Publiek-Private Samenwerking (PPS): een win-win situatie?
Wereldwijd is er een trend tot meer private betrokkenheid bij de uitvoering van overheidstaken. In de huidige Vlaamse regering is er zelfs een hype tot het opzetten van Publiek-Private Samenwerkingsvormen (of kortweg ‘PPS’). PPS is een innoverend samenwerkingsverband, waarin het de bedoeling is dat de overheid en de privé, met behoud van hun eigen identiteit en verantwoordelijkheid, gezamenlijk een project realiseren. Door dit samensmelten van verschillende middelen en bekwaamheden, wordt verwacht dat het einderesultaat iets beter is dan wat afzonderlijk zou bereikt worden. Of, om de veelgebruikte slogan bij het PPS-begrip te gebruiken: “PPS creëert een win-win situatie.”
Het PPS-project Sportoase Leuven
Leuven heeft via een prestigieus PPS- sportcomplex in 2005 zijn achterstand inzake sportinfrastructuur eensklaps weggewerkt. Het complex beschikt over een doelgroepenbad, een recreatief zwembad en een sportbad. Er is tevens een sporthal met een capaciteit van 3000 toeschouwers, een danssportzaal, een zwemsportzaal, het grootste fitnesscentrum van de Benelux en een klimmuur.
De stad Leuven was vanaf het begin gewonnen voor de optie van een PPS-constructie. Dit om diverse redenen:
Ten eerste, de PPS-vorm kent haar oorsprong gedeeltelijk in de financiële tekorten van de
Stad Leuven. Er mag echter nooit voor PPS gekozen worden louter op basis van financieringsoverwegingen. Dit hypothekeert reeds van bij de aanvang de slaagkansen van de samenwerking door de te grote afhankelijkheid van de mogelijke private partner en de te éénzijdige benadering van het project. De mix van rendabele (bv. fitness) en onrendabele (bv. baantjeswemmen) projectonderdelen zal bijgevolg tegemoet moeten komen aan bepaalde ambities van de private partner zonder de onrendabele projectonderdelen te verwaarlozen. Zo stond de privé niet te popelen voor de bouw van een 50-meter competitiebad en dit oorspronkelijk plan verdween dan ook op de achtergrond. Het is duidelijk dat de overheid over voldoende onderhandelingscapaciteiten zal moeten beschikken. Via het nieuwe Vlaamse Sportinfrastructuurplan komt men hieraan tegemoet door de selectie en het opzetten van PPS-projecten te delegeren aan een commissie van onafhankelijke experts.
Ten tweede, PPS kan zowel financiële-, exploitatie- als maatschappelijke meerwaarden met zich meebrengen door de inbreng van een private partner. Hoewel er voordelen kunnen bestaan en kunnen gerealiseerd worden, werd Sportoase Leuven voorgesteld worden als de mirakeloplossing. PPS moet echter beschouwd worden als een optie tussen een waaier van alternatieven. PPS is geen doel op zich. Het kan immers enkel daar worden gebruikt waar het meerwaarde kan verzilveren. Deze meerwaarde moet afgemeten worden tegenover traditionele aanbestedingen en niet, zoals in het Sportoase-Leuven dossier gebeurde, louter vergeleken worden met andere PPS-constructies.
Ten derde, de stad Leuven wil zich richten op haar kerntaken. Op deze manier krijgt de private partner de ruimte om op een creatiever en soms innovatieve wijze zelf in te vullen hoe hij de gewenste resultaten wenst te behalen (dit niet altijd zonder problemen, zie bijvoorbeeld de Britse spoorwegen).
De analyse van het project Sportoase Leuven legt enkele probleempunten bloot:
Vooreerst koos de stad Leuven voor een ‘all-in’ formule, waarbij alle fasen van het project in handen liggen van één private partner. Hierdoor kan een kostenbesparing worden gerealiseerd en het maakt het voor het openbare bestuur makkelijker om een project van deze omvang te realiseren. Toch had dit voor het project in Leuven ook een mogelijks negatief neveneffect. De grote omvang van het project beperkte de keuze op de markt tot twee private partijen. Een opgesplitste aanbesteding had ongetwijfeld voor een grotere concurrentie gezorgd.
