Het oude verhaal van vlees en woord

Kim
Gorus

Het oude verhaal van vlees en woord.

Een intertekstuele studie over de verwantschap tussen het werk van Peter Verhelst en de beeldende kunst.

 

Kim Gorus

 

Intertekstualiteit vervult een belangrijke rol in literatuurtheorieën die geïnspireerd zijn op het Frans poststructuralisme. De aandacht die de hedendaagse literatuurwetenschap besteedt aan intertekstualiteit is kenmerkend voor een algemeen toenemende interesse in interdisciplinaire of grensoverschrijdende studies. Het concept benadrukt immers het onvermogen om een bepaalde discipline hermetisch af te bakenen. De Franse filosoof Jacques Derrida heeft de rol en betekenis van intertekstualiteit uitgediept (1972). Derrida vertrekt vanuit de idee dat elke tekst slechts betekenis verwerft via een hele reeks impliciete (en dus afwezige) teksten. Dat betekent concreet dat bijvoorbeeld een roman van Hugo Claus pas zin krijgt vanuit andere teksten, zoals de Griekse mythologie, de Bijbel, ander werk van Claus zelf enzovoort. Een ding kan, aldus Derrida, alleen gedefinieerd worden via wat het niet is. Groen, bijvoorbeeld, valt enkel te omschrijven als “niet-blauw” of “niet-rood”, maar nooit als “groen”. Deze denkwijze impliceert dat ook kunst alleen in negatieve termen gedefinieerd kan worden.

 

Een belangrijk begrip in dit verband is het parergon, eveneens uitgewerkt door Derrida (1987). Parergon betekent letterlijk: naast of buiten (para) het eigenlijke werk (ergon). Derrida verwijst met deze term in eerste instantie naar een denken dat toegespitst is op het aanbrengen van grenzen – tussen, bijvoorbeeld, kunst en niet-kunst. Hij doelt daarmee voornamelijk op de enge esthetica van Kant. Derrida stelt het parergon, als reactie op Kant, voor als een onvatbare tussenruimte. Zo beschouwd, sluit het concept parergon de mogelijkheid uit van een eenduidige definitie die kunst afbakent. Dat betekent dat de grens vervaagt tussen kunst en niet-kunst, maar ook tussen de verschillende artistieke disciplines. In die zin kan men dus ook de ruimte tussen het literaire en het niet-literaire beschouwen als een parergon of tussenruimte.

 

Vertrekkend van het concept parergon, heb ik getracht de interactie te verhelderen tussen het werk van de Vlaamse schrijver Peter Verhelst en dat van andere, beeldende kunstenaars. Het gaat in de eerste plaats om een verwantschapsstudie, om het verkennen van een theoretisch/filosofisch kader (een tussenruimte) waarbinnen het werk van Verhelst en de beeldende kunsten elkaar ontmoeten. Mijn interesse gaat dus vooral uit naar de raakvlakken tussen het literaire en het niet-literaire, of dat nu bewust bedoeld werd door Verhelst of niet. Je kan dat raakvlak interpreteren als een continuüm tussen twee velden die elkaar onophoudelijk beïnvloeden en inspireren. Verhelst thematiseert de grens tussen woord en beeld expliciet. Taal wordt in zijn werk immers voortdurend geschetst aan de hand van lichamelijke metaforen. In een voorstudie van zijn roman Memoires van een Luipaard stelt Verhelst: “Elk lichaam dat je hebt geschilderd, kun je je later opnieuw voor de geest halen door je vinger of je tong te laten nadenken. Niets meer, niets minder. Kortom: het wonder van de taal, het oude verhaal van vlees en woord” (Verhelst 2000). De schrijver verwijst met dit ‘oude verhaal’ naar de Bijbel en meer bepaald naar de vleeswording van het woord van God. De belichaming van taal vormt dan ook een rode draad door het werk van Verhelst.

 

Daarnaast verwijst de schrijver in zijn werk voortdurend naar beeldende kunst: schilderkunst, beeldhouwkunst, fotografie, theater, dans, film. Belangrijke kunstenaars voor Verhelst zijn onder andere Thierry de Cordier, Lili Dujourie, Marcel Duchamp (met name de ready-made en het work in progress), Francis Bacon, Juan Muñoz en Dirk Braeckman. De verwijzingen naar beeldend werk zijn meestal impliciet. In die zin kan je spreken van een relatief ‘geïntegreerde’ stijl. Zo vertonen de boeken van Verhelst, los van elke letterlijke referentie, een zeker verwantschap met het beeldend werk van De Cordier via een gemeenschappelijke belangstelling voor de mystieke leer van Juan de la Cruz. Verder geeft ook de aandacht voor het vormelijke Verhelsts affiniteit met de beeldende kunst aan. Hij maakt meer bepaald gebruik van visuele middelen om een – letterlijk – beeldende taal te ontwerpen. De morsetekens op het omslag van de dichtbundel Alaska (2003), bijvoorbeeld, verwijzen naar de vorm van de keversculpturen van Jan Fabre. Je kan de vorm van de tekens ook lezen als een buste of vrouwenlichaam. De kaft van Alaska reageert bovendien op de lichaamstemperatuur van de lezer: bij aanraking licht de anders onzichtbare tekst op.

 

Het is dan ook niet te verwonderen dat vele critici pleiten voor een ‘zintuiglijke’ lezing van het werk van Verhelst. Dat is evenwel een veel te eenzijdige benadering van zijn werk. Verhelsts boeken zijn immers erg complex en zelfs geconstrueerd. Het aantal verwijzingen naar beeldend werk geeft al aan dat Verhelst appelleert aan een zekere achtergrondkennis van de lezer. Daarnaast speelt hij voortdurend een spel met zogenaamde “labiele structuren”, structuren die zo vaak voorkomen dat ze uiteindelijk ondermijnd worden. Het pentagram, bijvoorbeeld, keert zo vaak terug in zijn werk dat de betekenis ervan geheel vervaagt. Zo wordt de zogenaamde ‘zintuiglijkheid’ die bepaalde critici vooronderstellen danig tegengewerkt. Volgend citaat uit De Kleurenvanger is dan ook veelbetekenend: “De waarheid? Ik kan de waarheid verzinnen. Ik kan verhalen verzinnen. Desnoods kan ik het vlees opnieuw woord laten worden” (83). Centraal staat dus een dubbele beweging: de schrijver laat het woord vlees worden, maar werkt dat tegelijkertijd hardnekkig tegen. Deze veelzijdige interactie, die kadert in de algemene wisselwerking tussen de verschillende kunsten, vormt het onderwerp van deze scriptie.

 

Lectuurlijst.

 

Derrida, Jacques

            (1972) ‘La différance’. In: Marges de la philosophie. Parijs: Minuit.

            (1987) ‘Parergon’. In: La vérité en peinture. Parijs: Minuit.

Verhelst, Peter

            (1996) De Kleurenvanger. Amsterdam: Prometheus.

(1999) Tongkat. Een verhalenbordeel. Amsterdam: Prometheus.

(2003) Alaska. Amsterdam: Prometheus.

Verhelst, Peter & Lili Dujourie

(2000) Caresse, Pandora, La passion du noir, Places devoted to the night, herinnering aan een ontmoeting. In: DWB 2000/3, jrg. 145, p. 335-346.

Download scriptie (775.07 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2004