De incorporatie van Zuid-Afrika
HOE ZUID-AFRIKA DEEL WERD VAN HET KAPITALISTISCHE WERELD-SYSTEEM
Het kapitalisme is, in tegenstelling tot wat velen u willen doen geloven, geen ahistorisch
fenomeen, geen eeuwig, onveranderlijk en vanzelfsprekend systeem. Het kapitalisme is ooit
ergens ontstaan, namelijk in de Noord-Italiaanse stadstaten toen de Middeleeuwen naar hun einde liepen. Daaruit heeft het zich geëxpandeerd totdat het vandaag, op enkele blinde vlekken na, de
gehele wereld omvat. Één van de gevolgen van het feit dat het kapitalisme een historisch systeem
is, is dat het tijdens haar expansie gebieden die eerst extern waren aan het systeem er deel van
geworden zijn. Dit deel worden van het systeem heet incorporatie.
Één van die gebieden is het zuidpunt van Afrika. De incorporatie van dit gebied in het historisch
kapitalisme vormt het onderwerp van deze scriptie. Het gebruikte interpretatiekader is dat van de
wereld-systeem analyse, een onderzoekstraditie die vooral dankzij het werk van Wallerstein groot
geworden is. Bij deze aanpak proberen we het kapitalistische wereld-systeem historiserend en
holistisch te benaderen, dus niet als geheel van nationale economieën en nog veel minder als een
a-priori of een essentie.
Dat het systeem reeds een half millennium lang zich uitgebreid heeft is het gevolg van enkele van
de basiskenmerken van het kapitalisme. De drijvende kracht achter dit systeem is de eindeloze
accumulatie van kapitaal, dit wordt dan weer mogelijk gemaakt door het proces van ongelijke ruil.
Deze ongelijke ruil is het gevolg van een territoriale arbeidsverdeling binnen het wereld-systeem:
de arme landen exporteren producten waarvan de arbeid goedkoop is en importeren producten die
met dure arbeid geproduceerd werden. In de praktijk betekent dit dat in de arme landen, de
periferie, weinig gediversifieerde en laagtechnologische productie plaatsvindt en in de rijke
landen, de kern, gediversifieerde en hoogtechnologische productie.
Door de wil om steeds meer kapitaal te verzamelen en door het feit dat een kapitalist zijn eigen
belangen nastreeft komt het systeem echter regelmatig in een overproductiecrisis terecht, dit
volgens de gekende Kondratieff-cycli. Één van de processen die het kapitalisme deze crises doet
overwinnen en dus de verdere accumulatie van kapitaal mogelijk maakt, is de expansie van het
systeem, de incorporatie van nieuwe gebieden. Het bestuderen van dit proces van incorporatie
heeft groot belang, aangezien het verloop ervan grotendeels bepalend is voor de verdere rol van
dit gebied in het systeem.
Deze incorporatie is natuurlijk een structureel proces, dat niet als een opsomming van feiten kan
worden verhaald. Wel moet getracht worden aan te tonen hoe de verschillende instituties
aangepast worden aan het functioneren binnen het kapitalisme. Dit kan beschreven worden door
drie transformaties te schetsen: deze van de productieprocessen, de huishoudstructuren en de
politieke structuren. Belangrijk is te weten dat huishoudens niet zomaar kerngezinnen zijn zoals
wij ze kennen: een huishouden is een inkomenpool van een aantal meestal verwante personen,
een belangrijke eenheid binnen het economische proces dus, maar niet onveranderlijk doorheen
de geschiedenis. Ook het huishouden is een historische constructie.
In het gebied dat we vandaag als het land Zuid-Afrika kennen vonden deze veranderingen
grotendeels tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw plaats, tijdens de periode van Britse
empire building. Een belangrijk beginpunt van dit proces was de ontdekking van diamant rond
1870 en een symbolisch eindpunt was de vorming van de Unie van Zuid-Afrika in 1910, toen
werden de vier verschillende blanke staten één.
