De burgerlijke aansprakelijkheid van minderjarigen en hun ouders voor de Jeugdrechtbanken: een actuele doorlichting van de aquiliaanse aansprakelijkheid

Rajesh
Hoebeke

Onderwerp eindverhandeling Rechtspraktijk:

De burgerlijke aansprakelijkheid van minderjarigen en hun ouders voor de Jeugdrechtbanken: een actuele doorlichting van de aquiliaanse aansprakelijkheid.

 

Als glasscherven de kinderen maken                

Stel dat u in het volgende geval verkeert: u heeft twee schatten van kinderen, een toegewijde echtgeno(o)t(e), een  mooi en quasi afbetaald huis, een boeiende en uitdagende job en last but not least kan u het zich nog veroorloven om met het gezin gedurende een maand op vakantie te vertrekken naar één of andere exotische bestemming.

Uw kinderen gaan ook elke week naar de jeugdbeweging, ze zingen zich in het kerkkoor de longen uit het lijf en meneer Pastoor ziet in de oudste van de twee een beloftevolle (celibataire, quod non) toekomst weggelegd.

Het schijnt dat zoveel geluk en voorspoed echt bestaat!

Maar dan komen er krassen op het lieflijke familieportret. Op een blauwe maandag-morgen staat de politie aan uw deur om een verklaring af te nemen: het blijkt dat de oudste van uw twee kinderen (hij is zestien jaar) heeft bekend dat hij na het bijwonen van het kerkkoor de glasramen van de Kerk “van meneer Pastoor” is gaan insmijten. Het gevolg laat zich raden: meneer Pastoor is er het hart van in, het dorp spreekt schande (het is een korte rechte lijn tussen de hemel en de hel) en er is voor ruim vijftienduizend euro schade aangericht.

De kans is groot dat u de goesting zal zijn ontgaan om in zo’n situatie te belanden.

Nochtans verkeren veel ouders in het geval dat ze tezamen met hun minderjarig kind door de Procureur des Konings voor de Jeugdrechtbank worden gedagvaard, omdat hun minderjarig kind een als misdrijf omschreven feit (mof) heeft gepleegd.

De impact van deze aanraking met het Justitiële systeem is zowel voor het kind als voor de ouders niet te onderschatten.              

De ouders zullen in de hoedanigheid van burgerlijke aansprakelijke partij (bap) moeten verschijnen. Dit impliceert dat indien kan worden aangetoond dat alle bestanddelen van het misdrijf aanwezig waren en dat er bovendien schade werd toegebracht aan iemand anders (een derde), de ouders zullen moeten opdraaien voor de vergoeding van de geleden schade. Dit is wat men de “burgerlijke aansprakelijkheid” noemt.

De “strafrechtelijke aansprakelijkheid” hangt hiermee nauw samen, de Jeugdrechter spreekt als dusdanig nooit straffen uit maar hij kan wel t.a.v. de jongere beveilings- of opvoedingsmaatregelen treffen.

Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan de Jeugdrechter de jongere vanaf zestien jaar ook “uit handen” geven waardoor deze zal moeten terechtstaan voor de Correctionele rechtbank of in het uiterste geval voor het Hof van Assisen (ingevolge moord en doodslag).

De burgerlijke aansprakelijkheid wordt ook wel de “aquiliaanse aansprakelijkheid”

genoemd, dit begrip verwijst naar de “lex aquilia” die door de volkstribuun Aquilius werd opgesteld (ca. 286 v.Chr.). Het is weinig waarschijnlijk dat toen de volkstribuun Aquilius ten tijde van het oude Rome in de concilia plebis (een volksvergadering o.l.v. een volkstribuun) opkwam voor de belangen van de volksklasse, hij ooit kon vermoeden dat zijn systeem waarbij de burgerlijke aansprakelijkheid een innig tweeluik vormt met de strafrechtelijke aansprakelijkheid; nu ruim tweeduizend jaar later nog zoveel invloed zou hebben op ons geldend recht. En de man zou wel helemaal zonder woorden vallen als hij zou vernemen dat zijn systeem onder meer wordt toegepast om het proces te beslechten tussen een zekere meneer Pastoor en een baldadige jongere.

Er dient een belangrijke nuance te worden aangebracht op de burgerlijke aansprakelijkheid van de ouders, zij kunnen zich immers bevrijden van hun burgerlijke aansprakelijkheid indien ze  kunnen bewijzen dat ze geen fout hebben gemaakt in het toezicht of in de opvoeding van hun kind. Dit weerlegbaar vermoeden (juris tantum) geldt echter niet voor de ouders wiens kind minder dan zeven jaar oud is op het moment dat het als misdrijf omschreven feit (mof) werd gepleegd.

