Hoe beïnvloedt diversiteit de werking van de Raad van Bestuur?

Carol
Ravelingien

Diversiteit binnen de Raad van Bestuur: spelbreker of bron van inspiratie?

 

Gebeurtenissen uit de recente geschiedenis van verschillende landen hebben laten zien dat corporate governance een cruciaal element is voor de economische gezondheid van organisaties en de maatschappij in zijn geheel. Indien de vereisten voor behoorlijk bestuur ontoereikend zijn, kan dit zowel voor de ondernemingen in kwestie als voor het gehele bedrijfsleven zware schade berokkenen. Het begin van het nieuwe millennium was een periode van verbijsterende onthullingen over fraude en onregelmatigheden in de boekhouding van tal van ondernemingen. Voorbeelden hiervan zijn Enron, WorldCom, Ahold, Parmalat, L&H,... Eén van de meest fascinerende aspecten van dit hele fenomeen is het debat rond corporate governance dat hierdoor wereldwijd op gang kwam. De raad van bestuur speelt hierin een vooraanstaande rol.

 

Diversiteit is “in”.

De tendens naar diversiteit is een weerspiegeling van de evolutie van de maatschappelijke structuur.

Onder begeleiding van het Instituut voor Bestuurders voerde Carol Ravelingien een onderzoek uit naar de diversiteit binnen de raad van bestuur. Diversiteit is “in”. De tendens naar diversiteit is een weerspiegeling van de evolutie van de maatschappelijke structuur. Het empirisch onderzoek van de raad van bestuur van 80 Belgische, op de continumarkt genoteerde ondernemingen peilt naar de mening omtrent de invloed van de specifieke diversiteitsaspecten op de werking van de raad van bestuur.

 

 

 

 

 


Diversiteit heeft verschillende dimensies. Onafhankelijkheid, functionele achtergrond en ervaring, geslacht, leeftijd en nationaliteit zijn de belangrijkste typerende aspecten.

 

Uit de literatuur blijkt dat de meningen omtrent de effecten van diversiteit verdeeld zijn. Voorstanders menen dat diversiteit voordelig kan zijn en uiteindelijk via een verbeterde werking van de raad de prestaties van de organisatie zal verbeteren. Volgens hen moet de raad beschikken over de nodige diversiteit om al de haar toegewezen functies optimaal uit te oefenen. Tegenhangers zijn van mening dat diversiteit nadelig is voor het functioneren als team. De bestuurders zouden zich onvoldoende kunnen identificeren met de groep.

 

Type bestuurder       

De aanbevelingen van de Belgische Corporate Governance Code stipuleren dat minimum de helft van de raad van bestuur uit niet-uitvoerende bestuurders moet bestaan, waaronder minstens drie onafhankelijken. Volgens het empirisch onderzoek bestaat de raad van bestuur van 88 % van de ondernemingen in de steekproef voor meer dan de helft uit niet-uitvoerende bestuurders. Bij 77 % van de ondernemingen zetelden minstens drie onafhankelijke bestuurders in de raad van bestuur.

 

Uit het onderzoek kan de top drie van de redenen om onafhankelijke bestuurders te benoemen afgeleid worden. “De belangrijke bijdrage tot de besluitvorming wegens hun expertise”, is volgens de respondenten de belangrijkste reden. Vervolgens volgt de “wettelijke verplichting (minimum drie onafhankelijke bestuurders)”. Vennootschappen die niet over drie onafhankelijke bestuurders beschikken, kunnen namelijk geen beslissingen of verrichtingen treffen indien een belangenconflict bestaat. De top drie wordt afgesloten door de “objectieve visie van onafhankelijken omtrent de langetermijnbelangen van de onderneming”.

Uiteraard hebben de onafhankelijke bestuurders ook invloed op de werking van de raad van bestuur. De hogere kwaliteit van de debatten, de toename van het aantal gestelde kritische vragen, de formelere vergadercultuur en professionalisering van de informatiedoorstroming bleken de belangrijkste effecten te zijn.

 

 

Uitvoerende bestuurders daarentegen worden toegevoegd omdat ze de juiste achtergrond en kennis hebben om de behandelde materies te beoordelen. Ze beschikken bovendien over meer informatie in verband met de behandelde kwesties en spenderen volgens de respondenten ook meer tijd aan belangrijke kwesties binnen de onderneming.

