Centraal-Azië: inzet van een nieuw “Great Game”?
Jeroen Vandamme
Centraal-Azië, gelegen in het midden van het grootste continent ter wereld, is na zeventig jaar van onderwerping aan de Sovjet-Unie terug op zoek naar contact met de buitenwereld. Dat loopt niet zomaar van een leien dakje maar het helpt dat deze regio enkele troeven heeft waarmee ze de aandacht van de buitenwereld kan lokken.
Centraal-Azië bestaat uit de vijf voormalige sovietrepublieken; Kazakstan, Kirgizstan, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan. Dit gebied, in oppervlakte te vergelijken met Europa, wordt ingesloten door de vier grote machten van het continent, namelijk Rusland, China, Europa en de moslimwereld. We kunnen deze regio ook situeren als hart van de instabiele zone van de wereld. Centraal-Azië ligt vlakbij Kasjmir, Afghanistan, de Kaukasus. Wat verderop ligt het Midden-Oosten. Allemaal enorm instabiele zones. Centraal-Azië is op zichzelf ook enorm instabiel. Geen enkele grootmacht is deze eeuw ineengestort zonder dat de opvolgingsstaten burgeroorlogen en andere regionale conflicten moesten ondergaan. Dit is dus ook het geval geweest met deze vijf ex-sovietrepublieken. Sinds de onafhankelijkheid van de nieuwe staten heeft de regio verschillende conflicten gekend. De vijfjarige Tadzjiekse burgeroorlog, één van de bloedigste van de afgelopen decennia, kon de aandacht van internationale gemeenschap niet trekken. Een vergeten oorlog. Maar in feite is gans Centraal-Azië een vergeten gebied. Het is het vergeten hart van de wereld.
De vijf Centraal-Aziatische staten worden één voor één bestuurd door dictators, allen met communistische roots. Bovendien is er in geen enkele republiek in de loop van veertien jaar onafhankelijkheid een nieuwe president aan de macht gekomen. Alhoewel zeer relatief lijkt Saparmurad Nijazov, president van het gasrijke Turkmenistan, de meest bekende van alle Centraal-Aziatische presidenten. Zijn absurde en vaak gekke wetten en ideeën komen af en toe in de westerse media. De meest ambitieuze is Islam Karimov, de president van Oezbekistan. Oezbekistan is het meest bevolkte land van de regio, ligt centraal en groeit dankzij zijn alliantie met de VS uit tot hegemon van Centraal-Azië. Karimov is ook berucht omwille van zijn wijdverspreide censuurpraktijken en zijn obsessionele strijd tegen islamitische terroristen. President Rachmonov van Tadzjikistan kwam aan de macht tijdens de burgeroorlog. De president van Kazakstan, het grootste land van Centraal-Azië, is Nursultan Nazerbajev. Hij heeft ook de ambitie om de andere Centraal-Aziatische staten te domineren maar botst hierdoor vaak met Oezbekistan en de andere staten. Kazakstan is van alle Centraal-Aziatische staten nog het meest op Rusland gericht. In tegenstelling tot de andere republieken heeft het ook maar weinig een islamitische cultuur, wel eerder een Slavische cultuur. Kirgizstan werd lang het ‘Zwitserland van Centraal-Azië’ genoemd. Niet allen omwille van zijn bergachtig landschap, maar ook doordat president Askar Akajev lange tijd de meest democratische en neutrale politiek voerde van alle Centraal-Aziatische presidenten. Onder druk en chantage van de Centraal-Aziatische buren ging ook Akajev de dictatoriale koers op.
