Een politiek-ekonomische analyse vd oprichting ed aanpassingen vd oorspronkelijke formatie vh wisselkoersmechanisme vh Europees Monetair Stelsel

Ralf Caers
Persbericht

Een politiek-ekonomische analyse vd oprichting ed aanpassingen vd oorspronkelijke formatie vh wisselkoersmechanisme vh Europees Monetair Stelsel

Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek

 

Begeleidend artikel

 

De eindverhandeling "Een politiek-economische analyse van de oprichting en de aanpassingen van de oorspronkelijke formatie van het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel" die in de hierna volgende paragrafen kort wordt toegelicht, werd op 21 april 2003 ingediend met het oog op het behalen van de graad van licentiaat in de Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel.

 

In deze eindverhandeling werpen we nieuw licht op de eerste tien levensjaren van het Europees Monetair Stelsel (EMS), dat samen met het Bretton Woods mechanisme, de slang in de tunnel en de floating snake op ingrijpende wijze kleur heeft geschonken aan de economische, politieke en monetaire wereld van de 21ste eeuw. In het eerste hoofdstuk van dit werk gaan we dieper in op de totstandkoming van het EMS. Het doel van dit hoofdstuk is een inzicht te verwerven in de beweegredenen die de Europese staats- en regeringsleiders ertoe hebben aangezet om verdere stappen te nemen in het Europese integratieproces en in de ideologische tegenstellingen die zich tijdens de oprichtingsfase van het mechanisme tot uiting hebben gebracht. Vervolgens worden deze inzichten aangewend om een antwoord te verwerven op de vraag waarom de interventieregels, de werking en de omvang van de kredietmechanismen en de rol van de ECU zo werden vastgelegd en waarom het pariteitenrooster en de divergentieindicatoren samen werden opgericht. Hierbij wordt speciale aandacht geschonken aan het dubbele Belgische compromis dat de breuk tussen de Franse en West-Duitse standpunten heeft toegedicht en de ontplooiing van het mechanisme mogelijk heeft gemaakt.

 

Op basis van de uiteindelijke vorm die aan het Europees Monetair Stelsel werd toegedicht, leiden we bij aanvang van het tweede hoofdstuk een basisfilosofie af, die gestalte krijgt in het door ons gedefinieerde begrip "stroeve soepelheid". Dit begrip herinnert aan het breekbare evenwicht tussen het behoud en het bijsturen van het pariteitennet, dat bij de introductie van vaste maar aanpasbare spilkoersen werd opgewekt en een belangrijk element zou vormen in de ontwikkeling van het EMS. Een correcte toepassing van het begrip zou het mechanisme kunnen wapenen tegen de instabiliteit die door de economische divergentie van de lidstaten werd opgewekt en vermijden dat zij zou afdwalen naar situaties waarin pariteitsaanpassingen zo soepel zouden worden toegestaan dat de aanzet tot wisselkoersstabiliteit zou worden weggedrukt of waarin het mechanisme zo stroef zou zijn dat noodzakelijke herschikkingen altijd zouden worden uitgesteld.

 

In het tweede en derde hoofdstuk van dit werk onderzoeken we hoe deze basisfilosofie tijdens de eerste tien levensjaren van het mechanisme werd nageleefd. In tegenstelling tot het eerste hoofdstuk, dat voornamelijk op wetenschappelijke literatuur werd gebaseerd, verdiepten we ons voor het zwaartepunt van onze eindverhandeling in de archieven van de Gentse universiteitsbibliotheek en deden we een beroep op de bibliotheek van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Gent. Het tweede en derde hoofdstuk konden hierdoor geheel op basis van artikels uit de Financieel Economische Tijd en het financieel-economisch magazine Trends worden opgebouwd.

 

Het tweede hoofdstuk ontfermt zich over de evolutie die het Europees Monetair Stelsel tussen haar start op 13 maart 1979 en de belangrijke herschikking van 21 maart 1983 gekenmerkt heeft. We belichten hierbij de economische en politieke argumenten die de zeven herschikkingen en 21 pariteitswijzigingen hebben aangebracht en starten onderzoek naar de invloed van de divergentieindicatoren en de correcte toepassing van het begrip "stroeve soepelheid". We besteden hierbij speciale aandacht aan de Belgische en Franse kwesties, die een uitermate belangrijke invloed hebben gehad op de ontwikkeling van het Europese pariteitennet. Op basis van deze analyse concluderen we dat het begrip "stroeve soepelheid" gedurende deze periode een correcte toepassing genoten heeft, maar dat het nut van de divergentieindicatoren slechts gering gebleven is.

 

In het derde en laatste hoofdstuk van deze eindverhandeling gaan we na hoe het EMS zich na de Franse beleidsommekeer van 1983 ontwikkeld heeft. We onderzoeken hierbij onder meer de factoren die de basis hebben gelegd voor de opmerkelijke val die de Italiaanse lire in 1985 onderging en die de onverwachte devaluatie van de Franse frank hebben uitgelokt. We gaan bovendien dieper in op de spanningen die door de aanhoudende dollardepreciatie binnen het pariteitennet werden opgebouwd en besteden hierbij tevens aandacht aan de creatie van het Louvre-akkoord. Ook de Single Act en de Basel-Nyborg akkoorden worden in dit hoofdstuk kort belicht. Tot slot gaan we ook dieper in op de periode van monetaire rust die na de elfde herschikking werd ingezet en die ook tot na de toetreding van de peseta zou worden voortgezet. Ondanks een scherpe daling in het aantal herschikkingen dat door de Europese ministers van financiën onderhandeld werd, weerspiegelen onze conclusies een minder strikte toepassing van het begrip "stroeve soepelheid" en bevestigen zij onze eerdere bevindingen over de uitermate beperkte invloed die door de divergentieindicatoren kon worden uitgeoefend.

 

-------------------

 

Universiteit of Hogeschool
Toegepaste economische wetenschappen
Publicatiejaar
2003
Share this on: