De ontwikkeling van een dierenwelzijnsrisico-index voor vleesvarkens

Hanne
Geenen

Hoe kunnen we het welzijn van varkens meten?


De ontwikkeling van een dierenwelzijnsrisico-index voor vleesvarkens”
 
Inleiding
Op 1 mei 2006 waren er in Vlaanderen exact 6 294 904 varkens. In datzelfde jaar waren we in Vlaanderen met 6 078 600 inwoners [1]. Dit betekent dus dat er bijna evenveel varkens als mensen in het Vlaamse gewest leven. Deze varkens worden veelal gehuisvest in wat men noemt de intensieve veehouderij met zoveel mogelijk dieren op zo weinig mogelijk oppervlakte. Men kan zich dan ook afvragen hoe het gesteld is met het welzijn van deze dieren?
 
Dierenwelzijn
Dierenwelzijn is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden in de veeteelt en het is tegenwoordig een kwaliteitsparameter naar de consument toe. Denk bijvoorbeeld maar aan het Certus®-label voor varkensvlees, dat garandeert dat het varkensvlees op Uw bord niet alleen voldoet aan strenge eisen op het vlak van vleeskwaliteit of hygiëne maar ook aan eisen op het vlak van dierenwelzijn zoals een maximaal aantal varkens per hok [2].
 
Om een onderscheid te kunnen maken tussen diervriendelijk en dieronvriendelijk geproduceerd vlees, is er nood aan een wetenschappelijk onderbouwd systeem om het dierenwelzijn te kunnen scoren en om zo bedrijven te kunnen beoordelen met een eenvoudige welzijnsindex. Dit is echter vlugger gezegd dan gedaan want we kunnen natuurlijk niet zomaar aan de dieren gaan vragen hoe het nu met hun gaat…
 
Wat is dierenwelzijn?
Eerst en vooral moet er worden afgesproken wat dierenwelzijn nu eigenlijk is. Door de jaren heen zijn er verschillende visies over dierenwelzijn naar voren gebracht maar dé juiste definitie bestaat eigenlijk niet omdat het zo’n complexe en subjectieve materie is. Dit is niet erg zolang wetenschappers maar één visie samen eruit kiezen en deze blijven volgen in hun verder onderzoek. Een veel gebruikte definitie is bijvoorbeeld deze van Broom [3]: “het welzijn van een individu is zijn toestand bekeken vanuit zijn pogingen om zich aan te passen aan zijn omgeving”. Hierbij gaat men dus kijken naar wat het dier allemaal moet doen om zich toch goed te voelen in een omgeving die eigenlijk niet geschikt is voor hem, en in welke mate zijn pogingen om aan te passen succesvol zijn.
 
De onwikkeling van een index
Stap 1:  selectie van parameters
Voor de ontwikkeling van een dierenwelzijnsindex moet men in de eerste plaats die parameters selecteren die informatie kunnen geven over het welzijn van de dieren. Deze parameters worden in het algemeen opgedeeld in twee grote groepen, namelijk de omgevingsparameters en de diergebonden parameters. De omgevingsparameters kunnen verder worden opgesplitst in parameters met betrekking tot de huisvesting, gaande van luchtvochtigheid tot vloertype en groepsgrootte, en het management, zoals de vakkennis van de veehouder en de omgang met zijn dieren. De beoordeling van deze parameters is meestal niet moeilijk omdat ze snel en simpel herhaaldelijk geëvalueerd kunnen worden. De diergebonden parameters kunnen ook worden opgedeeld in verschillende groepen zoals fysiologie en gedrag maar deze parameters zijn meestal niet eenvoudig om te meten. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om de concentraties van stresshormonen, zoals adrenaline, te bepalen in de urine van varkens omdat dit in een labo moet gebeuren en men dus enige tijd moet wachten op de resultaten, terwijl de staltemperatuur, een omgevingsparameter, wel onmiddellijk op het bedrijf kan worden gemeten. Toch menen wetenschappers dat diergebonden parameters, ondanks deze moeilijkheid, belangrijke informatiebronnen zijn omdat ze rechtstreeks iets kunnen zeggen over het welzijn van de dieren [4].
 
Stap 2:  eisen voor de gekozen parameters
De geselecteerde parameters moeten voldoen aan een aantal eisen zoals de geldigheid en de betrouwbaarheid. De geldigheid van een parameter geeft aan in welke mate de parameter daadwerkelijk meet wat hij hoort te meten, in dit geval dus het welzijn van de dieren. De betrouwbaarheid van een parameter geeft weer in hoeverre opeenvolgende metingen overeenkomen met elkaar, en dit zowel voor metingen door één persoon tijdens opeenvolgende tijdstippen als voor metingen door verschillende personen op hetzelfde moment. Naast deze twee selectiecriteria moet de parameter natuurlijk ook vlug en nauwkeurig gemeten kunnen worden om snel resultaten te bekomen.
 