De transformatie van de productieprocessen in Zuid-Afrika kan eveneens beschreven worden via
drie veranderingen. Rond het midden van de negentiende eeuw was de handel tussen het
bestudeerde gebied en de wereldmarkt verwaarloosbaar, tegen 1910 vertoonde het land een
import- en exportpatroon dat typerend is voor een perifeer land: het exporteerde mijn- en
landbouwproducten en importeerde hoofdzakelijk machines voor deze industrieën. Ten tweede is
de organisatie van de economie veranderd, de beslissingscentra zijn groter geworden:
keuterboeren zijn vervangen door grootschalige, moderne landbouwbedrijven en ook in de
mijnbouw vond er een grote concentratiebeweging plaats, met Rhodes als bekendste protagonist.
Misschien wel de belangrijkste, of in ieder geval de meest in het oog springende, verandering is
de garantie van arbeidskrachten: met een hele reeks maatregelen werd de onafhankelijkheid van
de zwarte bevolking teniet gedaan en werd deze tot loonarbeid gedwongen.
Één van de manieren waarop men de zwarte bevolking afhankelijk kon maken van de
wereldmarkt was door het beïnvloeden van de structuur van de huishoudens. Door het creëren
van cashnoden en het afbreken van de tribale structuren, die een eventueel deficit in het
huishoudbudget konden opvangen, kon men hen dwingen loonarbeid te leveren.
Ten slotte werden ook de politieke structuren aangepast, deze waren aan het eind van de reis
omgevormd tot moderne staten naar westers model. Het succes van deze staat kan afgemeten
worden aan de efficiëntie waarmee deze de belangen van de kapitalisten verdedigt. Dit was niet
steeds vanzelfsprekend. Zo waren de eigenaars van de belangrijke dieptemijnen in Transvaal, de
republiek in het Zuid-Afrikaanse binnenland waar de meeste goudmijnen gelegen zijn,
hoegenaamd niet te spreken over het beleid van deze staat aan het einde van de negentiende eeuw
en zeker niet over de te beperkte toevoer van goedkope, zwarte arbeid. Dit was ongetwijfeld één
van de redenen voor de Boerenoorlog, de duurste van alle Britse koloniale oorlogen. Over het
beleid van de regeringen na deze oorlog waren de meeste kapitalisten wel zeer tevreden: toen was
de staat dus wel voldoende aangepast. Dit politieke transformatieproces eindigde acht jaar na de
Boerenoorlog in het vormen van één blanke staat.
Het grote voordeel van het wereld-systeem perspectief is dat het ons toelaat het descriptieve
niveau te overstijgen, wat het mogelijk maakt om de structurele elementen van het kapitalisme
bloot te leggen, de oorzaken van de ongelijke ruil onder de loep te nemen en de rol van de staat in
de economie te problematiseren. Dit alles leidt onvermijdelijk tot het in vraag stellen van de
onwrikbaarheid en neutraliteit van de kapitalistische, liberale logica. Dit kan moeilijk of niet met
een minder structurele of ahistorische aanpak, aangezien de interdependenties dan onzichtbaar
blijven, wat kritiek ten gronde onmogelijk maakt. Zo hebben vele auteurs zeer terecht kritiek
gegeven op het apartheidsregime, maar bleef het kapitalisme, het systeem dat ongelijkheid maar
dan niet noodzakelijk de onderdrukking van de zwarte bevolking noodzakelijk maakt, veelal
buiten schot. De kritiek was dus niet ten gronde, maar slechts gericht op een al te extreme
uitingsvorm van het systeem.
Bronnen en Literatuur
Een eerste opmerking die over de bronnen en de literatuur dient gemaakt te worden is dat het opzet van deze scriptie een literatuuronderzoek is. Dit heeft als gevolg dat het onderscheid tussen literatuur en bronnen niet altijd even duidelijk is, aangezien het allemaal secundaire bronnen zijn. Sommige bronnen hebben ook dienst gedaan als literatuur en omgekeerd. Om deze twee toch enigszins uiteen te kunnen houden heb ik een eerder arbitrair criterium moeten
gebruiken. Concreet betekent dit dat werken enkel in de literatuurlijst terecht gekomen zijn, wanneer deze geen directe link vertonen met het onderzoeksterrein, namelijk Zuid-Afrika. Zo komt het dan ook dat een aantal eerder theoretische werken toch bij de bronnen terecht gekomen zijn, bijvoorbeeld het artikel van Arrighi in Review “Peripheralization of Southern
Africa, I: Changes in Production Processes”.
