Extralegale voordelen en de effecten ervan op de herverdeling (een onderzoek naar de ‘parafiscale uitgaven’ in de Sociale Zekerheid)

Peter Druyts
Persbericht

Extralegale voordelen en de effecten ervan op de herverdeling (een onderzoek naar de ‘parafiscale uitgaven’ in de Sociale Zekerheid)

Extralegale voordelen kosten de Sociale Zekerheid in 2005 bijna 10 miljard

 

Met de regelmaat van de klok wordt de financiële houdbaarheid van onze Sociale Zekerheid (SZ) ter discussie gesteld. Al naargelang de politieke ideologie streeft men een grotere dan wel kleinere tussenkomst na. Feit is dat ons stelsel niemand onberoerd laat, niet in het minst de mensen die er voor hun dagelijkse overleven op zijn aangewezen.

 

Anderzijds staat België ook bekend om zijn hoge loonkosten. De loonkloof, het verschil tussen wat de werkgever uitgeeft aan lonen en dat wat de werknemer uiteindelijk in handen krijgt, is groot en frustreert menig werknemer. Dat grote verschil wordt grosso modo verklaard door twee elementen. Ten eerste is er het fiscale beslag dat de overheid op arbeid legt en waarvan de inkomsten onder anderen dienen om het beleid te betalen. Verder zijn er nog de bijdragen voor de SZ die eigenlijk een soort verzekeringspremie zijn. Door de socialezekerheidsbijdrage ben je dus meteen verzekerd tegen sociale risico’s. Deze bijdragen worden berekend als een percentage, 13,07% van het loon (de werknemersbijdrage) plus een percentage, 24.79%, bovenop het loon (de werkgeversbijdrage). Wanneer een werknemer een brutoloon van € 100 heeft, moet hij daar € 13,07 van afstaan aan de SZ en betaalt de werkgever van zijn kant € 24,79 aan de SZ, waardoor de loonkost oploopt tot € 124,79. Hierin verschillen de bijdragen dus van echte verzekeringspremie. Deze laatste wordt immers berekend op basis van het verwachte risico en de hoogte van de verwachte uitkering, waardoor dus grote premieverschillen kunnen ontstaan; zie ter illustratie de huidige discussie omtrent de autoverzekering voor jongeren.

 

Echter, de socialezekerheidsbijdragen zijn enkel verschuldigd op die componenten van het loon die onder het loonbegrip vallen. De extralegale voordelen zijn daar in vele gevallen niet bij. Hierdoor ontstaat dus ruimte om een deel van het bruto loon netto, maar dan niet in contant geld, uit te betalen. De meest gekende en populaire voordelen zijn de maaltijdcheques, de firmawagen en de aanvullende sociale verzekeringen zoals een hospitalisatieverzekering. De aanvang van het toenemende belang van extralegale voordelen in de beloningspolitiek situeert zich rond 1982 met de opheffing van het bijdrageplafond voor socialezekerheidsbijdragen.

 

Peter Druyts probeerde met zijn licenciaats-scriptie de impact van de extralegale voordelen op de SZ te vatten. Het feit dat de overheid uit de algemene belastingmiddelen moet bijpassen om een tekort te financieren staat op het eerste zicht haaks op het toestaan van kortingen op de sociale bijdragen. Te meer omdat de SZ op twee vlakken herverdeling nastreeft, terwijl extralegale voordelen nog voornamelijk terecht komen bij de beter betaalde jobs. Ten eerste wil de SZ de sociale verzekering toegankelijk houden door mensen met grotere sociale risico’s zoals slechte gezondheid toe te laten zich betaalbaar te laten verzekeren. Dit evenwel ten laste van de mensen met een lager risico die, in verhouding tot hun risico op bijvoorbeeld ziekte, een te hoge premie betalen. Dit noemt men horizontale solidariteit. Verticale solidariteit slaat dan weer op het plafonneren van de uitkeringen. Iemand met een hoog inkomen zal, wanneer hij werkloos wordt, in verhouding tot zijn laatste loon een veel lagere uitkering krijgen dan waar hij wegens het betalen van de hogere bijdragen sensu stricto recht op heeft. Deze twee mechanismen hollen het verzekeringsprincipe uit en maken dat de sociale zekerheid dus eerder een sociale verzekering is.

