De fascinatie voorbij. Ont-moetingen zonder vertoon.
Rita Daneels
Contact tussen mensen uit verschillende culturen is meer dan ooit een hype, zowel als uitdaging dan als schijnbare onmogelijkheid. In toerisme en in reisbrochures is ‘contact met culturen’ zelfs een product met een bepaalde marktwaarde en met een variërend exotisme-gehalte. Al te vaak raakt men op reis echter verstrikt in de pure fascinatie voor het vreemde en in herhaalde pogingen om het beeld van de andere, ook letterlijk, vruchteloos te capteren.
Hoe zit het dan eigenlijk met dat contact?
Deze verhandeling wil voorbij de fascinatie geraken, om te zien of er zich daar iets voordoet in de orde van een ontmoeting. De auteur stoot hierbij onvermijdelijk op de paradox om woorden te willen vinden voor iets wat aan het woord of aan het beeld ontsnapt. Daarom laat ze zich inspireren door andere dan de rationeel-talige kennissystemen die eigen zijn aan Westerse beschavingen.
Zij vertrekt vanuit een intuïtief aangevoelde verwantschap tussen de belevingswereld van psychotische mensen en de sensitieve verstrengeling met de ambiance van de omringende omgeving bij de Afrikanen waartussen zij enkele jaren vertoeft.
Zoekend om dichter bij deze andere, Afrikaanse-manier-van-in-de-wereld-staan te komen, ontdekt zij het minutieuze etnografische speurwerk van de Euro-Amerikaanse antropologe
Kathryn Linn Geurts naar het wonderlijke sensorium van Anlo-Ewe sprekende mensen in het zuidoosten van Ghana. In haar boek ‘Culture and the Senses. Bodily ways of knowing in an African community’, maakt Geurts duidelijk hoe deze mensen, met hun ontzettend gevarieerd repertorium van zintuigen, heel particuliere gewaarwordingen hebben in hun contact met de wereld en met mekaar. Ze toont aan hoe dit leidt tot een ander ‘kennen’ van de werkelijkheid, een ‘weten doorhéén de zintuigen’, waarbij het vervloeien met de omgevende ambiance veel belangrijker is dan het onderscheiden daarvan zijn.
Fascinatie, Afrika, psychose, ambiance, (con)tact, ontvangen, het sensitieve,.. Het is met deze ingrediënten dat de auteur aan de slag gaat en een weefsel spint dat zich organisch ontvouwt in een lange brief aan Stan, een missionaris die werkt en leeft in Kigoma, een provinciestadje aan het Tanganiykameer.
In plaats van een academisch vertoog over de interculturele ontmoeting kiest de auteur bewust voor het medium van de brief, omdat dit haar de mogelijkheid geeft om enigszins uit de paradox te ontsnappen om te schrijven over datgene wat moeilijk in woorden te vatten is en wat ontsnapt telkens wanneer men het poogt te representeren. De brief geeft volle tijd en ruimte om losse elementen in een onderlinge kruisbestuiving en in een osmose met de toegesprokene zich te laten ontwikkelen zonder dat vooraf (hypothetisch) geweten moet zijn waar men zal uitkomen. Een brief geeft immers de mogelijkheid om te ontsnappen aan de letterlijkheid van betekenissen, om af te wijken, om iets voor zich te laten spreken, om iets te zeggen door het niet te zeggen, om niet volledig te hoeven zijn, om slechts te vermoeden... Het is als een vrije associatie en een opening naar het niet-weten, zo eigen aan het wezen van een ontmoeting.
In haar brief aan Stan poogt de auteur dan ook omzwermend en associërend dichter bij het fenomeen van de ontmoeting te komen, waarbij het er haar niet zozeer om te doen is ‘weten’ of ‘kennis’ over te brengen maar om iets ‘teweeg te brengen’ bij de lezer die over de schouder van de briefschrijver meeleest. In de dialectiek met de lezer is de tekst dus eerder bedoeld om betekenis te laten opborrelen vanuit een endogene, subtalige bron.
In haar inleiding verwijst de auteur in dit verband naar de semiotiek en naar de psychoanalyse, twee benaderingen van de werkelijkheid die eveneens erg veel ruimte geven aan de multipele gelaagdheid van betekenissen.
De brief verwijst concreet naar een recent verblijf van de auteur in Maendeleo, een doorgangshuis voor vluchtelingen en getraumatiseerde mensen die op de loop zijn voor het uiteengespatte geweld in het gebied der Grote Meren. Ze is er door Stan uitgenodigd om mee te werken aan de opvang van enkele psychiatrische patiënten die er samen met de vluchtelingen zijn aangespoeld.
Uitgedrukt in een metafoor is het in Maendeleo dat zich voor de auteur een soort van transformatie voordoet van toerist naar nomade. Het is deze doortocht die haar toelaat voorbij de fascinatie in de ruimte van een (interculturele) ontmoeting te treden en voeling te hebben met de ‘pathische’, sub-talige dimensie van die zone. Gaandeweg ontvouwt ze deze metamorfose in haar lange brief aan Stan. Ze legt verbanden tussen de fenomenologie van de psychose, de leefwereld van Anlo-Ewe, en haar eigen ontmoetingen met Afrikanen en Europeanen. Hierbij is het haar betrachting om zo dicht mogelijk bij een rechtstreeks sensitief ervaren van de werkelijkheid te blijven, waarbij ze herhaaldelijk stoot op het schijnbaar natuurlijke talent van Afrikanen voor een dimensie van ‘ambiance’ en van ‘ontvangst’.
Al schrijvend komt ze erachter dat zowel het onderwerp van haar verhandeling als het wordingsproces zelf meer te maken hebben met aan-raken dan met be-grijpen, meer met los-laten dan met vast-houden. Ze stoot op de volle betekenis van het woord ‘gast-vrijheid’, waarin een dubbele/wederzijdse en a-symmetrisch beweging zit vervat van het ‘kunnen ontvangen van een aangeboden ontvangst’.
Met een zo groot mogelijke disponibiliteit verwijlen in de zone van het niet-kennen, het onverwachte/toevallige, het niet-geprogrammeerde, helpt om zich over te geven aan de ambiance van een (onvoorwaardelijke) ontvangst en om ruimte te geven aan het toeval van een ontmoeting.
Wellicht bevindt zich daar ergens de zone van de ontmoeting, voorbij de fascinatie, doorhéén de onthechting die plaats maakt voor de ontvangst van het vreemde in de andere en in onszelf.
Het vreemde ontmoeten is dus niet iets dat men (intentioneel) doet of plant. Het vergt onthechten, verzaken aan het eigen plan of project om een lege ruimte te kunnen creëren die de vreemdheid van de andere kan ontvangen en zo het vreemde in zichzelf ontsluit. Wie ontvangt, riskeert zich aan die vreemdheid en aan de vreemdheid in zichzelf, en zet in die beweging de poort open voor een ontmoeting. Het is die broze en riskante (uit)wisseling van ‘ontvangen’ en ‘ontvangen worden’ die een ontmoeting draagt.
Ont-moeten kan per definitie alleen als het niet moet, en is in die hoedanigheid niet gestuurd noch gepland, en in wezen onvoorwaardelijk.
Het is ruimte maken voor het kunnen ontvangen van een context die men (onverwacht) aangeboden krijgt.
Aan de verhandeling is als bijlage en als horizon een bewerkte compilatie toegevoegd van de dagboeken die de auteur gedurende haar verblijf in Tanzania heeft bijgehouden.
Geurts, K. L. Cultures and the Senses. Bodily ways of knowing in an African community. University of California Press,n Berkeley. 2002.
De Béthune, P. F. Par la foi et l’hospitalité. Essais sur la rencontre entre les religions. Publications de Saint-+andré – nCahiers de Clerlande n° 4, Gent. 1997.