. Om daartegenover na te gaan of de zogenaamde ‘massatoerisme-touroperators’ ook begaan zijn met duurzaamheid, zijn ook nog een cruise-specialist en een grote, algemene touroperator bevraagd. In de vragenlijst werd er onder andere nagegaan of er door de touroperator al dan niet rekening gehouden werd met de principes van duurzaam toerisme bij de keuze van de reisbestemmingen en hoe groot de touroperator de kans inschat dat goed draaiend ecotoerisme snel evolueert naar massatoerisme.

 

Sinds 2002 is ecotoerisme ‘in’ dankzij "het Jaar van het ecotoerisme", maar de auteur beweert dat de niche-touroperators al langer bezig zijn met dit soort toerisme. Ze zijn er ook zelf van overtuigd dat het nooit een grote markt zal worden. De auteur denkt dat het misschien beter zo blijft. Hij besloot uit dit eindwerk dat er om verschillende redenen algemeen aanvaarde definities moeten komen, vooral om de coherente samenwerking tussen de verschillende actoren te vergemakkelijken.

Universiteit of Hogeschool
Erasmushogeschool Brussel
Thesis jaar
2003