Met onze scriptie -die kadert in een onderzoeksproject van de Koning Boudewijn Stichting en de Universiteit Gent- wilden we oorspronkelijk een onderwijstraject voor kinderen van asielzoekers in het Vlaamse basisonderwijs uitdokteren. Er werden audiovisuele data verzameld in drie Antwerpse scholen. We hebben ons vooral gericht op de NT2-klassen (Nederlands als Tweede Taal), die los van het reguliere onderwijs worden georganiseerd. In deze klassen worden de nieuwkomers opgevangen voor een onderdompelingscursus Nederlands gedurende minstens één schooljaar. Na een intensieve veldwerkperiode van ruim één jaar kwamen we al snel tot de frappante constatering dat alle (linguïstische) repertoires die deze kinderen hebben volledig verwaarloosd worden. Wat volgt is de moeizame reconstructie van het ‘traditionele’ traject dat Vlaamse kinderen doorlopen om tot een zekere kennis van het Nederlands te komen. In dit proces krijgt de identiteit van de nieuwkomers nauwelijks ruimte. De bedoelde integratie van deze kinderen loopt dan ook uit op hun bijna totale marginalisering.
Hoe komt dit? In een zich globaliserende wereld heeft de natiestaat het steeds moeilijker om op verschillende niveaus haar macht uit te oefenen. De globalisering daagt heel wat vastgeroeste ideeën over taal en identiteit uit. In Vlaanderen leiden deze veranderingen op ideologisch vlak tot wat wij het ‘eentaligheidsdenken’ noemen. Vanuit dit denken nemen mensen aan dat er één natuurlijke norm is die op de meest heldere manier de wereld rondom ons beschrijft. Dit eentaligheidsdenken is er net als andere ideologieën niet zomaar, maar dient om bestaande machtsverhoudingen te reproduceren. In dit proces speelt onderwijs een cruciale rol. Om tot een geschikt pedagogisch traject voor asielzoekerskinderen te komen, was het van uiterst belang om eerst de mechanismen van deze ideologie bloot te leggen.
Wat houdt de ideologie van een ééntalige standaard in? We begeven ons op het terrein van wat de Franse socioloog Bourdieu ‘symbolische geweldpleging’ noemt. De staat Vlaanderen verzwakt door de toenemende globalisering, maar de ideologische constructie die de natiestaat Vlaanderen als een culturele, linguïstische en economische eenheid in ‘eigenheid’ is, versterkt. In Vlaanderen is taal binnen die constructie een zeer krachtig symbool: het Nederlands is dé factor bij uitstek om tot integratie te komen. Maar de zo geroemde integratie van nieuwkomers in onze samenleving is in realiteit niets meer dan een verdoken assimilatie- en homogeniseringsbeleid. En dat is een logisch gevolg van de ideologie van een ééntalige standaard.
Waarom? Standaardisering is een fenomeen in een taalgemeenschap waarin bepaalde aanvaarde linguïstische praktijken een klaar en duidelijke macht verkrijgen over het bepalen van de gemeenschapsnorm. Meestal is die standaard begiftigd met claims van superioriteit. Hij wordt immers gebruikt in die contexten van interactie die van belang zijn in de maatschappij. De standaard is agressief hegemonisch en vormt de (dwingende) basis voor de evaluatie van alle taalpraktijken. Diversiteit in taal wordt gezien als een belemmering om elkaar te begrijpen en als een bedreiging voor de nationale eenheid.
Onderzoek toont echter aan dat de idee van een eentalige standaard misleidend is, want er is geen overeenkomst met empirisch geobserveerde feiten van communicatie. Ook uit onze gegevens blijkt dat die standaard nergens te bespeuren is. Alle leerkrachten die wij hebben geobserveerd, spreken een vorm van tussentaal, vaak met een zwaar Antwerps accent. Het gebruik van een Antwerps accent wordt dus niet gecorrigeerd. Het Antwerps dient hier immers als ‘nulpunt’. Maar het gebruik van een door de moedertaal van de nieuwkomer gekleurd accent wordt wél verbeterd. In ‘onze’ aanhang van de standaard gaan we fenomenen die wezenlijk dezelfde zijn op verschillende wijze evalueren. Dat zorgt voor pedagogische problemen. En er is nog meer: de standaard wordt meestal gedefinieerd aan de hand van wat hij niet is. Er worden heel wat morele waarden aan vastgekoppeld. Zo heeft een leerkracht het over ‘rijke’ en ‘arme’ talen. ‘Rijke’ talen zijn die talen die de wereld op ongeveer dezelfde manier als de standaard beschrijven, ‘arme’ talen zijn talen die veraf staan van de manier waarop de standaard de wereld duidt.
Uit ons onderzoek blijkt dus dat taalpraktijken stukken complexer zijn dan de ideologie van een ééntalige standaard toelaat. Zo’n standaard is altijd meer een idee dan iets concreets, en deze is altijd ideologisch gekleurd om bepaalde doeleinden te dienen. In dit geval dient de ideologie van een ééntalige standaard het homogeniserings- en assimilatiedenken in Vlaanderen. Dat denken wordt bij ons sterk bepaald door taal.
Het typisch ‘Vlaams’ onderwijstraject dat een anderstalige nieuwkomer aflegt, zorgt dan ook niet voor de beoogde sociale mobiliteit. Integendeel, hij raakt nog meer gemarginaliseerd. Het beleid voor nieuwkomers gaat officieel uit van een integratie met respect voor culturele en linguïstische verschillen. De praktijk is helemaal anders: de samenleving is bang dat verschillen de eenheid van de natie bedreigen. Zo wordt verschil een 'lelijk' begrip dat desintegratie veroorzaakt. Elk linguïstisch of cultureel verschil moet zich aanpassen aan de norm, omdat het beschouwd wordt als een tekort tegenover de ideologische standaard. Het motto is: ‘om gelijkheid te bekomen, moet men zich assimileren’. Een tevergeefs streven, want nieuwkomers zullen steeds, en al dan niet subtiel, variëren op de beoogde standaard. Spreken met een accent is een mooi voorbeeld van die variaties. Dergelijke variaties zullen nieuwkomers blijvend kenmerken en hun volledige assimilatie in de maatschappij onmogelijk maken.
Precies daardoor ontstaat sociale ongelijkheid. Die uit zich op alle vlakken: niet alleen op maatschappelijk en beleidsniveau, maar ook op onderwijsniveau. In het onderwijs worden de taalideologieën omgevormd tot compensaties en veralgemeningen. De nieuwkomers worden met zijn allen uit de reguliere klassen gehaald om ‘zo snel mogelijk’ Nederlands te leren, zonder rekening te houden met de voorkennis en kwaliteiten die de kinderen zélf naar de Vlaamse klassen meebrengen. Deze marginalisering heeft nefaste gevolgen voor de toch al onzekere toekomst van deze kinderen in het kader van een zeer streng asielbeleid. We moeten deze kinderen juist middelen aanreiken die macht geven over hun eigen leven, zeker omdat ze hier meestal niet zijn om te blijven! Bovendien kan men niet verwachten dat deze kinderen voldoen aan een norm, die verandert naargelang verschillende (ideologische) doelen moeten worden gediend. Zij zullen nooit zoals ‘ons’ worden, ‘wij’ bepalen immers de norm.