De belangrijkste instrumenten die gebruikt geweest zijn bij het opstellen van beide lijsten, zijn:
• Uiteraard een aantal bibliografieën. Een voor de bronnen zeer bruikbare was deze van Musiker en Musiker, vooral aangezien deze ook steeds een abstract van elk boek geeft.
Verder natuurlijk ook de bibliografieën in andere werken die ik gelezen heb,
bijvoorbeeld het doctoraat van De Wachter, het boek van Mark Saey, de cursus
Wereld-systeemanalyse van de desbetreffende onderzoeksgroep aan de Universiteit Gent, en andere. Deze laatste waren dan weer hoofdzakelijk handig voor de literatuur.
Deze werken zijn dan ook in de literatuur- en bronnenlijsten te vinden.
• Verder zijn ook een aantal catalogi gebruikt, met als belangrijkste natuurlijk ALEPH en de steekkaartencatalogus van de Gentse Universiteitsbibliotheek. Verder zijn ook bijvoorbeeld de Belgische Wetenschappelijke Catalogus, Antilope, en andere catalogi gebruikt.
• Het internet is ook een belangrijke vindplaats voor werken gebleken, zeker de
websites van het Fernand Braudel center en van de world-system archives, ook beiden opgenomen in de bronnenlijst.
• Verder zijn ook een aantal tijdschriften en de reviews van werken erin gebruikt. Ik denk hierbij onder andere aan: Africa, International journal of historical African
studies, Journal of Southern African studies, Third World quarterly en natuurlijk
Review.
• Tenslotte zijn er dan nog de werken die me aangeraden zijn door personen met wie ik over dit onderwerp heb gesproken.
-s.n., “Discussion” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), III, 1979, 2, pp. 318-323.
-G. ARRIGHI, “Peripheralization of Southern Africa, I: Changes in Production Processes” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), III, 1979, 2, pp. 161-191.
-M. BEITTEL, “Labor Unrest in South Africa, 1870-1990” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), XVIII, 1995, 1, pp. 87-104.
-N.M. BHEBE, “The British, Boers and Africans in South Africa, 1850-80” in: J.F. ADE AJAYI (ed.), General History of Africa, VI: Africa in the Nineteenth Century until the 1880s, Oxford, Oxford University Press, 1998, pp. 59-67.
-G. BLAINEY, “Lost Causes of the Jameson Raid” in: Economic History Review (Second Series), XVIII, 1965, 2, pp. 350-366.
-A. ADU BOAHEN (ed.), General history of Africa, VII: Africa under Colonial Domination 1880-1935, Oxford, Oxford University Press, 1990, 865 p.
-R. BOUCH, “Glen Grey Before Cecil Rhodes: How a Crisis of Local Colonial Authority Led to the Glen Grey Act of 1894” in: Canadian Journal of African Studies (Toronto), XXVII, 1993, 1, pp. 1-24.
-J.H. BROEKMAN, Taalverhoudingen in Zuid-Afrika, Brugge, Wiek op, 1942, 46 p. C. BUNDY, The Rise and Fall of the South African Peasantry, Berkeley, University of California Press, 1979, 267 p.
-D. CHANAIWA, “Southern Africa since 1945” in: A.A. MAZRUI (ed.), General history of Africa, VIII: Africa since 1935, Oxford, Oxford University Press, 1999, pp. 249-281.
-A.J. CHRISTOPHER, “Plan and Reality in the Cape Colony” in: H.-J. NITZ (ed.), The Early Modern World-System in Geographical Perspective, Stuttgart, Franz Steiner Verlag, 1993, pp. 355-365.
-C. COQUERY-VIDROVITCH, “Economic changes in Africa in the world context” in: A.A. MAZRUI (ed.), General history of Africa, VIII: Africa since 1935, Oxford, Oxford University Press, 1999, pp. 285-316.
-S. DEBROEY, Zuid-Afrika : naar de bronnen van de apartheid, Kasterlee, De Vroente, 1982, 620 p.
-D. DENOON, “Dependence and interdependence: southern Africa from 1500 to 1800” in: B.A. OGOT (ed.), General history of Africa, V: Africa from the sixteenth to the eighteenth century, Oxford, Oxford University Press, 1999, pp. 683-702.