Verder had de haalbaarheid van het vooropgestelde businessplan nauwgezet onderzocht moeten worden. Dit zowel bij de overheid als de privé. In het Leuvense project werden de ontvangsten, maar vooral de uitgaven zwaar onderschat (met maar liefst 78 %). De exploitatie door de private partners bleek, uit de auditrapporten, ondermaats te zijn: de marktstudie en prijszetting was gebaseerd op een Hollands publiek, de boekhouding stond vol onregelmatigheden, het management was incompetent. Dit alles bracht Sportoase-Leuven op de rand van het faillissement. De Nederlandse private partner ‘Sportfondsen Nederland’ besliste dan ook in het voorjaar 2006 omwille van de tegenvallende resultaten uit het project te stappen.
Tot slot oefent de stad Leuven toezicht uit door haar aanwezigheid in de raad van bestuur van het sportcomplex. In het contract zijn er drie waarnemers vastgelegd, waaronder onder meer CD&V schepen van sport en financiën Carl Devlies. Hier kunnen, ook al heeft de waarnemer een terughoudende rol, belangenconflicten ontstaan. Carl Devlies behartigt als lid van de raad van bestuur namelijk de belangen van een private onderneming én als gemeenteraadslid het algemene belang. Men bereikt bijgevolg het tegenovergestelde resultaat van wat men met de huidige ‘corporate-governance’ ideologie voor ogen heeft.
De stad heeft, in haar contractueel vastgelegde rol als waarnemer, niet de taak op te treden tegen een slecht exploitatiebeleid, tenzij het eveneens haar belangen schaadt. In het realistische scenario van een faillissement is dit inderdaad het geval. Bij een traditionele aanbesteding zou de tekortkomende partij bij faillissement een schadevergoeding moeten betalen aan de wederpartij. Bij een PPS-contract ligt dat gecompliceerder. De private partner heeft namelijk het sportcomplex gerealiseerd en ontworpen in de verwachting deze nog voor een lange periode uit te baten. De publieke partner zal bijgevolg een ‘redelijk’ bedrag moeten voorzien om eigenaar te worden van dit complex. In Leuven ligt de situatie echter anders. De stad Leuven heeft namelijk zelf voor de financiering van het complex gezorgd. Dit omdat de private partners niet de nodige bankwaarborgen vastkregen. De private partner betaalt via een renteloze lening jaarlijks een bedrag. De stad Leuven kan aanspraak maken op allerlei waarborgen in geval van ‘ernstige tekortkomingen’: grove fouten, frauduleus faillissement of voortijdige beëindiging van de contracten, zoals voorzien in art 40 van de concessiewet. Bij ‘gewone’ tekortkoming en ‘normaal’ faillissement zal men bijgevolg geen aanspraak maken op deze waarborgen. Hierdoor wordt de stad Leuven door zijn specifieke situatie als het ware in de rol van ‘gijzelaar’ geschoven. Indien men niet ingaat op de eenzijdige wijzigingen van het contract die de private partner voorstelt, zou de private partner zich immers ‘gewoon’ failliet verklaren en zit de stad Leuven met een sportcomplex zonder uitbater.
Het probleem is dat, indien dit project failliet gaat, nieuwe private exploitanten gezocht zullen moeten worden. Het is immers niet de taak van een openbaar bestuur om commerciële activiteiten zoals fitness aan te bieden. Nieuwe private exploitanten zullen hoogst waarschijnlijk twee keer nadenken en hogere eisen stellen. Een reden waarom het doemscenario van faillissement mogelijks niet aan de orde is, is dat dit voor de twee grote en uiterst solvabele moederbedrijven (Van Roey en Axima) van de groep Sportoase, een ferme blamage zou betekenen.
Door de aanhoudende stroom van toegevingen aan de private partner kan men volgens sommigen spreken van een omgekeerde PPS-constructie. De overheid neemt risico’s over die in een klassieke aanbesteding door de privé worden gedragen.