 

De doelstelling van het gevoerde onderzoek was ambitieus: het zo exact mogelijk berekenen hoeveel de SZ jaarlijks misloopt door het uitsluiten uit het loonbegrip van de extralegale voordelen. Dit opzet bleek echter te hoog gegrepen omdat er geen cijfermateriaal voorhanden was. In tegenstelling tot de fiscale1 uitgaven worden de parafiscale2 uitgaven niet systematisch geregistreerd. Ook geaggregeerde informatie met betrekking tot extralegale voordelen bleek niet voorhanden. Om toch tot een resultaat te komen werden uiteindelijk de resultaten van een uitgebreid onderzoek van het consultancykantoor Hay Group geëxtrapoleerd door ze te combineren met de functionele opdeling van werknemers door Statbel. Deze combinatie kon evenwel slechts gebeuren na het doorvoeren van enkele datamanipulaties omdat de functionele opdeling van Hay Group veel fijnmaziger is. Hierdoor moesten er klassen worden samengenomen tot er een bevredigende overeenstemming met de opdeling van Statbel, maar helaas ook een verlies aan nauwkeurigheid, werd bereikt. Hoewel deze manipulaties gebeurden in overleg met een verantwoordelijke van Hay Group, blijven ze uiteraard maar een benadering van de werkelijkheid. Al naargelang de opdeling die werd gehanteerd, verschilde ook het bekomen resultaat. De uiteindelijk gekozen opdeling resulteerde voor 2005 in een bedrag van €9,7 miljard dat de SZ minder inde als gevolg van het uitsluiten uit het loonbegrip van extralegale voordelen. Vergeleken met de €14,5 miljard die de overheid in 2004 moest bijleggen, betekent dat ruim 65% van die staatstoelage aan alternatief beleid had gespendeerd kunnen worden.

Tabel 1: Het effect van extralegale voordelen op de inkomsten van de SZ

Parafiscale uitgaven

9.702.299.950

Staatstoelage SZ in 2004

14.521.113.000

Bijdragen RSZ in 2004

37.491.288.000

 

 

Potentiële inkomsten RSZ

47.193.587.950

Gederfde inkomsten (in % van potentiële inkomsten)

20,56%

Bron: RSZ, eigen berekeningen

 

Onmiddellijk dringt zich enige nuancering op omdat er tot nu toe niets werd gezegd over tegengestelde effecten. Het eventueel niet langer uitsluiten uit het loonbegrip van extralegale voordelen zou de kosten van arbeid minstens 24,79% duurder maken. Hierdoor zou de vraag naar arbeid dalen. Gevolg: minder tewerkstelling en dus ook minder bijdragen voor de SZ. In die zin zijn de potentiële inkomsten van de RSZ waarschijnlijk ook een overschatting. Om het effect van extralegale voordelen op de SZ terdege te onderzoeken, moet de probleemstelling in een globaler kader geplaatst worden. Het is immers zo dat er door de extralegale voordelen zelf ook tewerkstelling ontstaat, waardoor de bijdragebasis weer verbreedt, wat bijgevolg een positief effect op het bijdragevolume impliceert. Denk in die zin maar aan de assemblage en onderhoud van firmawagens. Het is duidelijk dat de hierboven gemelde cijfers dus onder groot voorbehoud geïnterpreteerd dienen te worden. Ten eerste omdat de methodologie niet helemaal waterdicht is, maar ook omdat er op de (arbeids)markt meerdere krachten tegelijk aan het werk zijn.

 

Wat is dan de verdienste van deze scriptie? De waarde van het becijferde effect, en dus van het onderzoek, is niet zozeer de mathematische uitkomst, maar de grootteorde van de impact van de extralegale voordelen. Er is met betrekking tot extralegale voordelen zeker sprake van een verstoring van de SZ, waardoor het solidariteitsprincipe ervan ondergraven wordt.

 

1 Fiscale uitgaven: de kortingen toegestaan op de inkomstenbelasting zoals die voor de aankoop van een huis.

2 Parafiscale uitgaven: term naar analogie met fiscale uitgaven.

Universiteit of Hogeschool
Toegepaste Economische Wetenschappen
Publicatiejaar
2006
Share this on: