Evolutie naar een humane behandeling van de psychose
Het begrip psychose wordt in de huidige samenleving nog te veel gezien als een ziekte die vergelijkbaar is met een organische aandoening. De meest gangbare theorieën rond het ontstaan van een psychose situeren zich dan ook in het medische veld. Naar gelang de oorsprong van een fenomeen wordt gezocht naar een behandeling, in dit geval één die zich zal richten op het organisme. Dus, als iemand als psychotisch gediagnosticeerd wordt, moet hij opgenomen worden en de juiste medicatie krijgen. Tot zover de populaire, en dan ook meest bekende opvatting over de psychose. Maar hiermee is de kous allerminst af. Als één vogel de lente niet maakt, dan heeft één theorie zeker de waarheid niet in pacht.
De volledige theorieloosheid in de huidige moderne psychiatrische klinieken, als het gaat over hoe men moet omgaan met mensen die psychotisch zijn, zorgt in diezelfde instellingen voor grote problemen. Het enige waar ze zich op kunnen baseren is de theorie die aangereikt wordt door de medische wetenschap. Maar wat ben je met een hoop informatie over neurotransmitters als een persoon komt getuigen over de stemmen die hij net gehoord heeft? Het is dan toch aan de hulpverleners om met de klacht van de patiënt iets te doen, en deze niet te verzuipen in een bad van farmaceutica.
Er is dus weldegelijk een probleem als het gaat over de behandeling van psychose. Een theoretische strekking die hieraan iets probeert te veranderen is de Lacaniaans-Freudiaanse richting in het psychoanalytische veld. Deze biedt, om te beginnen, een theorie aan die handelt over het functioneren van de mens in zijn omgeving. Vaak wordt de ontoegankelijkheid van de hypothesen en theorieën als excuus gebruikt om deze links te laten liggen. Dit excuus is echter dermate flauw en ongegrond en kan enkel geïnterpreteerd worden als een zekere laksheid en onwetenschappelijkheid van diegene die er beroep op doet. In de scriptie wordt de theorie over de psychose in een notendop uit de doeken gedaan. Alle begrippen die nodig zijn voor een heldere kijk op de zaak worden grondig toegelicht en met elkaar in verband gebracht. Uit die theorie vloeien vele praktische richtlijnen voor zowel de hulpverlener als de instelling om, op een humane en niet op een puur medische manier, met psychotische mensen omgaan.
Maar met richtlijnen alleen kun je nog geen behandeling opstarten. Daarom moet er gezocht worden naar een stabiel en grondig gefundeerd behandelingsplan. Het is W.Apollon geweest die dit titanenwerk aangedurfd heeft. Zijn behandelingsplan baseert zich op de Lacaniaanse theorie en twintig jaar ervaring als psycholoog in een instelling voor psychotische volwassenen. Zijn behandelingsplan is op zijn minst een grote sprong voorwaarts te noemen. De psychose wordt er bekeken vanuit een perspectief dat mogelijkheden biedt tot een behandeling waar de persoon baat bij heeft. De wanen en hallucinaties worden er niet onderdrukt door medicatie maar worden er gehoord. Er wordt samen met de mensen gewerkt aan hun psychose. De hele reis doorheen de behandeling gebeurt in vier stappen die elkaar chronologisch opvolgen. Maar alles gebeurt op maat van de patiënt. Zowel de individuele begeleiding als de tijd die iemand nodig heeft om één fase te doorlopen hangen volledig af van die persoon zelf. Er is geen sprake van een soort standaard opname en protocollaire behandeling. Dit kan misschien werken bij een angst voor spinnetjes maar verliest bij de psychose zijn waarde.
We leven momenteel in een maatschappij die voor alles bewijzen nodig heeft, bewijzen die verzameld zijn door grondige studies. Apollon’s model kan hier niet onderuit, hoe goed het ook moge werken in diens praktijk. De gevalsstudies die hijzelf aanbrengt zijn onvoldoende om zijn model te staven aangezien ze afkomstig zijn uit diens kliniek. Ze representeren dus geen andere instellingen. Om de externe validiteit van het plan na te gaan zijn er gevalsstudies gebruikt van andere auteurs die nog geen kennis gemaakt hebben met het model. Er wordt getracht om in hun neergeschreven behandelingen, verschillende elementen terug te vinden die in Apollon’s model centraal staan. Dit was het eigenlijke opzet van de scriptie en het mag dan ook gezegd worden dat het doel grotendeels bereikt werd. Alle vier de fasen werden teruggevonden in behandelingen die onafhankelijk zijn van Apollon’s methode. Maar één kleinschalig literatuuronderzoek kan nog niet oordelen of deze methode al of niet moet ingeburgerd worden in onze instellingen. Er kan dan ook alleen maar aangemoedigd worden tot verder onderzoek naar dit model.