Stap 3:  combinatie van de parameters
Tenslotte moeten deze parameters gecombineerd worden tot één enkele index zodat men bij voorkeur aan de hand van één getal kan bepalen of het welzijn van de dieren voldoende is of niet. Dit is de laatste maar ook de moeilijkste stap in het hele proces en bestaat uit twee deelstappen [5].
Eerst moeten alle metingen getransformeerd worden naar een gemeenschappelijke schaal. Dit is nodig omdat verschillende parameters, zoals groepsgrootte en het voorkomen van staartbijten bij varkens, niet zomaar met elkaar vergeleken kunnen worden. Het doel is om elke meting van om het even welke parameter te scoren op een gemeenschappelijke schaal zodat elke meting met dezelfde score, bijvoorbeeld -1, hetzelfde belang heeft voor dierenwelzijn.
De tweede stap is om de verschillende metingen te combineren met behulp van wegingsfactoren. Deze wegingsfactoren geven het belang aan van de parameters. In het meest eenvoudige model worden alle wegingsfactoren gelijk gesteld worden aan 1 en is elke parameter dus even belangrijk is voor het dierenwelzijn [6].
 
Een voorbeeld van zo’n dierenwelzijnsindex
In de jaren ’90 ontwikkelde Bartussek [7] in Oostenrijk de “Tiergerechtheitsindex 35L” oftwel de TGI 35L. Met behulp van dit systeem kan men het effect beoordelen van huisvestingssystemen op dierenwelzijn voor onder andere varkens. De TGI 35L wordt in Oostenrijk gebruikt om de dierproductie te controleren en is opgenomen in de wetgeving omtrent dierenwelzijn in de provincies Salzburg en Tirol.
 
De TGI 35L beoordeelt verschillende parameters die ingedeeld worden in 5 componenten inzake huisvesting en management: (1) mogelijkheid om te bewegen; (2) aanwezigheid van sociaal contact met soortgenoten; (3) toestand van de vloer waar de dieren op liggen, staan en wandelen; (4) aanwezigheid van een stabiel klimaat en (5) verzorging.
 
De verschillende parameters krijgen elk een score toegekend en de combinatie van al deze scores geeft de totaalscore, waarbij er in dit systeem gebruikt gemaakt wordt van gelijke gewichten. Op basis van deze totaalscore wordt een huisvestingssysteem vervolgens ingedeeld in één van de 6 categorieën, gaande van niet geschikt tot zeer geschikt. In Oostenrijk moeten nieuwe bedrijven een score behalen van 24 punten (het maximum aantal punten voor “tamelijk geschikt”) en oude bedrijven een minimumscore van 21 punten (het minimum aantal punten voor “tamelijk geschikt”).
 
Besluit
De discussie omtrent dierenwelzijn is dikwijls een zeer geladen en gevoelig onderwerp met verschillende kampen, gaande van de veehouders tot de dierenrechtenorganisaties en zeker niet te vergeten U als consument. Om het dierenwelzijn op bedrijven te kunnen beoordelen is er nood aan een wetenschappelijk onderbouwd systeem dat het welzijn kan scoren. Elk landbouwdier heeft namelijk recht op een waardig bestaan en daar zijn wij allemaal verantwoordelijk voor; de wetenschapper in zijn onderzoek, de veehouder in de verzorging van zijn dieren maar ook de consument in de keuzes die hij maakt tijdens het winkelen…

Bibliografie

[1] Anonymous. (2007). Statistieken [on line]. FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Beschikbaar op http://www.statbel.fgov.be/figures/home_nl.asp [datum van opzoeking: 27/09/2007].
 
[2] Anonymous. (2006). Normen [on line]. Vlaams centrum voor Agro- en Visserijmarketing. Beschikbaar op http://www.certus.be/normen.php/ [datum van opzoeking: 16/10/2006].
 
[3] Broom, D.M. (1986). Indicators of poor welfare. Br. Vet. J., 142: 524 – 526.
 
[4] Johnsen, P.F., Johannesson, T. & Sandøe, P. (2001). Assessment of farm animal welfare at herd lever: many goals, many methods. Acta Agric. Scand., Sect. A, Animal Sci., Suppl. 30: 26 – 33.
 
[5] Johannesson, T., Alban, L. & Johnson, P.F. (2000). Weighting of different measures in the assessment of farm animal welfare: a challenge. In: Improving health and welfare in animal production. EAAP publication nr. 102. The Netherlands. 9 – 16.
 
[6] Scott, E.M., Nolan, A.M., Fitzpatrick & J.L. (2001). Conceptual and methodological issues related to welfare assessment: A framework for measurement. Acta Agric. Scand., Sect. A, Animal Sci., Suppl. 30: 5-10.
 
[7] Bartussek, H. (1999). A review of the animal needs indes (ANI) for the assessment of animals’ well-being in the housing systems for Austrian propietary products and legislation. Livest. Prod. Sci., 61: 179-192.

Download scriptie (1.83 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2007
Kernwoorden