Artikel scriptieprijs. (max. 7000 tekens)
Het lawaai van de stilte.
Hoe kwam John Cage in 1952 op de vreemde idee een muziekstuk te componeren dat slechts bestond uit… stilte? Het stellen van die vraag heeft ons geleid naar een filosofisch onderzoek omtrent de bestaansreden van de muziek in onze hedendaagse postmoderne tijd. Want wat is muziek als ze ook stilte kan zijn? Of beter: hoe moeten we de stilte interpreteren in het werk van Cage?
Volgens Cage bestaat er niet zoiets als absolute stilte. Er is altijd wel geluid aanwezig, al is het enkel je hartslag of het geluid van je bloedsomloop; volledige stilte bestaat niet. Stilte bestaat voor Cage uit niet-geïntendeerde geluiden, geluiden die niet vanuit de intentie komen van de componist om ze te produceren. Een goed voorbeeld hiervan is het ‘muziekstuk’ 4’33”. Zoals de titel al aanduidt, neemt het werk 4 minuten en 33 seconden in beslag, slechts bestaande uit stilte. Maar waar de componist op uit was, was het geroezemoes van het ontstemde publiek. Ook deze geluiden waren voor Cage muziek. Met deze gedachte verandert de visie op wat muziek dient te zijn. Alles wordt op die manier muziek, al de geluiden die ons dagelijks omringen, zoals een voorbijrijdende vrachtwagen, telefoongerinkel,… worden opgenomen in het muzikale klankbeeld, als we er maar genoeg voor openstaan.
De stilte die John Cage gebruikt, vinden we ook terug in het oeuvre van de Franse postmoderne filosoof Jean-François Lyotard. Ook voor hem is er geen absolute stilte mogelijk. In de stilte gaat reeds een spannend afwachten schuil, een soort van geluidloze kreet, een ruis, die vraagt naar een nieuwe aanzet die moet gebeuren in ons denken. Waarom vindt hij dit zo belangrijk? Willen we niet verstarren in ons denken en niet dogmatisch overkomen, dan moeten we steeds opnieuw openstaan voor nieuwe impulsen van buitenaf. Indien we echter vervallen in stilzwijgen, dan horen we enkel nog de klank van onze laatste uitspraak. Maar een filosoof van een postmodernistische stroming, kan dit onmogelijk aanvaarden. Postmodernistisch gedachtegoed staat immers voor flexibiliteit, continue verandering en nuancering. Indien we niet opnieuw interpreteren, krijgt onze laatste uitspraak iets absoluuts mee en daarmee ook iets terroristisch. We dwingen dan immers de anderen tot het aanvaarden van die ‘laatste uitspraak’, zonder dat ze ooit nog kan geïnterpreteerd worden. Friedrich Nietzsche heeft reeds met de dood van god aangekondigd dat we niet meer mogen vasthechten aan een absolutistisch denkkader, zoals bijvoorbeeld het christendom voor hem was. Elk kader of wereldbeeld dat probeert de andere tot stilzwijgen te dwingen, creëert een sfeer van terreur. We hebben immers niet meer de mogelijkheid om zelf kritisch na te denken en om op een authentieke wijze te interpreteren. Vandaar dat in de stilte steeds een aanzet te vinden is naar een volgende interpretatie. We zouden steeds opnieuw moeten ‘inhaken’ om de macht niet over te laten aan de laatste inhaking, om het met Lyotard zelf te zeggen. Op die wijze kan de stilte ook het grootste lawaai in zich bergen, want ze schreeuwt naar een inhaking, een rusteloos verder zoeken naar bepalingen.
Maar een volgend probleem rijst op. We zijn immers niet in staat om, gegeven ons eindig en beperkt gezichtspunt in ons complex maatschappelijk systeem, een volledige beschrijving te geven van de ons omringende situatie in de maatschappij. Ons bepalen, van ons wereldbeeld of gewoon van een bepaalde kwestie, zal daarom ook altijd een zekere onbepaaldheid met zich meedragen. Het is dus zowel noodzakelijk om in te haken of te bepalen - ten einde niet te verstarren of een bepaald discursief genre te laten overheersen - als onmogelijk om het bepalen volledig te doen. Op deze manier stellen we een niet aflatende zoektocht in naar het geven van invullingen en het zoeken naar eventuele, tijdelijke oplossingen. Deze oplossingen zijn tijdelijk omdat we leven in een veranderlijke wereld. Onze waarden veranderen met de tijd mee, al is dit soms geleidelijk. Indien we openstaan voor andere culturen, zullen ze ook onze eigen maatstaven beïnvloeden. We moeten ons met andere woorden aanpassen aan de nieuwe kennis die in ons systeem binnenglijdt, zoniet zijn we gedoemd te hervallen in verstarring. Dit is uiteindelijk zelfdestructief gedrag want op die manier is ons systeem niet adaptief genoeg om te kunnen overleven.
Om dit onderzoek wetenschappelijk te ondersteunen, gebruiken we de idee van ‘complexe systemen’ die beschreven wordt door onder andere Prigogine en Stengers en Paul Cilliers. Complexe systemen zijn open systemen die zich ontvankelijk gedragen ten overstaan van informatie die van buitenaf komt. Ze adapteren zich dus aan het nieuwe, ze zijn veranderlijk en op die manier ook zelforganiserend. Met zelforganiserende systemen is er geen regelgever nodig die aan het hoofd van het systeem staat. Elk regulatief goddelijk personage valt van zijn troon. We denken hierbij terug aan Nietzsche die elke absolute regelgeving of elke totalitaire normering onderuit haalt. God is dood, herinneren we ons. Zowel het oeuvre van Cage als van Lyotard is geworteld in een complexiteitsdenken.
Wat is nu het belang van dit soort van onderzoek?
Door onze perspectieven open te stellen en te verbreden, ten einde niet terroristisch te zijn en niet te hervallen in een absoluut en volledig denkpatroon, kunnen we performatiever optreden wanneer verschillende waarden met elkaar in conflict treden. Op die manier geven we ook een positievere herwaardering van het postmodernisme dat vaak wordt afgedaan als relativistisch, nihilistisch of sceptisch. De algehele vertwijfeling omtrent onze waarden, ingeleid door Friedrich Nietzsche, duidt aan dat we ons bewust worden van het verschil, van de differentie, van het feit dat we geworteld zijn in een complex systeem. We zullen dus moeten leren om te gaan met de differentiatie die voorkomt in onze maatschappij; we moeten met andere woorden leren openstaan om zo een efficiëntere dialoog te voeren met datgene wat ‘anders’ is. Zoniet vervallen we in een terroristisch absolutisme en kunnen we enkel nog pretentieuze monologen voeren, die geen rekening houden met de verschillende aspiraties van de vele verschillende mensen en culturen. Dit onderzoek sluit dus na aan bij de huidige debatten rond verschillen in godsdiensten en culturen.
Daarom dat ik, via de ideeën die schuilgaan achter het meer wetenschappelijke begrip ‘complexe systemen’ en achter de stilte van Cage en Lyotard, een positieve herwaardering wil geven van het postmodernisme. Onze hedendaagse postmoderne toestand wordt gekenmerkt door vertwijfeling die voortvloeit uit de niet te overziene complexiteit waarin we leven. Deze vertwijfeling duidt enkel op het feit dat we eindig en begrensd zijn en doet ons oneindig verder zoeken naar de best mogelijke oplossing. Maar door het feit dat we ons situeren in een veranderlijke wereld, zullen we onze mening ook steeds moeten herzien. Ik bepleit hier geen pessimisme, maar een vitalistische dynamiek in ons denken die we met open armen moeten ontvangen, als worden we elke dag opnieuw met ‘morgenrood overgoten’.
Kathleen Vandeputte.