Aanleiding voor deze scriptie is het debat over de continuïteit of verandering van de Turkse bondgenootschaprelatie met de Verenigde Staten (VS) na het einde van de Koude Oorlog. Met de val van het communisme in Oost-Europa in 1989 kwam de Koude Oorlog ten einde en veranderde de internationale politieke positie voor veel staten volledig. Tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie heerste tot voor kort een veelomvattend conflict met militaire dimensies, waarbij tal van andere landen betrokken raakten. Na het ontstaan van het IJzeren Gordijn eind jaren veertig in Europa werd Turkije bijna geheel omringd door communistische staten en bondgenoten van de Sovjet Unie. Uit angst voor een mogelijke Sovjetagressie besloot Turkije het neutraliteitsbeginsel van Atatürk op te geven en in 1950 het NAVO-lidmaatschap aan te vragen (Zürcher 1995: 288). Turkije was tijdens de Koude Oorlog strategisch van groot belang voor de Verenigde Staten. Niet alleen omdat het aan de Sovjet Unie grensde, maar ook omdat tussen het Europese en het Aziatische deel van Turkije twee zeestraten liggen (de Bosporus en de Dardanellen), die de Zwarte Zee met de Middellandse Zee verbinden. Deze verbindingsweg was voor de Sovjet Unie de enige route waarlangs zij haar maritieme invloed kon uitbreiden naar het oostelijk deel van de Middellandse Zee. Ook de ligging tussen Europa en het Midden-Oosten maakte Turkije tot een belangrijke bondgenoot van de Verenigde Staten. Het Midden-Oosten is steeds een regio van onrust geweest en de Verenigde Staten zijn voor hun energiebehoefte gedeeltelijk aangewezen op de olie- en gasvoorraden uit het Midden-Oosten en het Kaspische gebied. Turkije is een belangrijke regionale macht tussen drie brandhaarden (het Midden-Oosten, de Balkan en Centraal-Azië) die voor het Westen van vitaal belang zijn. Turkije zelf is ook een potentiële brandhaard vanwege haar structureel terugkomende economische crisis, een autoritair en repressief beleid ten opzichte van haar minderheden en een democratiseringsprobleem vanwege de grote rol van het leger binnen de Turkse politiek.
Sinds de stichting van de republiek in 1923 door Atatürk richt Turkije haar buitenlands beleid op vrede onder het motto “Vrede in het vaderland, vrede in de wereld”. Binnen de NAVO en de VN heeft Turkije diverse missies uitgevoerd om vrede in de regio en in de wereld te bereiken en hand te haven (Turks Ministerie van Buitenlandse Zaken 2007). Dit begon met de Korea-oorlog in de jaren vijftig en liep van verschillende Afrikaanse landen tot Kosovo en Libanon momenteel. Het land probeert ten behoeve van veiligheid en sociaal-economische ontwikkeling de vrede in haar omgeving te bevorderen. In dit kader is in 1992 in Istanbul BSEC (Black Sea Economic Cooperation) tot stand gekomen (BSEC: 2007). Ook in de islamitische wereld wordt Turkije steeds actiever door de 'vredesdiplomatie' voorafgaand aan de Irak-oorlog in 2003 en door deelname aan de Organisatie van de Islamitische Conferentie (ICO). Het land heeft goede contacten op de Balkan met onder andere de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, Bosnië, Bulgarije en Roemenië. Het steunt ook de samenwerking tussen de Europese Unie en de Balkanlanden. Daarnaast zal Turkije na de jarenlange goede betrekkingen ook mogen toe treden tot de Europese Unie als de onderhandelingen in 2013 afgerond zijn. Verder steunt Turkije, Israël en het vredesproces in het Midden-Oosten.
De val van de Sovjet Unie en het einde van de Koude Oorlog in 1989 boden Turkije nieuwe kansen om haar invloedsfeer uit te breiden, maar brachten ook nieuwe problemen met zich mee. Na de val van de Sovjet Unie zijn er nieuwe “Turkse” Republieken ontstaan waar grote delen van de bevolking een Turkse etnische en culturele identiteit hebben: Kazachstan, Oezbekistan, Turkmenistan en Azerbeidzjan. Als grotere staat oefent Turkije hier ook invloed op uit. Dit is niet alleen in militair opzicht het geval, maar geldt ook voor economische, politieke en culturele gebieden. In de ECO (Economische Samenwerkingsorganisatie) werken Turkije en de “Turkse” Republieken samen met Iran en Pakistan. De controle over de belangrijke Kaspische olie- en gasvoorraden, die via pijpleidingen over Turks grondgebied naar Europa moeten worden getransporteerd, werpt nu al zijn schaduw vooruit. Daar staat tegenover dat de instabiliteit rondom Turkije ook is toegenomen. Dat blijkt het duidelijkst uit de oorlogen in Irak en Afghanistan en de onzekere situatie in het Midden-Oosten. Daarnaast is het Turks-Griekse conflict op Cyprus nog steeds niet opgelost.