Let op overheid: “Investeer niet blind in PPS-infrastructuur op een markt vol spookrijders”
Een antwoord op de vraag of het stadsbestuur verkeerde beslissingen heeft genomen ligt niet voor de hand. Wellicht is er met enige naïviteit gehandeld. PPS werd binnengehaald als een mirakeloplossing, met een groot financieel voordeel. Ook de hiaten in de concrete juridische invulling van het begrip PPS zorgden voor problemen in de pogingen tot het doelmatig uitvoeren van een PPS. Er werd weinig kritisch nagedacht, ook toen bleek dat de PPS-constructie allerminst een financieel voordeel zou betekenen. Foutieve verwachtingen werden gecreëerd, mede door een gebrek aan knowhow over PPS. De kwalitatieve aspecten zoals ‘sterke vertrouwensrelatie’, ‘flexibiliteit’ en ‘goodwill’ zijn misschien wel het belangrijkste in een samenwerkingsverband, maar kunnen niet in een contract worden gespecificeerd. Toch vormt dit geen noodzakelijke voorwaarde tot vorming van PPS; In deze context wordt het samenwerkingsverband meer gezien als ‘een state of mind’.
Men heeft het project, door het in een PPS-vorm te gieten, misschien wel te groots opgevat. De private partner exploiteert het grootste fitnesscentra van de Benelux, maar zeker in het eerste jaar, waarschijnlijk ook dat met de laagste bezettingsgraad. Het recreatiebad is daarentegen misschien dan weer te minimaal opgevat, om echt opbrengsten uit te realiseren. Nieuwe investeringen in een welness-centrum en een kleuterbad, ten bedrage van 1,2 miljoen euro, zijn evenwel gepland. Achteraf bekeken was het voorstel van de tweede private partij realistischer, zowel financieel als naar het concept toe. Zij hadden immers een groter recreatiegedeelte voorzien, maar de fitnessactiviteiten minder groots gezien. Er is immers reeds een ruim aanbod aan fitnessactiviteiten in Leuven. Het valt ook af te wachten hoe de fitnesscentra zullen reageren indien Sportoase Leuven met de jaarlijkse vergoeding van de stad Leuven, voor bijvoorbeeld het schoolzwemmen, gaat verschuiven en deze gebruiken voor hun fitnessactiviteiten. Het hoeft in deze context niet te verwonderen dat de expansie van PPS door private ondernemingen hard wordt aangemoedigd. Dit is namelijk een nieuwe markt waar men overheidsgaranties kan krijgen voor inkomsten uit investeringen.
Na het behandelen van de case Sportoase Leuven, zal men kunnen begrijpen dat sommigen het geloof in PPS hebben verloren. Het is echter niet zinvol om Sportoase Leuven als een PPS-mislukking te beschouwen. Het sportoase Leuven complex is een groot project met een voortrekkersrol waaruit toekomstige PPS-projecten enkele duidelijke lessen kunnen trekken.
Arrowsmith, S.L.; Linarelli, J.; Don Wallace, Jr. (2000) Regulating Public
Procurement: National and International Perspectives. Kluwer Law International
Baakman, N.A.A; van Mierlo, J.G.A. (1991). Overheid en onderneming. Open
universiteit, Heerlen
Bouckaert, G. Vervloet, D.; Verhoest, K. (2003) Overheid, markt of non-profit?
Onderbouwing van het maatschappelijk kerntakendebat. Academia Press, Reeks
modernisering van de Overheidsinstellingen
Brickley et al. (1997). Managerial and economics and organizational architecture.
McGraw-Hill/Irwin
Buchanan, J.M. (2001). Public finance and public choice: two contrasting visions of
the State. Cambridge (Mass.): MIT press
Campbell, G. PFI projects and facilities in management. In: Bouckaert, G. Vervloet,
D.; Verhoest, K. (2003) Overheid, markt of non-profit? Onderbouwing van het
maatschappelijk kerntakendebat. Academia Press, Reeks modernisering van de
Overheidsinstellingen
De Braekeleer, F. (1998). Sociaal-economisch management, Nationaal en
Internationaal perspectief. INTERSENTIA Economische wetenschappen
De Grauwe, P. (1988) De zichtbare hand. Lannoo
De Grauwe, P. (1990) De nachtwacht in het donker, over kunst en economie. Lannoo
De Knop, P. (2004): Van invaller tot kernspeler: de toekomst van de sport in
Vlaanderen. Uitgeverij van Halewyck
De Waal, S.M. (2000). Nieuwe strategieën voor het publieke domein :
maatschappelijk ondernemen in de praktijk. Samsom
D’Hooghe, D.; Vandendriessche, F. (2004). Publiek-Private Samenwerking.
verslagboek van de studiedagen georganiseerd door het Instituut voor de Overheid.
Die Keure
D’Hooghe, D.; Vandendriessche, F. (2003) Publiek-Private Samenwerking. Die
Keure
Ducatteeuw, Steven (2005). Publiek-private samenwerking en ESR-neutraliteit.
Vlaams Kenniscentrum PPS
Gratton en Taylor. (1992). Economics of Leisure. Services Management. Essex
Hirsey en Pappas. (1995). Managerial economics. London: Dryden press
Institute for Public Policy Research of Britain (2001). Building better partnerships.
Emphasis
Kimpen, S. synergie welnesspoint In: De Knop, P. (2004) Van Invaller tot kernspeler:
De toekomst van de sport in Vlaanderen. Van Halewyck
Kouwenhoven, V.P. (1991). Publiek-Private Samenwerking: mode of model?.
Proefschrift aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam
Levin, H.M. (1975). Cost-effectiveness in evaluation research. In: Guttentag.
Handbook of evaluation research (vol.2) Beverly Hills, C.A: Sage Publications
Li, M. et al. (2001). Economics of sport. Fitness Information Technology, Inc.
Moesen, W. et al. (2006). Handboek Openbare financiën: economie en overheid.
Acco Leuven/Voorburg
Mas-Colell, A. et al. (1995). Microeconomic Theory. Oxford University Press.
Mast, A. et al. (2002). Overzicht van het Belgisch administratief recht. Antwerpen.
Kluwer. Rechtswetenschappen
Noll and Zimbalist. (1997). Sports, jobs, and Taxes: The economic impact of sports
teams and stadiums. Brookings Institution Press
Sandy, R. et al. (2004). The economics of Sport: an international perspective.
Palgrave Macmillan
Scheerder, J. (2004). Spelen op het middenveld: vrijetijdssport als ontspanning,
ontplooing en ontmoetin. Lannoo
Stainback J. (2000). Public/Private Finance and Development, Methodology, Deal
structuring and Developer Solicitation. John Wiley & sons, INC NY
Van Delden, P.; Veraart, M. (2001). Publieke dienstverlening in de markt. Business
Contact Amsterdam/Antwerpen
Van Esser, D. (VSF). In: De Knop, P. (2004). Van Invaller tot kernspeler: De
toekomst van de sport in Vlaanderen. Van Halewyck
Walsh. (1986). In: Li, M. et al. (2001). Economics of sport. Fitness Information
Technology, Inc.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2000). Het borgen van publiek
belang. Rapport aan de regering Nr. 56. Den Haag. Sdu 2000. In: Verhoest, K. et al.
(2003). Overheid, markt of non-profit? Onderbouwing van het maatschappelijk
kerntakendebat. Gent. Academia
Geraadpleegde artikels
Allison L. (2005). ‘Citius, Altius, Fortius ad absurdum: biology, performance and
sportsmanship in the 21th century. In C. Tamburrini en T. Tännsjö. Genetic
Technology and Sport (pp. 149-157). London, Loutledge.
Anciaux, B. (2004). Beleidsnota 2004-2009. Sport. Brussel: Kabinet van de Vlaamse
minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel.
Anciaux, B. (2006). Start massale inhaalbeweging inzake sportinfrastructuur.
Perstekst
Beauregard, A.R. (1998). Public-Private Partnerships as Historical Chameleons: The
Case of the United States. Geciteerd in Lynny B. Sagalyn. (2007). Public/Private
Development.
Besley, T. (1988). A simple model for merit good arguments, Journal of Public
Economics, vol 35, pp 371-384
Center for Disease Control. (1996). Physical activity and health: a report of the
Surgeon General. Washington DC: US Department of Health and Human Services.
Council of Europe. (1975). The European Sport for All Charter. Strasbourg: Council
of Europe/committee for the Development of Sport.
