Invloed van dieren op het welzijn van ouderen.

Christine
Vander Sype

Invloed van dieren op het welzijn van ouderen.

 

Belgen stellen het gezelschap van dieren erg op prijs: niet minder dan één gezin op twee heeft ten minste aan hond of kat in huis.

Het samenleven van mens en dier vormt dus wel degelijk een belangrijk sociaal fenomeen, waaraan heel wat verschillende aspecten verbonden zijn en dat ook tal van vragen oproept.

Kranten, tijdschriften, boeken en films suggereren dat mensen “houden” van hun huisdier. Meer nog: uit het gedrag van het dier wordt door de eigenaren blijkbaar afgeleid dat deze ook van hen houdt en hen tot op zekere hoogte begrijpt en aanvoelt.

We kunnen hieruit veronderstellen dat in de relatie tussen mens en huisdier percepties, cognities en daaropvolgende emoties op dezelfde manier tot stand komen als in een relatie tussen mensen. Aan “de ander” worden gedachten en gevoelens toegeschreven, zijn gedrag geïnterpreteerd, waarbij de interpretaties de beleving van de werkelijkheid kleurt. De beleving kan positief, neutraal of negatief zijn.

 

Deze redenering voortzettend kan men aannemen dat de betekenis die een mens toekent aan zijn relatie met het gezelschapsdier, van invloed is op diens levenskwaliteit.

Belangrijk ik ook (volgens Enders-Slegers, 1998) dat kwaliteit van het leven beïnvloed wordt door onder andere verliessituaties, dewelke vooral door ouderen meegemaakt worden: verlies van lichamelijke functies, geen plaats meer hebben in de maatschappij, overlijden van vrienden en partner.

Veel mensen hebben hun hele leven al een aantal goede vrienden en kennissen gehad en teren daar op als ze ouder worden. Het totaal aan sociale contacten heet ook wel het sociale netwerk. Van een goed bijeengehouden sociaal netwerk kun je veel plezier hebben. Contacten met anderen verruimen je blik, je hoort en ziet weer eens wat anders.

Als je ouder wordt is het onvermijdelijk dat ook vrienden en kennissen gaan wegvallen. Ze overlijden of je ziet elkaar niet vaak meer, omdat je bijvoorbeeld allebei minder mobiel bent (Gerard Lighthart e.a. 1999).

Mensen kunnen echter beschermd worden tegen schadelijke effecten van dergelijke verliezen op hun “kwaliteit van leven” door een “buffer” (Cohen e.a., 1985). Sociale ondersteuning blijkt zo’n buffer te zijn.

Als we dan weten dat een huisdier dezelfde effecten kan teweegbrengen als een vriend of partner, kunnen we stellen dat deze eveneens als “buffer” kan fungeren en aldus de kwaliteit van ouderen, verhogen.

In die omstandigheden kan “omgaan met dieren” een positieve invloed uitoefenen op de levenskwaliteit van de mens.

 

Drs. Enders-Slegers, bijgestaan door het onderzoekcentrum in Utrecht, deed onderzoek naar “ouderen en huisdieren”. Zij bracht aan de hand van vragenlijsten de kwaliteit van het leven op lichamelijk, geestelijk en sociaal gebied in kaart te brengen en kwam tot de conclusie dat alleenstaande vrouwen mét huisdier zich minder depressief en eenzaam voelden, meer tevreden waren met zichzelf en de omringende omgeving dan alleenstaande vrouwen zonder huisdier.

 

Dat gezelschapsdieren zo een bevoorrechte plaats innemen bij ouderen heeft onder meer te maken met het bijzonder statuut van ouderen in onze maatschappij. Zij zijn hun actieve rol kwijt gespeeld en de aanwezigheid van een dier, vooral een hond, kan een antwoord bieden op de hieraan inherente problemen.

Het dier vervangt de aanwezigheid van de mens niet, maar kan wel de angst voor de eenzaamheid verminderen. (Ethologia, 1996)

Heel wat bejaarden hebben te maken met verlieservaringen, die de kwaliteit van het leven sterk beïnvloeden en negatieve stemmingen veroorzaken, volgens Bouckaert M. in “cahier ouderenzorg – therapie met dieren”.

Zij stelt dat “indien men kan aantonen dat huisdieren een fysieke ontspanning teweeg kunnen brengen bij de mens, men kan praten van therapeutische waarden m.a.w. positieve invloed op gezondheid van de oudere.

Zo kunnen volgens haar dieren ook het geheugen van ouderen aan het werk zetten, communicatie bevorderen en een intermediaire rol spelen in het aangaan van een gesprek of in het begroeten van elkaar én de gevoelens en emotionele noden van de mens spontaan onder de aandacht brengen.

Daarbij komt nog dat zorgen voor een huisdier ook een helende kracht kan hebben.

 

Dat niet alle contact met huisdieren rozegeur en maneschijn is, tonen de mogelijke nadelen van het omgaan met dieren aan. Deze kunnen gaan van problemen rond hygiëne, over lawaai en geurhinder tot allergieën, infecties en zoönosen. In de praktijk blijkt dit echter best wel mee te vallen, wat aangetoond wordt door Ethologia (1991), die 1000 Belgische instellingen in dit verband ondervroeg.

 

In mijn onderzoek naar de invloed van dieren op het welzijn van ouderen wilde ik peilen naar de mogelijke invloeden van gezelschapsdieren op het welzijn van ouderen.