Concreet betekent dit dat het minderjarige kind ouder dan zeven jaar persoonlijk kan aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade. De ouders kunnen wel worden verplicht de geleden schade te vergoeden (het slachtoffer blijft zo niet in de kou staan) maar zij verkeren dan in de mogelijkheid om eenmaal hun minderjarig kind meerderjarig is, deze schadevergoeding van hun kind terug te eisen.

Indien de ouders erkennen dat ze een fout begingen in de opvoeding of in het toezicht komen ze dikwijls in conflict met hun eigen verzekeringsmaatschappij die de aansprakelijkheid van de ouders wenst te betwisten teneinde de schadevergoeding niet te hoeven uitkeren.

Enerzijds zullen de ouders zich dus willen bevrijden van hun burgerlijke aansprakelijkheid waardoor ze onmiskenbaar hun eigen minderjarige kind in een negatief daglicht zullen moeten stellen en anderzijds zullen de ouders bij een eventuele erkenning van hun burgerlijke aansprakelijkheid in botsing komen met de eigen verzekeringsinstelling (met een mogelijk slopende juridische strijd tot gevolg).

Deze ongemakkelijke situatie geeft dikwijls aanleiding tot heel pijnlijke situaties.

Ze zou kunnen worden vermeden door het stelsel van “objectieve aansprakelijkheid” in te voeren waardoor de ouders zich enkel nog in het geval van ondubbelzinnige overmacht van hun burgerlijke aansprakelijkheid kunnen bevrijden.

Sinds het eind van de jaren zestig werd de maatschappelijke positie van de jongeren in de samenleving openlijk ter discussie gesteld. Jongeren werden steeds minder als passieve wezens gezien die onder de vleugels van de ouders en de maatschappij hoorden te vertoeven maar men ging jongeren zien als mensen met eigen rechten, deels gepositioneerd tegenover de ouders en de samenleving. Zowel de interne verhouding van de jongere, namelijk deze met diens ouders, als de externe verhouding, voornamelijk met anderen, is de voorbije decennia dan ook diepgaand gewijzigd.

Deze evolutie plaatst jongeren in een paradoxale situatie: enerzijds zijn ze sociaal-cultureel onafhankelijker geworden maar anderzijds zijn ze nog steeds in een zeer

grote mate sociaal-economisch afhankelijk. Deze paradoxale situatie heeft ook haar weerslag op het juridische vlak: de Wet op de Jeugdbescherming (1965) legde de nadruk op het ontwerpen van een buitengerechtelijke Jeugdbeschermingssysteem en het Verdrag inzake de rechten van het kind (1989) voerde het begrip “ouderlijke verantwoorderlijkheid” in waarmee wordt bedoeld dat ouders als eersten verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van hun kind en dat het belang van het kind altijd voorop staat.

We zien echter dat er zich een trend aftekent waarbij jongeren in toenemende mate geresponsabiliseerd worden voor een steeds diverser wordend gamma van (strafbare) gedragingen. In veel gevallen komen minderjarige jongeren (en hun ouders) voor de Jeugdrechtbanken voor gedragingen die veel ernstiger zijn dan het éénmalig insmijten van de glasramen van de Kerk. Ook al zal dit laatste voor meneer Pastoor de ultiemste vorm van Godslastering zijn, hoewel…

Het is maar de vraag of deze responsabiliserende (repressieve) tendens er niet zal toe leiden dat de leeftijd van de strafrechtelijke aansprakelijkheid zal verlagen hetgeen zoals gezien ook invloed zal hebben op de burgerlijke aansprakelijkheid van de minderjarige jongere.

Hoever kan en mag men gaan in jongeren die een als misdrijf omschreven feit (mof) plegen voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen en wordt het systeem van de “uithandengeving” stilletjesaan de regel in plaats van de uitzondering?

Het kan zijn dat de rechten van de jongeren beter in evenwicht moeten worden gebracht met de plichten van de ouders (en de samenleving tout court). Sommigen stellen zelfs dat de slinger te ver is doorgedraaid met “enkel rechten voor de jongeren en slechts plichten voor de ouders.”

In ieder geval zou men toch niet uit het oog mogen verliezen dat het opvoeden van kinderen in de eerste plaats een project van de ouders is, aangevuld met andere

belangrijke actoren zoals de school, de maatschappelijke organisaties en de hulp- verlening.

Men creëert geen warmte en liefde door middel van wetten.

Het wetgevend werk kan er hoogstens voor zorgen dat de gemaakte (glas-)scherven het kind kunnen beter maken… of kraken.

 

R.M. HOEBEKE

voor Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek v.z.w.

Vlaamse Scriptieprijs  2004

Universiteit of Hogeschool
Andere
Thesis jaar
2004