J’aime j’aime la patrie
Eurovisiesongfestival is mix van muziek én politiek
Poepsjieke cocktailjurken, middelmatige liedjes en de spannende puntentelling zijn al een halve
eeuw de vaste ingrediënten van het overbekende Eurovisiesongfestival. Ondanks de
neerbuigende kritieken van pers en publiek is de bejaarde televisiedame ook vandaag nog goed
voor honderden miljoenen kijkers en bijgevolg een speciale vermelding op de Europese
mediakalender waard. De wedstrijd is overigens meer dan pretentieloos vertier, zo werd onlangs
aangetoond. De 918 nummers van 48 jaar Songfestival zijn voor een licentiaatsonderzoek aan
een inhoudsanalyse onderworpen. Eurosong blijkt een veelgebruikt forum voor politieke
boodschappen, emotionele vaderlandse trots en opruiende oorlogstaal te zijn. Politics, twelve
points!
Liedjes uit twee dozijn Europese landen worden één na één vertolkt en daarna door jury’s of het
publiek op hun schoonheid (of herkomst) beoordeeld. Ziedaar de beginselen van de oudste nog
lopende televisieformule ter wereld: het Eurovisiesongfestival. Voor generaties Europeanen maakte de
wedstrijd deel uit van hun kindertijd, was ze de grote afwezige in de puberteitsjaren en werd ze
herontdekt eens de kinderen van toen zelf papa of mama geworden waren. Wie zou bij het bekijken
van de bonte verzameling Euro-artiesten het ook maar in zijn hoofd halen aan politiek te denken?
Toegegeven, de puntentelling roept soms vragen op, maar dat de wedstrijd propaganda zou zijn, daar
waren ze tot de val van de Muur enkel in het Oostblok van overtuigd. En toch blijkt er waarheid in de
hypothese te zitten.
Een nauwkeurige inhoudsanalyse heeft aangetoond dat iets meer dan 22 procent van alle
Eurovisienummers elementen van politiek of nationale identiteit bevatten. Dat lijkt niet veel, maar is
ongetwijfeld meer dan het aandeel in de liedjes die dagelijks op de radio te horen zijn. De heersende
definities van popmuziek benadrukken immers een universele, niemand-voor-het-hoofd-stotende
thematiek.
Scandinavië boven
De waaier aan identiteitsgebonden onderwerpen op Eurosong is breed: godsdienst, vaderlandsliefde,
oorlogsverklaringen en de eenmaking van Europa hebben we allemaal al gehad. Breekpunt in 48 jaar
songfestivalthematiek blijken mei ’68 en de opkomst van de nieuwe sociale bewegingen. Tot half de
jaren zestig waren de liedjes om ter braafst: plechtig gedeclameerde composities die enkel zoete
thema’s als verliefdheid of schoonheid tot onderwerp hadden. Als er al nationale elementen aan bod
kwamen, ging het vaak om lofbetuigingen aan het eigen land. Mooie voorbeelden daarvan zijn De
vogels van Holland uit 1956 en Nur in der Wiener Luft van Oostenrijk uit ’62. Het waren de
Scandinaviërs die in 1966 het vuur aan de lont staken met een stevig Deens emancipatorisch lied. In
For din skyld (Om je bestwil) zette zangeres Birgit Bruel haar man stevig op zijn plaats. De Noorse en
Zweedse buren hadden de boodschap begrepen. Een jaar later kloeg Odd Børre in Stress de jachtige
westerse samenleving aan, in Judy min vän (Judy mijn vriendin) deed de Zweed Tommy Körberg in
’69 met het materialisme hetzelfde. Voor hem liever love and peace dan dure wijn en een kleuren-tv.
Noord-Europa bleek wel vaker haantje de voorste om nieuwe thema’s bij de Eurovisiekijker te
introduceren. Zo liet Noorwegen als eerste land minderheidsgroepen op het festival aan bod. In 1960
gebeurde dat met Voi-voi nog op een paternalistische manier; maar twintig jaar later was Samiid
Ædnan (Samenland) een vlijmscherpe aanklacht tegen de toenmalige Noorse regering die de Lappen
te veel culturele rechten ontzegde. Om de vergelijking met de rest van Europa te maken: bij Frankrijk
duurde het tot de jaren negentig voor de Corsicaanse, Bretoense en Noord-Afrikaanse
gemeenschappen een microfoon in de hand kregen en Spanje blokt tot vandaag Eurosongliedjes over
Catalaanse of Baskische thema’s af.
Napalm
Ondanks de Scandinavische pioniersrol is het vooral Zuid-Europa dat op het Eurovisiesongfestival het
politieke mooie weer heeft gemaakt. Niet alleen brachten landen als Portugal, Israël en de
Balkanrepublieken vaker nationalistische teksten; de gebruikte woordenschat was ook van een steviger
kaliber. Het schoolvoorbeeld is Panaya mou, panaya mou (O vaderland, o vaderland) uit 1976, waarin
de Griekse Mariza Koch de toestand op Cyprus na de inval van de Turken in ’74 beschrijft. Als je
vernietigde ruïnes ziet, o moeder, zal het niet van andere tijden zijn - Door napalm zal het gebrand
hebben, oh moeder - Het zijn duizend stukken puin van gisteren is beslist andere koek dan I love you
en J’aime la vie. Geen wonder dat Turkije in ’76 van het Songfestival wegbleef.
Israël, een land dat eveneens in conflicten met de buren is verwikkeld, durfde ook met scherpe
zinssneden uitpakken. In 1983 bezong Ofra Haza in Hi (Levend) de overlevingsdrang van het joodse
volk, net op het moment dat het Songfestival in Duitsland werd georganiseerd. Een statement van
formaat dat met een zilveren plak beloond werd. De Israëli’s zorgden nog een tweede maal voor
opschudding in 2000, toen het kwartet PingPong een liefdesrelatie tussen een Israëlisch meisje en een
Syrische jongen bezong.
Portugal houdt het minder choquerend, maar niet minder interessant. De Portugese songfestivalhistorie
is een echt sprookje. Onder dictator Salazar blonken de Eurovisieliedjes uit in saaiheid en
oubolligheid. Dat veranderde in 1973 met Tourada (Stierengevecht), waarin Salazar impliciet met een
‘beest dat tot sterven moet worden gebracht’ werd vergeleken. Het leverde de auteur drie maanden cel
op. Een jaar later was de songfestivalinzending E depois do adeus (Na het afscheid) op 24 april het
teken om de revolutie te laten beginnen en de democratie binnen te halen. Nog het hele decennium
lang zouden de Portugese liedjes Europa aan die gebeurtenis doen herinneren. Eind jaren tachtig deed
een nieuw soort nationalisme zijn intrede. Portugal wijdde de ene songfestivalinzending na de andere
aan haar beroemde ontdekkingsreizigers die ‘lichtbakens van cultuur over heel de wereld uitdroegen’,
zo verwoordde Conquistador (Veroveraar) uit 1989 het althans. Het lelijke eendje was een prachtige
Portugese zwaan geworden.
Europa
Hoe sterk bepaalde landen hun nationale identiteit op het Songfestival tentoonspreiden, zo weinig
aandacht hebben de meesten voor Europa als geheel. Het mag eigenlijk niet verwonderen. Eerder
wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat mensen zich zelden in de eerste plaats Europeaan
voelen. De weinige keren dat Europa op Eurosong (what’s in a name?) toch aan bod kwam, was rond
scharniermomenten in het integratieproces. Zo brachten de val van de Muur en de nakende
eenheidsmarkt liedjes als Insieme 1992 (Samen 1992) en Sole d’Europa (Zon van Europa) voort. En in
2002 - het jaar van de euro - bezong Spanje de eenheid van het oude continent in Europe’s living a
celebration (Europa houdt een feestje), maar daar blijft het dan ook bij. Er is nog veel werk aan de
Euro-winkel.
Verschraling
De laatste jaren maakt het Songfestival een ware metamorfose door. In een poging tot modernisering
werd de MTV-aanpak ingehaald met het verdwijnen van het orkest en in veel gevallen de liedjes in de
eigen taal tot gevolg. Voorlopig leidt het programma er qua kijkcijfers niet onder en blijft de
belangstelling groot. Op inhoudelijk vlak heeft de nieuwe formule echter wel haar gevolgen. Met het
wegvallen van de eigen taal is het aantal politiek of cultureel geïnspireerde liedjes de laatste zes jaar
gevoelig teruggevallen. Gevolg: een stijgend aandeel van universele waarden als liefde en geluk in de
teksten uit zowat alle landen. De verschraling die zo vaak aan Eurosong wordt toegeschreven, zet nu
pas echt door. Op wetenschappelijk vlak beslist een jammerlijke evolutie. De weinige politiek
geïnspireerde literaire werkjes dreigen immers te verdrinken in een zee van Angelsaksische
nietszeggendheid. Werp de reddingsboei!