Welke betekenis de alliantie tussen de Verenigde Staten en Turkije na 1989 heeft voor Turkije wordt door auteurs verschillend beschreven en verklaard. Zo benadrukt Heinz Kramer dat door het einde van de Koude Oorlog het belang van Turkije afnam in de bondgenootschaprelatie met de Verenigde Staten. Turkije had bovendien nu de mogelijkheid een meer nationaal gerichte buitenlandse politiek te voeren (Kramer 2000: 223). Echter zag Alan Makovsky (2000: 17) het belang van Turkije voor de Verenigde Staten na de Koude Oorlog juist toenemen: “Turkey has presently ‘a higher’ profile presence in U.S. policy than it had even during the Cold War.” Morton Abramowitz is het met Makovsky eens maar oordeelt dat de Turkse binnenlandse krachten na 1991 een instabiele factor vormden voor de relatie: “its internal instability leads American policy-makers to ‘fear’ a disruption in Turkey's basic strategic contribution” (Abramowitz 2000: 298). Ook zijn er auteurs die de toekomst van Turkije meer in Europa zien. Volgens Eric J. Zürcher (2002: 21) zou Turkije op de langere termijn van zeer groot belang zijn voor Europa met zijn grote jonge bevolking, zijn strategische ligging, zijn militaire macht en zijn dynamische industriële sector en dus te belangrijk om aan de Amerikanen over te laten. Deze these van Zürcher wordt ook door andere auteurs zoals, L. Barber (1997), M. Muftuler-Bac (1997) en İ.D. Dağı (2002a), vaak bevestigd. Ihsan D. Dağı (2002c) gaat in zijn spraakmakende artikel “Limits Of Turkey's ‘Strategic’ Partnership With The USA: Issues Of Iraq, Democratization And The EU”, in op twee strategieën die Turkije toepast in haar buitenlands beleid. De eerste strategie die hij onderscheidt is die van een alliantie met de as ‘Amerika-Israël’, waarin Turkije “band-wagont” richting de Verenigde Staten. Op deze manier speelt Turkije een grote rol als regionale, autoritaire en militaire mogendheid en blijft de rigide Kemalistische staatsopvatting met een gebrek aan democratie behouden. De tweede strategie die Turkije toepast is dat Turkije tracht lid te worden van de Europese Unie, hierin groter mondiaal, democratisch en economisch leiderschap nastreeft als onderdeel van de Europese Unie, en binnenlandse rust wil creëren met een pluralistisch democratisch stelsel, respect voor de mens en een behoorlijk bestuur. De toetredingsonderhandelingen, die in 2004 onder het Nederlandse voorzitterschap begonnen zijn, zitten momenteel in een kritische fase waarin besloten worden wanneer Turkije toe mag treden en wat voor status het krijgt. Door al deze ontwikkelingen verschilt men er tegenwoordig over in hoeverre we nog kunnen spreken over een hechte alliantie tussen Turkije en de Verenigde Staten. Dit is dan ook onderwerp van onderzoek in deze scriptie.
Doelstelling
Het einde van de Koude Oorlog heeft een grote invloed gehad op de interactie tussen staten in het wereldsysteem. In deze scriptie probeer ik erachter te komen of er in een vergelijking tussen de periodes 1945-1989 en 1989-2003 sprake is van continuïteit of verandering met betrekking tot de bondgenootschaprelatie tussen Turkije en de Verenigde Staten en welke alliantietheorie dit het best verklaart. Het is mijn intentie een wetenschappelijke analyse te maken van de factoren die van invloed zijn op de Turkse alliantiestrategie en daarmee ook op de bondgenootschaprelatie Turkije-Verenigde Staten. Daarbij zal ik voornamelijk vanuit een Realistische invalshoek focussen op de alliantietheorie van de drie B’s balancer, bridge-builder en bandwagoning en deze theorie op het Turkse buitenlands beleid ten opzichte van de Verenigde Staten toepassen. Op basis van deze theorieën zal ik onderzoeken of er na het eind van de Koude Oorlog sprake is van continuïteit of verandering in de Turks-Amerikaanse bondgenootschaprelatie om vervolgens aan te geven met welke alliantietheorie dit het best te verklaren is. Past Turkije sinds 1989 een andere strategie toe en op basis van welke achterliggende factoren is dat te verklaren?
Probleemstelling en deelvragen
Nader uitgewerkt is de probleemstelling als volgt:
Welke alliantiestrategieën heeft Turkije toegepast in haar buitenlands beleid ten opzichte van de Verenigde Staten in de periodes 1945-1989 en 1989-2003 en hoe is deze continuïteit of verandering te verklaren?
Uit de probleemstelling kunnen de volgende deelvragen worden afgeleid:
1. Op welke factoren is de Turkse alliantiestrategie gebaseerd en wat voor buitenlands beleid zou Turkije volgens de theorie toepassen?
2. Hoe ziet het Turks buitenlands beleid ten opzichte van de Verenigde Staten eruit in de periodes 1945-1989 en 1989-2003 en welke strategie wordt er toegepast?
3. Is er sprake van continuïteit of verandering in het Turks buitenlands beleid als bondgenoot van de Verenigde Staten en hoe kunnen de strategie en de onderliggende factoren deze verklaren?