Op weg naar Eudaimonia in de multiseksuele samenleving

Matthieu
Van den Bogaert

DE MULTISEKSUELE SAMENLEVING

Matthieu van den Bogaert

 

“Wat is de kleur van de homoseksueel? Ik denk niet dat de homoseksueel roze is. Ik denk al helemaal niet dat de homoseksueel rood is. Ik denk dat de homoseksueel geen kleur heeft, dat hij transparant is, doorzichtig. Hij kleurt naar zijn omgeving en past zich kameleontisch aan.” 

 

Het bovenstaande citaat uit het werk van Sanders vat mooi samen wat het grootste probleem is bij het wetenschappelijk onderzoek naar holebi’s. Een gouden gids waarin alle mensen zijn opgenomen met homoseksuele gevoelens bestaat immers niet. Problematischer wordt dergelijk onderzoek als we kijken naar de seksuele diversiteit en met name holebiseksualiteit in de multiculturele samenleving. De multiseksuele samenleving heeft immers ongetwijfeld haar meeste geheimen nog niet prijs gegeven. Met het thesisonderzoek “Op weg naar Eudaimonia in de multiseksuele samenleving” werd getracht een tipje van de taboesluier rond holebiseksualiteit op te lichten. Het onderzoek is net zoals Utopia van Thomas More opgebouwd uit twee delen. In het eerste deel werd enerzijds onderzocht wat de mogelijke problemen zijn waarmee allochtone holebi’s geconfronteerd worden en anderzijds op welke wijze  hier reeds wordt op ingespeeld door holebi-organisaties en Gelijke Kansen op Vlaams, provinciaal en stedelijk niveau. In het tweede deel van de thesis werden enkele voorstellen geformuleerd om de multiseksuele samenleving zichtbaarder en aanvaardbaarder te maken.

 

In het onderzoek werd op basis van acht categorieën (seksuele identiteit, gezin van herkomst, holebi-cultuur, huwelijk & relaties, gezondheid, inkomen & arbeid, wonen en religie) onderzocht waar de grootste verschillen zitten tussen autochtone en allochtone holebi’s. Uit de vergelijking kon onder meer geconcludeerd worden dat allochtone ouders de holebi-seksualiteit van hun kind doorgaans sneller zullen verwerpen dan autochtone ouders, dat allochtone holebi’s die op straat belanden  vaak de prostitutie als overlevingsstrategie kiezen, dat het probleem van het taboe en de ontkenning van de eigen homoseksuele gevoelens maken  dat er frequent onveilige seks voorkomt, dat (gedwongen) huwelijken vaak gezien worden als tovermiddel om de holebi-seksualiteit te bestrijden, dat de mogelijke aanwezigheid van racisme, het bekeken worden als wandelend exotisch fruit, de hoge mate van alcoholconsumptie en het rookgedrag van anderen holebi-ontmoetingsgelegenheden onaantrekkelijk kunnen maken voor allochtonen, enzovoorts. Vaak worden holebi’s met een allochtone afkomst geconfronteerd met een cumulatie van discriminatiegronden en problemen. Enerzijds speelt hun geaardheid een belangrijke rol, maar anderzijds tevens hun allochtone afkomst. Kortom er is een regenboog aan uitdagingen.

 

De hamvraag is of hier reeds wordt op ingespeeld door Gelijke Kansen en het holebi-middenveld. Het antwoord is, ondanks de grote noodzaak, helaas teleurstellend. Het geboortekaartje van het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen dateert van begin jaren negentig van de vorige eeuw, maar zo veel jaar na datum kan men zich echter de vraag stellen of er überhaupt wel een gelijkekansenbeleid in de praktijk bestaat. Het kind dat men zo’n vijftien jaar geleden op de wereld zette is eigenlijk nooit volwassen geworden. Zo is uit talrijke interviews met  emancipatie-ambtenaren  bijvoorbeeld gebleken dat de bereidheid en het besef absoluut aanwezig is om iets te doen rond de problematiek van allochtone holebi’s (alsook andere subgroepen binnen de holebi’s), maar talrijke factoren maken dat het gelijkekansenbeleid veelal zwarte letters zijn op een wit maagdelijk velletje papier. Er zijn vijf knelpunten die in de toekomst weggewerkt moeten worden: het grote gebrek aan financiële middelen, het gebrek aan knowhow, het ontzettende verloop van emancipatie-ambtenaren, de minimale samenwerking tussen de verschillende overheden, de desinteresse in gelijkekansenmateries vanuit het beleid. Het is een conditio sine qua non dat men deze knelpunten wegwerkt opdat men iets structureel zou kunnen doen aan de problemen van allochtone holebi’s.

 

Wat de holebi-organisaties betreft is het opvallend dat deze – ondanks de wens dit wel te willen – nauwelijks tot geen allochtone holebi’s aantrekken. Dit is voornamelijk te wijten aan het gebrek aan de nodige interculturele ervaring en knowhow bij deze holebi-organisaties. Dit is gebleken uit het thesisonderzoek in samenwerking met Verbal Vision. Tijdens het onderzoek bleek spoedig dat er nauwelijks effectieve toenaderingspogingen zijn geweest tot de allochtone gemeenschap (zowel vanuit Gelijke Kansen als de holebi-organisaties) om iets aan de problematiek te doen. De enige uitzondering hierop vormden de besprekingen tussen Het Roze Huis in Antwerpen en Umiva (de Unie van Moskeeën en Islamitische Verenigingen van Antwerpen), die er kwamen na de dreiging van Carim Bouzian om heel Antwerpen vol te hangen met de beeltenis van kussende moho’s (moslim homo’s). Deze besprekingen hebben uiteindelijk weinig effect gesorteerd.

 

Daar waar in het eerste deel van het onderzoek de problemen van de multiseksuele samenleving blootgelegd werden, werd in het tweede deel een driestappenplan ontwikkeld. In de eerste stap wordt de nadruk gelegd op het bewust maken van holebi’s van de ontzettende interne diversiteit die er heerst in de holebi-beweging en bovendien moeten de verschillende vormen van discriminatie bestreden worden. De doelstelling van de tweede stap is het beter afstemmen van het informatie-aanbod op allochtone holebi’s. De laatste stap tot slot heeft het bespelen van de sociale omgeving van de allochtone holebi tot doel. Enerzijds moet er informatie over holebi-seksualiteit voor allochtone ouders beschikbaar zijn en anderzijds moeten er toenaderingspogingen tussen de holebi-gemeenschap en de allochtone gemeenschap ondernomen worden.

 

In tegenstelling tot Utopia van Thomas More, die zijn werk opvatte als een sociale satire in plaats van een modelvoorbeeld, is het te hopen dat de aanvaarding van de multiseksuele samenleving geen utopie blijft. Niemand kiest bij de geboorte om als homo, lesbienne of biseksueel door het leven te gaan. Niemand kan zijn etniciteit met een toverstokje veranderen. Niemand kiest ervoor om gediscrimineerd te worden. Met dit onderzoek hoopt de auteur alleszins dat het debat over holebi-seksualiteit in de allochtone en Vlaamse gemeenschap wordt gestimuleerd. Het is noodzakelijk dat er voornamelijk bij allochtonen een attitudeverandering wordt gerealiseerd. “Het kan verkeren” zei de 17de eeuwse schrijver Bredero. Laat ons hopen dat hij ook nu weer gelijk krijgt.

 

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2004