Crum, B. (1991). Over versporting van de samenleving. Reflecties over de
bewegingsculturele ontwikkelingen met het oog op sportbeleid. Rijswijk: Ministerie
van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Decrem, W.; Marinus, P.; De Knop, P. (2006). Alternatieve financiering van
sportinfrastructuur. In: Sportbeleid in Vlaanderen, Volume I: studies. Publicatiefonds
Vlaamse Trainersschool pp 193-199
De Wolf, C. (2000). Beoordeling van het algemeen juridisch kader voor PPP
samenwerkingsverbanden in België: evoluties en tendenzen. Public Private
Parnterships: update IIR
Ducatteeuw, S. (2005). Publiek-private samenwerking en ESR-neutraliteit. Vlaams
Kenniscentrum pps
European Commission. (2003). Guidelines for successful Public-Private Partnerships
Directorate-general regional Policy. European Commission
Hall, D. (2007). PPP’s: a critique of the Green Paper. Public Services International
Research Unit (PSIRU). Business School, University of Greenwich
Hildebrandt, VH et al. (2004). Trendrapport Bewegen en gezondheid 2002/2003, TNO
Arbeid
Késenne, S. (2006). De overheid en het sportbeleid. Lesnota’s Socio-economische
aspecten van de sport en recreatie. 2de lic. L.O. (sportmanagement)
Kesenne, S. (2002). Sport en Geld, mag het iets meer zijn met minder?. Vlaams
Tijdschrift voor Sportbeheer, nr.169
Késenne, S. et al. (1998). De economische betekenis van sport in Vlaanderen.
Brussel: Interuniversitair onderzoekscentrum voor sportbeleid
Késenne, S. (1992). Sportfaciliteiten-tariefering en promotie: een econometrisch
onderzoek. Tijdschrift voor sportbeheer 1992, nr. 111/29
Késenne, S. (1984). Het subsidiëren van sportinfrastructuur: een economische
bijdrage tot een rationeler beleid. UFSIA., Universiteit Antwerpen
Knoester, T. (1988). Publiek-private samenwerkingsvormen vinden steeds meer
toepassing’ Harvard Holland rev. Nr. 15 (1988), p. 100-107. Geciteerd in J.J.A.M.
Reijniers (1994): ‘Organization of public-private partnership projects: The timely
prevention of pitfalls’ International Journal of Project Management 1994 12 (3) 137-
142
Laenen, G. (2004). Overheidsopdrachten en marktconsultatie: verzoenbaar of niet?.
Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiekrecht
Maes, M.H. (2003). Lichamelijke Opvoeding en Sport als waardegeneratoren.
Tijdschrift voor Lichamelijke opvoeding.
Margets et al. (1999). Relationschips between attitudes to health, body weight, and
phisical activity and level of physical activity in a nationally representative sample in
the European Union. Public health Nutr pp 97-103
PriceWaterhouseCoopers. (2004). Developing Public Private Partnerships in New
Europe. PriceWaterhouseCoopers
Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of America
community. New York, NY: Zimon en Schuster.
Scheerder J.; Theeboom M.; Van den Bergh K.; De Knop P. (2006): Sport en sociale
cohesie: een overzicht van onderzoeksmateriaal uit Vlaanderen. Sportbeleid in
Vlaanderen, Volume II: studies. Publicatiefonds Vlaamse Trainersschool pp 77-83
Taks, M. (2000). Sport en tewerkstelling. (Samenleving en sport 8). Brussel: Koning
Boudewijnstichting
Taks, M.(1994). Sociale gelaagdheid in de sport: een kwestie van geld of habitus?.
K.U. Leuven, Leuven
The sport Council and the Health education Authority. (1992). Allied Dunbar
National Fitness Survey, Main Findings. Sport council and national healt education
Van Bottenburg, M. (2004). Individueel en collectief gedrag in de sport. In: J.W.
Duyvendak en M. Hurenkamp (Eds.). Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen
en de nieuwe meerderheid. Jaarboek Tijdschrift voor de Sociale Sector. pp 85-103
Van Camp, P. Michiel, H. (2005). Zwemmen in leuven: publieke last…private lust?
Over Publiek-Private Samenwerking (PPS) bij Sportplaza. Attac Leuven
Van Lierde A.; Willems T. (2006): Hoe goed zit het met de Vlaamse sportclubs. In:
Sportbeleid in Vlaanderen, Volume II: studies. Publicatiefonds Vlaamse
Trainersschool. pp 127-135
Van Poppel M. (2006): Tewerkstelling in de lokale sportsector: eerste bevindingen.
In: Sportbeleid in Vlaanderen, Volume II: studies. Publicatiefonds Vlaamse
Trainersschool. pp 119-125
Vanreusel, B. en Scheerder, J. (2000). Sport: cultuur in beweging. Een verkenning
van cultuurtrends in de sport (Samenleving en Sport 2; Rapport op vraag van de
Koning Boudewijnstichting). Brussel: Koning Boudewijnstichting.