Aan de hand van gedragsobservaties van twaalf ouderen met uiteenlopende diagnoses, verschillende leefomstandigheden, verschillen in mobiliteit en sociaal netwerk maar allen met een huisdier én in de thuissituatie, wilde ik aantonen dat ouderen die een gezelschapsdier hebben, hierdoor positief beïnvloed worden.

In het volle bewustzijn dat mijn observatieonderzoek eerder beperkt en onvolledig is, blijkt toch duidelijk dat positieve gedragingen zoals kijken, glimlachen, praten en namen noemen, heel hoog scoren en negatieve gedragingen zoals huilen, schreeuwen, vloeken, schelden, voorwerp afpakken of vernielen, agressie of auto-mutatie, totaal niet voorkomen.

 

Mijn observatie heeft er mij vast van overtuigd dat het omgaan met dieren een positieve invloed heeft op het welzijn van ouderen.

De relatie mens-dier kan, zelfs indien deze maar tijdelijk is, instaan voor het behoud van een zekere levenskwaliteit, ondanks de vermindering van de fysische en mentale gezondheidstoestand van ouderen.

 

Een gezelschapsdier kan de mens niet vervangen, maar kan toch een aanvullende factor zijn, bouwt een brug tussen heden en verleden en wordt bron van communicatie.

 

Christine Vander Sype.

 

Bibliografie

Literatuurlijst

 

Bouckaert M., Het werk van Chakka. Preventie, educatie en de positieve waarden. Omtrent de relatie tussen mensen en honden

 

Bouckaert, M., 2001, Therapie met dieren, cahier ouderenzorg

 

Boerenbond en Cera Foundation, Groene zorg, innovatiesteunpunt voor landbouw en platteland

 

Bonny Saskia, 1994, Invloed van huisdieren op het gebruik van geneesmiddelen bij bejaarden., literatuurstudie en empirisch onderzoek onder leiding van Professor Dr.P.Coutsier

 

Cohen, C.I., Teresi, J. en Holmes, D., 1985, Social networks, stress, and physical health: a longitudinal study of an inner city population, Journal of Gerontology, 40, 478-486

 

Churchil, M., Safaoui, J;, Mc.Cabe, B.W., Baun, M.M., 1999, Using a therapy dog, Journal of Psychosoical nursing, 37, 16-22

 

De bouw A., 2001, cursus sociologie, Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen

 

Enders – Slegers J.M.P., 1993, een leven lang goed gezelschap, empirish onderzoek naar de betekenis van gezelschapsdieren voor de kwaliteit van leven van ouderen

 

Enders-Slegers, M.-J., 1993, Ouderen, kwaliteit van leven en gezelschapsdieren, pilootstudie, in “ouder worden”, nationaal congres

 

Ethologia, vzw., het dier instellingen, een factor van welzijn voor de betere kwaliteit van het leven, colloquium, 2002

 

Ethologia, vzw., gezelschapsdieren in bejaardentehuizen, opiniepeiling 1991

 

Ethologia, vzw., de invloed van het gezelschapsdier op de gezondheid van de bejaarde, opiniepeiling bij Belgische geriaters, 1992

 

Ethologia, vzw., 2001, Een pleidooi voor het houden van dieren in rust- en verzorgingstehuizen, uitgave van de Belgische Vereniging voor Studie en Informatie over de Relatie Mens-Dier

 

Friedmann E., Katcher A.H., Lynch J;J. en Thomas S.A., 1980, Animal companions and one-year suvival of patients after discharge from a coronary care unit, Public Health Report, 95, 307-312

 

Garrity, T.F., Stallones, L., Marx, M.B., en Johnson, T.P., 1989, Pet ownership and attachement as supportive factors in the health of the eldery, Antdhrozoös, 3: 35-44

Ligthart, G.J., Eulderink F., Heeren T.J., Knook D.J.,1999 , inleiding gerontologie en geriatrie, Houten/Zaventem, Bohn Stafleu Van Loghum

 

Mcnicholas J., Een dier bezitten: een pijnlijk probleem voor de persoon die opgenomen wordt in een rusthuis, symposium, ethologia vzw, Brussel 1999

 

Richeson, N.E. en McCullough, W.T.(2003), A therapeutic Recreation Intervention Using Animal-Assisted Therapy : effects on the subjective Well-Being of older adults, University of Southern Maine

 

Ros, W.J.G., 1990, Sociale steun bij kanker patiënten, Amsterdam: thesis publishers

 

Serpell, J., 1996, The domestic dog: its evolution, behavior and interactions with people. Cambridge University Press

 

Stedman, T., 1996, Approaches to measuring quality of life and their relevance to mental health, Australian and New Zealand Journal of Pshychiatry, 30, 731-740

 

Struckus J.E., 1989, The use of pet-facilitated therapy in the treatment of depression: a behavioural conceptualisation of treatment effect, thesis, University of Massachusetts

 

Van Den Abeele S., 2001, ouderen, kwaliteit van leven en gezelschapsdieren, eindwerk Karel de Grote-Hogeschool, Antwerpen

 

Vuillemenot, J.-L.,2001, la personne âgée et son animal, pratisues du champ social

 

Verdult, R., 1993, Dement worden, een kindertijd in beeld

 

Weiss, R.S., 1973, Loneliness: the experience of emotional and social isolation, Cambridge

 

Willis, S.L., 1996, Everyday Cognitive Competence in Elderly Persons, The Gerontologist, 36, 595-601

 

Download scriptie (842.23 KB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2005