 

Functionele achtergrond en ervaring

De verwachting is dat diversiteit in functionele achtergrond en ervaring een positieve invloed heeft op de werking van de raad van bestuur. Een crossfunctioneel team beschikt over een bredere kennispool. Bovendien ontstaan omwille van de diverse achtergronden verschillen in mening, zogenaamde “taakconflicten”. De blootstelling aan tegengestelde standpunten moedigt de bestuurders aan nieuwe gegevens te verzamelen, zich te verdiepen in bepaalde kwesties en een completer begrip van problemen en alternatieve oplossingen te ontwikkelen. De respondenten stemden in dat taakconflicten binnen de raad kwalitatief meer hoogstaande beslissingen tot gevolg hebben.

 

Geslacht

Over de hele wereld wordt vastgesteld dat heel weinig vrouwen aangesteld worden als bestuurder van ondernemingen. Bij 31 % van de onderzochte ondernemingen was er minstens één vrouwelijke bestuurder aangesteld. Toch was slechts 5 % van de bestuurders vrouwelijk. In de Belgische raden van bestuur zijn dus erg weinig vrouwen aanwezig.

Uit de analyse van de resultaten bleek dat het merendeel van de bedrijven het geslacht van de bestuurders niet belangrijk vindt, wel de capaciteiten en expertise van de kandidaat. Het toevoegen van vrouwen kan volgens hen wel zorgen voor een grotere diversiteit van meningen en een verbetering van het imago van het bedrijf bij de stakeholders. Toch worden vrouwen nog steeds belemmerd om bestuurder te worden, hoofdzakelijk door het traditionele selectie- en recruteringsproces.

 

Leeftijd

De gemiddelde leeftijd van bestuurders is vrij hoog, ongeveer 55 jaar. De meningen met betrekking tot de wenselijkheid van jonge of oudere bestuurders lopen uiteen. Aanhangers van jonge bestuurders leggen veelal de nadruk op hun vernieuwende ideeën en eigentijdse kijk op de zaken.

 

Nationaliteit

De aanwezigheid van verschillende nationaliteiten binnen een raad van bestuur is een factor die niet over het hoofd mag gezien worden. Het toevoegen van buitenlandse bestuurders kan ingrijpende gevolgen hebben op de werking van de raad van bestuur. In veel gevallen leidt hun aanwezigheid tot het wijzigen van de taal van de vergaderingen en de informatie. Daarnaast zal men vaak deels overschakelen op andere vergadertechnieken zoals teleconferentie.

 

Onderzoek naar het verband tussen diversiteit en de werking van de raad van bestuur is boeiend, relatief nieuw en van belang voor de ganse organisatie. Vragen, reacties en aanvragen voor een elektronische versie van het volledige werk zijn welkom op carolravelingien@hotmail.com.

 

 


Carol Ravelingien

Licenciate in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Academiejaar 2004-2005

Thesis: “Hoe beïnvloedt diversiteit de werking van de raad van bestuur?” onder leiding van Prof. Dr. L. Van den Berghe

 

 

Bibliografie

LIJST MET DE GERAADPLEEGDE WERKEN

 

<http://reporter.kro.nl/artikel.asp?artikel=dossiers20032004%5CAhold%5Cb…

al.XML&pagina=1> (27/03/2005).

 

<http://www.corporategovernancecommittee.be/nl/actualiteit/persberichten…;

(19/02/2005).

 

<http://www.corporategovernancecommittee.be/nl/commissie/richtlijnen/def…;.

(19/02/2005).

<http://www.ivb-ida.com/IvBweb.asp&gt;. (19/02/2005).

 

ADAMS R.B. and FERREIRA D., 2004, Gender diversity in the boardroom, European

Corporate Governance Institute, Stockholm, November 2004, 35 blz.

 

ALEXANDER L. and ESSER S.U., Globalizing the Board of Directors: Trends and

Strategies, Research Report, The Conference Board, 1999, 35 blz.

 

BAYSINGER B.D. and HOSKISSON R.E., 1990, The Composition of Boards of Directors

and Strategic Control: Effects on Corporate Strategy, Academy of Management Review, vol.

15, nr. 1, blz. 72-87.

 

BEINER S., DROBETZ W., SCHMID F. and ZIMMERMAN H., Is Board Size an

Independent Corporate Governance Mechanism?, Kyklos, vol. 57, nr. 3, blz. 327-356.

Belgische Corporate Governance Code, Commissie Corporate Governance, december 2004,

Brussel, 40 blz.

 

BILIMORIA D. and WHEELER J.V., 2000, Women Corporate Directors: Current Research

and Future Directions, In R.J. Burke and M.C. Mattis (eds) Women in Management: Current

Research Issues, Sage, London, blz. 138-163.

 

BRENNAN N. and McDERMOTT M., 2004, Alternative Perspectives on Independence of

Directors, Corporate Governance: An International Review, vol. 12, nr. 3, July 2004, blz. 325-

336.

 

BURGESS Z.M. and THARENOU P., 2000, What Distinguishes Women Non-executive

Directors from Executive Directors?, In R.J. Burke and M.C. Mattis (eds) Women in

Management: International Challenges and Opportunities, Kluwer Academic Publishers,

Dordrecht, blz. 111-127.

 

BURGESS Z.M. and THARENOU P., 2002, Women Board Directors: Characteristics of the

Few, Journal of Business Ethics, vol. 37, nr. 1, April 2002, blz. 39-49.

 

BURKE R.J., 1997, Women on Corporate Boards of Directors: A Needed Resource, Journal

of Business Ethics, vol. 16, nr. 9, June 1997, blz. 909-915.

 

BURKE R.J., 2000, Company Size, Board Size and Numbers of Women Corporate Directors,

In R.J. Burke and M.C. Mattis (eds) Women in Management: International Challenges and

Opportunities, Kluwer Academic Publishers, Dordrecht, blz. 157-167.

 

CASTANIAS R.P. and HELFAT C.E., 2001, The Managerial Rents Model: Theory and

Empirical Analysis, Journal of Management, vol. 27, nr. 6, blz. 661-678.

 

CAVE S. and HOLBOROW D., 2004, Director Independence, New Zealand Management,

vol. 51, nr. 7, blz. 25-27.

 

DAILY C.M., CERTO S.T. and DALTON D.R., 1999, A Decade of Corporate Women:

Some Progress in the Boardroom, none in the Executive Suite, Strategic Management Journal,

vol. 20, blz. 93-99.

 

DALTON D.R. and DAILY C.M., 1999, Number of Directors and Financial Performance: A

Meta-analysis, Academy of Management Journal, vol. 42, nr. 6, December 1999, blz. 674-

686.

 

DALTON D.R., DAILY C.M., CERTO S.T. and ROENGPITYA R., 2003, Meta-analyses of

Financial Performance and Equity: Fusion of Confusion?, Academy of Management Journal,

vol. 46, nr. 1, blz. 13-26.

 

DAWN J., 1998, Women on Board!, Chief Executive, nr. 138, blz. 40-43.

 

De Nederlandse Corporate Governance Code: Beginselen van deugdelijk

ondernemingsbestuur en best practice bepalingen, Commissie Corporate Governance,

december 2003, Den Haag, 37 blz.

 

ERWIN K. and GALLIGAN Y., 2004, Women and Corporate Governance in Ireland, The

International Women’s Forum – Ireland, January 2004, 44 blz.

 

EYe on Finance, Informatiebulletin voor financiële instellingen, Ernst & Young, februari

2004, Amsterdam, 72 blz.

 

FAMA E.F. and JENSEN M.C., 1983, Separation of Ownership and Control, Journal of Law

and Economics, vol. 26, blz. 327-349.

 

FIELDS M.A. and KEYS P.Y., 2003, The Emergence of Corporate Governance from Wall St.

to Main St.: Outside directors, Board Diversity, Earnings Management and Managerial

Incentives to Bear Risk, The Financial Review, vol. 38, nr. 1, blz. 1-25.

 

Final NYSE Corporate Governance Rules, New York Stock Exchange, November 2003, New

York, 18 blz.

German Corporate Governance Code, Government Commission, February 2002, Düsseldorf,

13 blz.