Verlinden, W. (2001). Conceptnota over het Phillips-sportcomplex. Stad Leuven
Verlinden, W. (2001). Programma van Eisen Phillips-sportcomplex. Stad Leuven
Ville, T. (2004). Publiek-Private Samenwerking. PPS instrumenten in het licht van het
aanbestedingsrecht. Jura Falconis
Artikel in boek
Taylor B. Financing Tables and the Future. In: Taylor B. (1970). Investment Analysis
and Portfolio Management. St. Martin's Press. pp 378-386.
Grimsey, D.; Lewis, M.K. (2005). The economics of Public Private Partnerships. In:
J.J.A.M. Reijniers (1994): ‘Organization of public-private partnership projects: The
timely prvention of pitfalls’ International Journal of Project Management 1994 12 (3)
137-142
Hall, J. Private Opportunity, public benefit? In: Hall J. (1998). Fiscal Studies. pp 121-
140
Van Coillie, J. (1990). Recente contractvormen in het bouwrecht, in M. Storme, Y.
Merchiers en J. Herbots (eds.), de overeenkomst vandaag en morgen. Kluwer
Rechtswetenschappen
Interne nota's en wetteksten
Concessiewetgeving artikel 40 (KB. 26 september 1996):
http://www.belgium.be/eportal/application?languageParameter=nl&pageid=c…
ge&docId=3349
100
Leterme, Yves. (2004) Beleidsnota publiekprivate samenwerking 2004-2009, Vlaams
parlement.
Vlaamse regering. (2003). Decreet van 18 juli 2003 betreffende Publiek-Private
Samenwerking, Vlaamse regering
Geraadpleegde websites
Commissie van de Europese Gemeenschappen (2004). Groenboek over publiekprivate
samenwerking en het gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en
concessieovereenkomsten. http://eurlex.
europa.eu/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexplus!prod!DocNumber&lg=nl&typ
e_doc=COMfinal&an_doc=2004&nu_doc=327. [02/2007]
Europese Parlement en de Raad (2004). Richtlijn 2004/18/EG. http://eurlex.
europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2004/l_134/l_13420040430nl01140240.pdf
[02/2007]
International Monetary Fund (2004). Public-Private Partnerships. Prepared by the
fiscal Affairs Department, approved by Teresa Ter-Minassian.
http://www.imf.org/external/np/fad/2004/pifp/eng/031204.pdf. [02/2007]
Ministerie van Financiën (2005). Projectbureau publiek-private samenwerking.
DBFM-handboek: een verkenning van DBFM contractonderdelen. Den Haag,
Ministerie van Financiën. http://www.minfin.nl/nl/onderwerpen,publiek-privatesamenwerking/
publicaties. [04/2007]
Ministerie van Financiën (2002). Projectbureau publiek-private samenwerking.
Samen Werken aan de Weg, raamwerk voor Publiek-Private Samenwerking in
wegeninfrastructuur. OC&C. http://www.minfin.nl/nl/onderwerpen,publiek-privatesamenwerking/
publicaties. [04/2007]
Ministerie van Financiën (2002). Projectbureau publiek-private samenwerking.
Handleiding PPC. Den Haag, Ministerie van Financiën.
http://www.minfin.nl/nl/onderwerpen,publiek-private-samenwerking/public….
[04/2007]
Ministerie van Financiën (1999). Projectbureau publiek-private samenwerking
Procesarchitectuur: taken en risico’s helder verdeeld. Den Haag, Ministerie van
Financiën. http://www.minfin.nl/nl/onderwerpen,publiek-privatesamenwerking/
publicaties. [04/2007]
Ministerie van Financiën (1998). Projectbureau publiek-private samenwerking. Meer
waarde door samen werken. Den Haag, Ministerie van Financiën.
http://www.minfin.nl/nl/onderwerpen,publiek-private-samenwerking/public….
[04/2007]
Nationale bank. http://www.nbb.be [05/2007]
Stad Leuven. www.leuven.be [05/2007]
Van Wassenaer, A.G.J. (2005). Marktconsultatie: een dialoog tussen markt en
overheid. Den Haag, Ministerie van Financiën.
http://www.minfin.nl/nl/onderwerpen,publiek-private-samenwerking/public….
[04/2007]
Vlaams Kenniscentrum PPS. http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/pps/ [05/2007]