“The New Great Game” is het door experts meest gebruikt concept om de geopolitieke machtsverhoudingen in Centraal-Azië te beschrijven. Het concept van de “New Great Game” refereert naar “The Great Game”, een gevecht voor politieke dominantie in hetzelfde gebied eind 19de eeuw tussen tsaristisch Rusland en Groot-Brittannië, de toenmalige hegemon. Er valt over te discussiëren in hoeverre deze vergelijking opgaat, er zijn verschillen en er zijn gelijkenissen. Een groot verschil is het aantal actoren. Een eeuw geleden waren er slechts twee noemenswaardige spelers: Rusland en het Verenigd Koninkrijk, dit ondanks de multipolaire wereldorde van toen. Nu zijn er een groot aantal actoren, de een al belangrijker dan de ander. Er zijn de grootmachten, zoals de VS, Rusland en China. Er zijn de culturele verwanten, Turkije en Iran, en er zijn de opkomende regionale grootmachten India en Pakistan. In dalende orde van belang doen zij mee aan ‘het spel’. Al deze staten willen hun invloedsfeer uitbreiden naar Centraal-Azië. Dit kan niet anders dan in interstatelijke conflicten resulteren.
De gebeurtenissen van 11 september creëerden een grotere buitenlandse interesse in Centraal-Azië. De Verenigde Staten versterkte de allianties met de Centraal-Aziatische staten. Ook andere grootmachten zoals China en Rusland begonnen meer pijlen te richten op hun ‘achtertuin’. Zij wilden niet dat de VS de regio zou monopoliseren, daarvoor stonden er te veel belangen op het spel. Er lijkt zich op dit moment een onofficiële strijd in Centraal-Azië te ontwikkelen tussen de drie grootmachten van de wereld. Onofficieel in die zin dat men niet altijd toegeeft vijanden te zijn. Het gaat zelfs zo ver dat iedereen met iedereen allianties sluit. Zo sloten Rusland en China een alliantie, de ‘Shanghai Cooperation Organisation’ om de invloed van de VS in de regio in te dammen. Anderzijds hebben Rusland en de VS, en China en de VS afspraken om samen te werken in de strijd tegen het terrorisme. Elk land vreest, ten gevolge van allianties, weggeconcurreerd te worden in dit gebied. In de VS is er bijvoorbeeld ook een grote vrees voor een Sino-islamitische alliantie die China en de islamitische wereld zou verenigen en puur tegen ‘het duivelse Amerika’ zou gericht zijn. Voorlopig blijft het nog bij een vrees voor conflicten maar de vrees is vaak gegrond. Dit kan resulteren in een nieuw “ Great Game”.
Belangrijk is dat de onofficiële strijd om macht en invloed in het gebied een constante is in tijd en ruimte. Of de landen nu een veiligheidspolitiek voeren of economisch, gericht op de energiebronnen, sowieso komen ze met elkaar in conflict. En de ene keer botst het harder dan de andere keer.
De buitenlandse grootmachten waren in de eerste jaren van de onafhankelijkheid van de Centraal-Aziatische staten enorm geïnteresseerd in de veiligheidsdimensie. Men wou ongewenste ontwikkelingen zoals het uiteenvallen van staten, nucleaire proliferatie, het ontstaan van islamitische republieken, burgeroorlogen, etc., vermijden. Halfweg de jaren negentig werden de grootmachten meer geïnteresseerd in de economische dimensie. Olie, gas en mineralen maakten de grootmachten grotendeels blind voor andere problemen. Met 11 september werden die problemen echter opnieuw bruusk in het daglicht geplaatst, waarop de grootmachten opnieuw een veiligheidspolitiek begonnen te voeren. Die veiligheidsdimensie ebt nu weer weg en met een stijgende olieprijs, het dreigende tekort in de olieproductie, de noodzaak voor diversificatie in olie-exporterende landen, zal Centraal-Azië opnieuw op basis van economische perspectieven ‘in the picture’ komen. De mythe van het Kaspische bonanza van de jaren negentig, toen men dacht dat de Kaspische regio bijna evenveel olie herbergde als het Midden-Oosten, is ondertussen doorprikt, maar alle beetjes olie helpen tegenwoordig.