 

GOODSTEIN J., GAUTAM K. and BOEKER W., 1994, The Effects of Board Size and

Diversity on Strategic Change, Strategic Management Journal, vol. 15, nr. 3, blz. 241-250.

 

GRADY D., 1999, No More Board Games!, The McKinsey Quarterly, nr. 3, blz. 17-25.

 

HARRIS I.C. and SHIMIZU K., 2004, Too busy to serve? An Examination of the Influence

of Overboarded Directors, Journal of Management Studies, vol. 41, nr. 5, July 2004, blz. 775-

798.

 

HELMER H.W., 1996, A director’s role in strategy, Directors & Boards, vol. 20, nr. 3, blz.

22-25.

 

HOOGHIEMSTRA R. and VAN MANEN J., 2004, The Independence Paradox:

(im)possibilities facing non-executive directors in The Netherlands, Corporate Governance:

An International Review, vol. 12, nr. 3, July 2004, blz. 314-324.

 

HUGHES K.D., 2000, Women and Corporate Directorships in Canada: Trends and Issues,

Canadian Policy Research Networks Discussion Paper, September 2000, 39 blz.

 

HUNG H., 1998, A Typology of the Theories of the Roles of Governing Boards, Corporate

Governance: An International Review, vol. 6, nr. 2, April 1998, blz. 101-110.

 

INGLEY C. and VAN DER WALT N., 2001, The Strategic Board: the changing role of

directors in developing and maintaining corporate capability, Corporate Governance: An

International Review, vol. 9, nr. 3, July 2001, blz. 174-185.

 

JACOBS J.B., 2002, Director Independence: A Moving Target, The Corporate Governance

Advisor, vol. 10, nr. 5, September/October 2002, blz. 1-7.

 

JEHN K.A., 1995, A Multimethod Examination of the Benefits and Detriments of Intragroup

Conflict, Administrative Science Quarterly, vol. 40, nr. 2, June 1995, blz. 256-282.

 

JENSEN M.C. and MECKLING W.H., 1976, Theory of the Firm: Managerial Behavior,

Agency Costs and Ownership structure, Journal of Financial Economics, vol. 3, blz. 305-360.

 

JOHNSON J.L., DAILY C.M. and ELLSTRAND A.E., Boards of Directors: A Review and

Research Agenda, Journal of Management, vol. 22, nr. 3, blz. 409-438.

 

JOHNSON R.B., 1997, The Board of Directors Over Time: Composition and the

Organizational Life Cycle, International Journal of Management, vol. 14, nr. 3, blz. 339-344.

 

LEBLANC R. and GILLIES J., 2003, Improving Board Decision-Making: An Inside View,

Paper presented at the 6th International Conference on Corporate Governance and Direction,

Henley Management College, October 6-8.

 

LEVRAU A. and VAN DEN BERGHE L.A.A., 2005, Towards a Process-Oriented Model for

Board Effectiveness, forthcoming.

 

MATTIS M.C., 1993, Women Directors: Progress and Opportunities for the Future, Business

and the Contemporary World, Summer 1993, blz. 140-156.

 

MATTIS M.C., 2000, Women Corporate Directors in the United States, In R.J. Burke and

 

M.C. Mattis (eds), Women on Corporate Boards of Directors, Kluwer Academic Publishers,

Dordrecht, blz. 43-56.

 

McGREGOR J., 1997, Making the Good Woman Visible: The Issue of Profile in New

Zealand Corporate Directorship, International Review of Woman and Leadership, vol. 3, blz.

1-10.

 

MILLIKEN F.J. and MARTINS L.L., 1996, Searching for Common Threads: Understanding

the Multiple Effects of Diversity in Organizational Groups, Academy of Management

Review, vol. 21, nr. 2, blz. 402-433.

 

NICHOLSON G.J. and KIEL G.C., 2004a, A Framework for Diagnosing Board

Effectiveness, Corporate Governance: An International Review, vol. 12, nr. 4, October 2004,

blz. 442-460.

 

NICHOLSON G.J. and KIEL G.C., 2004b, Breakthrough Board Performance: how to harness

your board’s intellectual capital, Corporate Governance, vol. 4, nr. 1, blz. 5-23.

