De bijdrage van de Vlaamse dagbladpers aan een Europees burgerschap:
editoriale snelrechters of Europese bruggenbouwers?
Complex, stoffig, technocratisch, traag en ondemocratisch zijn slechts enkele van de adjectieven quasi vergroeid met de Europese constructie. Zelfs in het traditioneel vrij pro-Europese België, hebben mensen amper weet van waar het Europees Parlement, de Europese Commissie en andere machtsorganen hun tijd mee verdrijven. Het Europees burgerschap verkeert in een existentiële crisis: de beruchte kloof met de burger.
In de zoektocht naar een schuldige voor de tanende glans van de EU, kijken beschuldigende blikken niet enkel in de richting van de politieke wereld, maar tevens naar het kamp van de media. Wat de hoeveelheid aan extra bijlages over de historische EU-uitbreiding betreft, konden we afgelopen voorjaar bezwaarlijk klagen, maar een weinig evenwichtig Europees discours kan het Europese project en haar legitimiteit wel stevig ondermijnen.
Om een zicht te krijgen op de door Vlaamse dagbladen aangeboden mix van Europese normen en waarden, analyseerden we 368 editorialen over de Europese Unie verschenen tussen 1 januari 2000 en 31 december 2003, in vijf Vlaamse kranten: De Morgen, De Standaard, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad en de Gazet van Antwerpen. Welke aspecten van de Europese constructie krijgen het meeste aandacht en bij welke cultiveren de editorialen mogelijk de onwetendheid? Portretteren ze Europa steevast als die technocratische, weinig democratische moloch of is er plaats voor een meer genuanceerd plaatje?
De Europese Unie blijkt vooral een editoriaal waard als het gaat over haar beleidsmateries economie, socio-economie en welzijn. De nuances verschillen naargelang de krant en het segment waartoe die zich richt. Zo belichten De Morgen en vooral De Standaard het Europese verhaal nadrukkelijker in een internationale context, terwijl de populaire titels institutionele aangelegenheden relatief hoger op de agenda plaatsen. Uiteraard hangen de behandelde thema's zeer sterk samen met zogenaamde 'key events', zoals Europese topbijeenkomsten, en belangrijke gebeurtenissen op het wereldtoneel. In 2001, het jaar van de aanslagen op elf september, pieken internationale aangelegenheden in de Europese editorialen van de kwaliteitskranten. Bij de populaire Vlaamse dagbladen bereiken institutionele materies dat jaar echter een hoogtepunt, wellicht onder invloed van het Belgische EU-voorzitterschap in de tweede jaarhelft. Het volkse segment kent wel een steeds stijgende tendens inzake de internationale benadering van Europese aangelegenheden.
De twee kwaliteitskranten en de Gazet van Antwerpen benaderen Europese materies primair vanuit een Europeaniserend perspectief. Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad kiezen uitgesproken voor een nationaal verhaal. In concreto betekent dit bijvoorbeeld dat editorialisten economische of maatschappelijke thema's benaderen met de focus op de nationale consequenties; de rol van Europese structuren krijgt meestal een plaats in de marge. Thema's als de Europese muntunie, de uitbreiding van de EU of een Europese top blijven daarentegen vaker steken op een abstract Europees niveau, zonder de praktische gevolgen voor België duidelijk aan te stippen.
Editorialisten blijken de spelers van het Europese spel overwegend negatief te beoordelen en dat is zeker geen fenomeen dat sterker speelt bij populaire kranten. Het Laatste Nieuws, toch hét icoon van de popularisering in Vlaanderen, blijkt zelfs het minst negatief over de EU-actoren te oordelen. Een zeer markante vaststelling wanneer we kijken naar de meest negatief beoordeelde EU-instelling: de Raad van Ministers wordt in honderd procent van de gevallen negatief benaderd. Dat de Belgische regering het vaakst positief en buitenlandse regeringen als EU-actoren het meest negatief geëvalueerd worden, vormt niet bepaald een indicatie van een ontluikend gemeenschapsgevoel onder Europeanen.
Vlaamse editorialisten portretteren de Europese Unie overwegend als een stelletje ruziemakers en egoïsten. Gevolgd door de Unie als weinig (diplomatiek) geloofwaardig en een instelling die haar verantwoordelijkheid niet opneemt. Ze benadrukken vooral dat er geregeld geen eensgezind Europees standpunt is en dat de lidstaten hun nationale belangen laten primeren boven het algemeen Europees belang. Hoewel we in de gehanteerde EU-beelden de gebruikelijke clichés over Europa terugvinden, benadrukken de Vlaamse editorialisten –de Gazet van Antwerpen in mindere mate- toch erg frequent dat Europa ons al meer dan vijftig jaar vrede brengt. In 2001 kende het aantal positieve beelden van Europa echter een dieptepunt tijdens het Belgisch EU-voorzitterschap.
Ook de gehanteerde metaforen vormen een doorslag van de klassieke EU-clichés. Een verwijzing naar de processie van Echternach verbeeldt de trage werking van het technocratische Europa. Het beeld van Europa als een (voetbal)club komt het meest frequent voor. Het is ook de enige metafoor die in alle vijf onderzochte kranten opduikt. Editorialisten vergelijken Europa ook opvallend graag met een trein, zowel om negatieve als positieve meningen gestalte te geven. Zo beschouwt een editorialist de Europese uitbreiding als een trein die we zeker niet mogen missen, terwijl een collega vreest dat het een trein zonder noodrem is.
Tot slot constateerden we dat de Vlaamse editorialen de burger hoofdzakelijk voorstellen als ongeïnteresseerd, weinig enthousiast en slecht op de hoogte van de Europese Unie. Niet ongevaarlijk, want door te pretenderen -aan de hand van wat nattevingerwerk- te weten wat dé Europese burger denkt en hem of haar dus als passief voor te stellen, kunnen burgers wellicht onnodig gedemotiveerd raken. Journalisten dienen kritisch te zijn en voeling te houden met de samenleving waarbinnen ze functioneren, maar hoeven zeker niet voor orakel van Delphi te spelen.
Een actief Europees burgerschap vereist een vitale Europese ‘civil society’, waarin de media een rol van formaat spelen. Hoewel ze geen pro-actieve taak op zich (kunnen) nemen, dragen ze wel bij tot het uitbouwen van wat socioloog Robert Putnam "networks of civic engagement" noemt. De vele clichébeelden en vooroordelen omtrent de EU bevatten ongetwijfeld een kern van waarheid. Het democratisch deficit bestaat, dat kan zelfs de meest fiere Europese burger niet ontkennen. Daarom dringen institutionele hervormingen zich op. Een zondebokbenadering ten aanzien van de media valt evenwel resoluut af te keuren. Niettemin moeten de Europese media-inhouden zeker heel wat genuanceerder kunnen dan ze vandaag zijn, zonder daarbij hun kritische functie op de helling te zetten. Zonder Europese denkstof uiteraard geen Europese gedachte, maar toch zal -ook als op een dag de perfecte Europaberichtgeving in onze kranten verschijnt- het nog steeds de Europese burger zelf zijn die beslist of hij of zij zich Europeaan wil voelen of niet.