B. FINE, Z. RUSTOMJEE, The political economy of South Africa: from mineral-energy complex to industrialisation, London, Hurst & Co., 1996, 278 p.
-R. FIRST, C. GURNEY, Economie en apartheid: westerse investeringen in Zuid-Afrika, Amsterdam, Van Gennep, 1974, 209 p.
-J.S. GALBRAITH, “The British South Africa Company and the Jameson Raid” in: Journal of British Studies, X, 1970, 1, pp. 145-161.
-P. GUTKIND, I. WALLERSTEIN, The Political Economy of Contemporary Africa, Beverly Hills, Sage, 1976, 318 p.
-A. HEPPLE, South Africa: A Political and Economic History, London, Pall Mall press, 1966, 282 p.
-F. JOHNSTONE, “Comments” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), III, 1979, 2, pp. 303- 314.
-A. KAPITEIN, De unie van Zuid-Afrika, Amsterdam, De Boer, 1952, 320 p.
-C.W. DE KIEWIET, A history of South Africa: Social and Economic, London, Oxford University Press, 1950, 292 p.
-C.W. DE KIEWIET, The imperial factor in South Africa. A study of politics and economics, London, Frank Cass & Co., 1965, 341 p.
-G.A. KOOY, R.C. KWANT, W. ALBEDA, Apartheid en arbeidsbestel in Zuid-Afrika, Bussum, Brand, 1969, 272 p.
-D.W. KRÜGER, The making of a nation. A history of the Union of South Africa, 1910-1961, Johannesburg, Macmillan, 1969, 348 p.
-D.W. KRÜGER, South African parties and policies, 1910-1960, Cape Town, Human & Rousseau, 1960, 471 p.
-M.A. KWAMENA-POH, e.a., African History in Maps, Essex, Longman, 1982, 76 p. E.H. LOUW, Die toenemende belangrikheid van Afrika op die internasionale terrein an samenhangende die unie se belange in Afrika, meer bepaald in Afrika Suid van die Sahara, Pretoria, Universiteit van Pretoria, 1957, 16 p.
-R.I. LOVELL, The struggle for South Africa, 1875-1899: A Study in Economic Imperialism, New York, Macmillan, 1934, 438 p.
-T.J. MAKHURA, “Another Road to the Raid: The Neglected Role of the Boer-Bagananwa War as a Factor in the Coming of the Jameson Raid, 1894-1895” in: Journal of Southern African Studies, XXI, 1995, 2, pp. 257-267.
-N. MANSVELT, De betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika sedert de verovering van de Kaapkolonie door de Engelschen, Utrecht, Breijer, 1902, 194 p.
-S. MARKS, A. ATMORE (eds.), Economy and Society in Pre-Industrial South Africa, London, Longman, 1980, 385 p.
-W.G. MARTIN, “Incorporation of Southern Africa, 1870-1920” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), X, 1987, 5/6, pp. 849-899.
-W.G. MARTIN, “Southern Africa and the World-Economy: Cyclical and Structural Constraints on Transformation” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), X, 1986, 1, pp. 99- 119.
-W.G. MARTIN, M. BEITTEL, “The Hidden Abode of Reproduction: Conceptualizing Households in Southern Africa” in: Development and Change (London), XVIII, 1987, 2, pp. 215-234.
-E.K. MASHINGAIDZE, “The impact of the Mfecane on the Cape Colony” in: J.F. ADE AJAYI (ED.), General History of Africa, VI: Africa in the Nineteenth Century until the 1880s, Oxford, Oxford University Press, 1998, pp. 50-58.
-I. MATSEPE-CASABURRI, “Comments” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), III, 1979, 2, pp. 315-317.
-R.H. McGUIRE, J. SMITH, W.G. MARTIN, “Patterns of Household Structures and the World-Economy” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), X, 1, 1986, pp. 75-97.
-N. MUSIKER, R. MUSIKER, South African history: a bibliographical guide with special reference to territorial expansion and colonization, New York, Garland, 1984, 297 p.
-L. NGCONGCO, J. VANSINA, “Southern Africa: Its Peoples and Social Structures” in: J. KI-ZERBO (ed.), General history of Africa, IV: Africa from the Twelfth to the Sixteenth Century, Oxford, Oxford University Press, 1997, pp. 230-239.
-C. VAN ONSELEN, “The World the Mineowners Made: Social Themes in the Economic Transformation of the Witwatersrand, 1886-1914” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), III, 1979, 2, pp. 289-302.
-T. PAKENHAM, The Boer War, New York, Random House, 1979, 718 p.
-R. PALMER, N. PARSONS (eds.), The roots of rural poverty in Central and Southern Africa, London, Heineman, 1977, 430 p.
-B. PATON, Labour export policy in the development in Southern Africa, London, McMillan Press, 1995, 397 p.
-P. QUAGHEBEUR, Evolutie van de constitutionele instellingen in Zuid-Afrika, 1909-1984, Gent, Universiteit Gent, 1984, 292 p. (onuitgegeven licentiaatverhandeling)
-D. VAN REYBROUCK, De Plaag. Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid- Afrika, Amsterdam, Meulenhoff, 2001, 302 p.
-J.S. SAUL, “Development Studies for Social Change in Southern Africa” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), VIII, 1984, 2, pp. 173-196.
-G.D. SCHOLTZ, Suid-Afrika en die wereldpolitiek, 1652-1952, Johannesburg,
Voortrekkerspers, 1954, 308 p.
-J. SMITH, I. WALLERSTEIN (eds.), Creating and transforming households. The constraints of the world-economy, Cambridge, Cambridge University Press, 1992, 310 p.
-S. VERSCHUUREN, Zuid-Afrika: ontstaan en ontwikkeling van de apartheid,
’s-Gravenhage, SDU, 1990, 144 p.
-J. VISSCHER, De ondergang van de wereld. Historisch-oeconomische studie over de oorzaken van die Anglo-Boer oorlog (1899-1902), Amsterdam, A.B. Soep, 1903, 160 p.
-M. DE VRIESE, Politieke en staatsrechtelijke integratie van minderheden in Zuid-Afrika: case-studie-de Afrikaner, Gent, Universiteit Gent, 1997, 276 p. (onuitgegeven licentiaatverhandeling)
-I. WALLERSTEIN, “Africa and the world-economy” in: J.F. ADE AJAYI (ED.), General History of Africa, VI: Africa in the Nineteenth Century until the 1880s, Oxford, Oxford University Press, 1998, pp. 10-14.
-I. WALLERSTEIN, “Africa in a Capitalist World” in: I. WALLERSTEIN (ed.), Africa and the Modern World, Trenton (NJ, VSA), Africa World Press, 1986, pp. 47-76.
-I. WALLERSTEIN, “Introduction: The Struggle for Liberation in Southern Africa” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), VIII, 1984, 2, p. 155.
-I. WALLERSTEIN, “The Colonial Era in Africa: Changes in the Social Structure” in: I. WALLERSTEIN (ed.), Africa and the Modern World, Trenton (NJ, VSA), Africa World Press, 1986, pp. 13-35.
-I. WALLERSTEIN, “The Three Stages of African Involvement in the World-Economy” in: I. WALLERSTEIN (ed.), Africa and the Modern World, Trenton (NJ, VSA), Africa World Press, 1986, pp. 101-138.
-I. WALLERSTEIN, W.G. MARTIN, “Peripheralization of Southern Africa, II: Changes in Household Structure and Labor-Force Formation” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), III, 1979, 2, pp. 193-207.
-H. WOLPE, “Strategic Issues in the Struggle for National Liberation in South Africa” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), VIII, 1984, 2, pp. 232-248.
-W.H. WORGER, South Africa’s City of Diamonds, Mine Workers and Monopoly Capitalism in Kimberley, 1867-1895, London, Yale University Press, 1987, 329 p.
-J. VAN ZYL, J. KIRSTEN, H.P. BINSWANGER (eds.), Agricultural Land Reform in South Africa. Policies, markets and mechanisms, Cape Town, Oxford University Press, 1996, 621 p.
-http://countrystudies.us/south-africa/87.htm
-http://africa.wisc.edu/outreach/units/sa-history.html
-http://fbc.binghamton.edu/rev.htm
-http://csf.colorado.edu/wsystems/wsarch.html
-G. ARRIGHI, The geometry of imperialism: the limits of Hobson's paradigm, London, Verso, 1983, 178 p.
-G. ARRIGHI, The Long Twentieth Century. Money, Power, and the Origins of Our Times, London, Verso, 1994, 400 p.