 

OECD Principles of Corporate Governance, Organisation for Economic Co-operation and

Development, 2004, 69 blz.

 

PELLED L.H., 1996, Demographic Diversity, Conflict, and Work Group Outcomes: An

Intervening Process Theory, Organization Science, vol. 7, nr. 6, November-December 1996,

blz. 615-631.

 

PELLED L.H., EISENHARDT K.M. and XIN K.R., 1999, Exploring the Black Box: An

Analysis of Work Group Diversity, Conflict, and Performance, Administrative Science

Quarterly, vol. 44, nr. 1, March 1999, blz. 1-28.

 

SHERIDAN A. and MILGATE G., 2003, "She says, he says": women's and men's views of

the composition of boards, Women in Management Review, vol. 18, nr. 3, blz. 147-154.

 

SHLEIFER A. and ROBERT W., 1997, A Survey of Corporate Governance, Journal of

Finance, vol. 52, nr. 2, 47 blz. 737-783.

 

SINGH V., VINNICOMBE S. and JOHNSON P., 2001, Women Directors on Top UK

Boards, Corporate Governance: An International Review, vol. 9, nr. 3, July 2001, blz. 206-

216.

 

SONNENFELD J.A., 2002, What Makes Great Boards Great, Harvard Business Review, vol.

80, nr. 9, September 2002, blz. 106-113.

 

TALMUD I. and IZRAELI D.N., 1999, The Relationship between Gender and Performance

Issues of Concern to Directors: Correlates or Institution?, Journal of Organizational Behavior,

vol. 20, nr. 4, July 1999, blz. 459-474.

 

The Combined Code on Corporate Governance, Financial Reporting Council, July 2003,

London, 25 blz.

 

The Corporate Governance of Listed Companies, Association Française des Entreprises

Privées et Mouvement des Entreprises de France, October 2003, Paris, 20 blz.

 

The Higgs Report: Review of the role and effectiveness of non-executive directors, The

Department of Trade and Industry, January 2003, London, 120 blz.

 

Van Dale Hedendaags Nederlands, Van Dale Lexicografie, Utrecht, 2002, 1740 blz.

 

VAN DEN BERGHE L.A.A. and LEVRAU A., 2004, Evaluating Boards of Directors: what

constitutes a good corporate board?, Corporate Governance: An International Review, vol. 12,

nr. 4, October 2004, blz. 461-478.

 

VAN DEN BERGHE L.A.A. en DE RIDDER L., 1998, Het ontsluieren van de legendes

inzake Corporate Governance, Kluwer Academic Publishers, Dordrecht, 252 blz.

 

VAN DEN BERGHE L.A.A. en DE RIDDER L., 2002b, Hoe Optimaliseer ik mijn Raad van

Bestuur? Instrumenten voor deugdelijk bestuur, Ced.Samsom, Mechelen, 260 blz.

 

VAN DEN BERGHE L.A.A. et al., 2002a, Corporate Governance in a globalising world:

convergence or divergence? A European perspective, Kluwer Academic, Boston, 223 blz.

 

VAN DER WALT N. and INGLEY C., 2003, Board Dynamics and the Influence of

Professional Background, Gender and Ethnic Diversity of Directors, Corporate Governance:

An International Review, vol. 11, nr. 3, July 2003, blz. 218-234.

 

VERBEKE L.H. et al., 1999, Corporate Governance – Het Belgisch perspectief, Intersentia

Rechtswetenschappen, Antwerpen, 246 blz.

 

WESTPHAL J.D. and MILTON L.P., 2000, How Experience and Network Ties Affect the

Influence of Demographic Minorities on Corporate Boards, Administative Science Quarterly,

vol. 45, nr. 2, June 2000, blz. 366-398.

 

Wetboek van Vennootschappen.

 

WILLIAMS K.Y. and O’REILLY C.A., 1998, Demography and Diversity in Organizations: a

review of 40 years of research, Research in Organizational Behavior, vol. 20, blz. 77-140.

 

WILLIAMSON O.E., 1984, Corporate Governance, Yale Law Journal, vol. 93, nr. 7, blz.

1197-1230.

 

Download scriptie (560.22 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005