-A. DE WACHTER, De toepassing van wereldsysteem-analyse op geografische streken: twee casestudies: de Kempen en noordelijk Ghana, Gent, Universiteit Gent, 2002, 435 p.
(onuitgegeven doctoraatsverhandeling)
-R.A. DODGHSON, “The Early Modern World-System: A Critique of its Inner Dynamics” in: H.-J. NITZ (ed.), The Early Modern World-System in Geographical Perspective, Stuttgart, Franz Steiner Verlag, 1993, pp. 26-41.
-J. GALLAGHER, R. ROBINSON, “The Imperialism of Free Trade” in: W.M. --ROGER LOUIS, Imperialism, New York, New Viewpoint, 1976, pp. 53-72.
-J. GALTUNG, “A Structural Theory of Imperialism” in: Journal of Peace Research, VIII, 1971, 2, pp. 81-117.
-G.A. HOEKVELD, “World-System Theory: Implications for Historical and Regional Geography” in: H.-J. NITZ (ed.), The Early Modern World-System in Geographical Perspective, Stuttgart, Franz Steiner Verlag, 1993, pp. 42-61.
-T.K. HOPKINS, I. WALLERSTEIN, “Capitalism and the Incorporation of New Zones into the World-Economy” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), X, 1987, 5/6, pp. 763-779.
-T.K. HOPKINS, I. WALLERSTEIN, “Patterns of Development of the Modern World- System. Research Proposal” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), I, 1977, 2, pp. 111-145.
-T.K. HOPKINS, I. WALLERSTEIN, “The comparative study of national societies” in: Social Science Information (London), VI, 1967, 5, pp. 25-58.
-T.K. HOPKINS, I. WALLERSTEIN (eds.), World-System Analysis. Theory and
Methodology, London, Sage, 1989, 199 p.
-S. KANYA-FORSTNER, “A Final Comment on the Value of Robinson and Gallagher” in: W.M. ROGER LOUIS, Imperialism, New York, New Viewpoint, 1976, pp. 229-233.
-B. MAGUBANE, “The Poverty of Liberal Analysis: A Polemic on Southern Africa” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), I, 1977, 2, pp. 147-166.
-D.C.M. PLATT, “Further Objections to an ‘Imperialism of Free Trade’, 1830-60” in: W.M. ROGER LOUIS, Imperialism, New York, New Viewpoint, 1976, pp. 153-161.
-W.M. ROGER LOUIS, “Introduction: Robinson and Gallagher and their critics” in: W.M. ROGER LOUIS, Imperialism, New York, New Viewpoint, 1976, pp. 2-51.
-M. SAEY, Wereld-systeemanalyse. Een antwoord op 1968. Een inleiding op de traditie van een nieuw verhaal, Brussel, IMAVO, s.a., 145 p.
-T.R. SHANNON, An introduction to the world-system perspective, Boulder, Westview press, 1996, 253 p.
-G. SHEPPERSON, “Africa, the Victorians and Imperialism” in: W.M. ROGER LOUIS, Imperialism, New York, New Viewpoint, 1976, pp. 162-172.
-A.J.P. TAYLOR, “The meanings of Imperialism” in: W.M. ROGER LOUIS, Imperialism, New York, New Viewpoint, 1976, pp. 197-199.
-P.J. TAYLOR, Political geography : world-economy, nation-state and locality, Harlow, Longman Scientific & Technical, 1993, 360 p.
-T. VIAENE, R. COMMERS, E. VANHAUTE, Introductie tot de studie van de Wereld-Systeem Analyse, Gent, Academie Press, 2003, 326 p. (cursus van de Onderzoeksgroep Wereld-Systeem Analyse, Universiteit Gent)
-P. VILLAR, “Reflections on the Notion of "Peasant Economy"” in: Review: a journal of the Fernand Braudel center for the study of economics, historical systems, and civilizations (Beverly Hills), XXI, 1998, 2, pp. 151-189.
-I. WALLERSTEIN, Historical Capitalism with Capitalist Civilization, London & New York, Verso, 2003, 163 p.
-I. WALLERSTEIN, The Modern World-System III. The Second Era of Great Expansion in the World-Economy, 1730-1840s, San Diego, Academic Press, 1989, 372 p.