De tolk en de journalist: twee verwante werelden?

Els Vanbrabant
Persbericht

De tolk en de journalist: twee verwante werelden?

 

De tolk en de journalist: twee verwante werelden?

“Wat heb jij gestudeerd?” “Ik ben licentiaat vertaler en master tolk.” Die ene zin zorgt al voor heel wat verwarring. Dat die licentiaat gelijkwaardig is aan een master, dat weten de meeste mensen ondertussen wel. Maar waarom ik twee diploma’s nodig heb voor wat toch hetzelfde beroep is?

 

Een vertaler is geen tolk. Wat is een tolk dan wel? Eenvoudig gesteld iemand die een gesproken idee zo exact mogelijk overbrengt van de ene taal in de andere. (Diriker, 2003) Vertalen gebeurt dan weer schriftelijk. Het kan ingewikkelder worden dan dit, maar laten we het voorlopig hierop houden.
Tolktypes
Of ik dan van plan ben in de Europese Unie te gaan werken? Niet bepaald, want daar heb ik dan ook weer niet de juiste competenties voor. De ene tolk is ook de andere niet; er bestaan verschillende types. Als we naar de eenvoudige indeling van Ivars (2002) kijken, komen we al aan vijf: conferentietolk, mediatolk, bedrijfstolk, sociaal tolk en gerechtstolk. Dat we daarbij onder andere de gebarentolken even achterwege laten, is nu niet de essentie (zie scriptie). Belangrijk is op te merken dat er verschillende types bestaan en de universiteiten traditioneel slechts de opleiding tot conferentietolk aanboden, je weet wel, de tolken die je bezig ziet in de Europese instellingen. In een aantal hogescholen zien ze nu al de mogelijkheid om tijdens de opleiding vier van de vijf genoemde types te combineren, behalve mediatolk. Toch zien we hem meer aan het werk dan we zelf beseffen want hoeveel televisieprogramma’s of radioshows hebben geen vreemdtalige gasten? Vaak wordt de taak van journalist en tolk gecombineerd maar dan rijst toch de vraag of er geen goede argumenten bestaan om die rollen gescheiden te houden.
Ethiek
Door een vergelijking van de deontologische codes, een soort van gedragscodes die een antwoord moeten bieden op mogelijke ethische problemen, vinden we hier al snel een antwoord op.
 Eerst moet gezegd dat er geen code bestaat die voor alle tolken geldt want het is pas sinds de Processen van Neurenberg (1945 - ’46)dat er sprake is van professionalisering van het beroep, een proces dat tijd nodig heeft (Pöckhacker, 2004). Er zijn wel een aantal toonaangevende codes zoals die van de AIIC (Association Internationale d’Interprètes de Conférence) en het COC (Centrale Ondersteuningscel voor sociale vertalers en tolken). Belangrijke punten uit die codes zijn het beroepsgeheim waaraan de tolk gebonden is en de nadruk die gelegd wordt op het belang van de integriteit van de tolk.
De deontologische code voor journalisten is heel wat bekender en geldt bovendien wel voor alle journalisten. Zelfs als ze niet bij een officiële organisatie aangesloten zijn, kan een journalist bij het breken van de internationale deontologische code gerechtelijk vervolgd worden (Deltour, 2003). In België zijn er twee codes belangrijk: Verklaring der plichten en rechten van de journalist (München, 1971) en de Code van journalistieke beginselen (België, 1982). De eerste is internationaal aanvaard, de tweede is Belgisch maar ook door de uitgevers onderschreven. Er is tegenwoordig heel wat discussie over hoe actueel die codes nog zijn, maar over een aantal punten zijn ze het wel nog altijd eens. Zo heeft een journalist informatieplicht, behoort hij een neutrale positie in te nemen, dient zich dus nooit in te mengen met de taak van de ordediensten en weet zich altijd te legitimeren. Informatiebronnen behoren altijd beschikbaar te zijn tenzij om privacyredenen. Omdat officiële informatie niet altijd waarheidsgetrouw of volledig is, mag een journalist altijd met informele bronnen werken en deze bovendien geheimhouden. Betalen voor informatie of zich laten betalen voor het brengen ervan is echter uit den boze. Ook onwettige manieren om informatie te bekomen zijn niet toegelaten... Het lijstje gaat nog even verder maar de belangrijkste punten om met de tolk te kunnen vergelijken zijn wel al genoemd.
De verschillen zijn duidelijk: de tolkencode geldt slechts voor de tolken die aangesloten zijn bij de organisatie die deze code opgesteld heeft, terwijl de journalistieke code bij alle journalisten afdwingbaar is; een journalist heeft recht op een eigen mening en een eigen inbreng, een tolk niet bepaald. Ten slotte heeft de journalist informatieplicht terwijl de tolk net zwijgplicht heeft. Het lijkt dan ook een tegenstelling dat een journalist het beroep van tolk zou kunnen uitoefenen.
Competenties
Het is tevens niet enkel een kwestie van ethiek, maar ook een kwestie van competenties. Het tolken vergt nu eenmaal de kennis van een aantal technieken en werkwijzen die een journalist gewoonlijk niet machtig is aangezien hij geen tolkenopleiding heeft genoten. Maar waarom zijn er dan zoveel vertalers en tolken die journalist worden? Zouden ze dan toch iets gemeen hebben?
In mijn scriptie vergelijk ik eerst de competenties van een mediatolk met die van een conferentietolk omdat zo al snel blijkt dat een mediatolk nog heel wat vaardiger moet zijn in wat hij doet. En zo komen al snel de verschillende competenties naar voor die ook te vergelijken zijn met de competenties die een journalist nodig heeft.
Eerst en vooral zijn talenkennis en achtergrondkennis twee zaken die je bij beide beroepen verwacht. Een tolk mag nog zoveel competenties hebben, als hij zijn talen niet kent, zal hij niet ver komen. En dan is zijn moedertaal, het Nederlands, nog het allerbelangrijkst want hoe kan hij anders de vele nuances uit de vreemde taal op een vlotte, aangename en correcte manier overbrengen?
Een journalist die geen correct Nederlands spreekt, zal ook moeite hebben om te overtuigen of te boeien. Hij mag nog zo’n interessante informatie hebben, als hij het niet op de juiste manier brengt, luistert niemand of, erger nog, gelooft niemand hem. Bovendien heeft de journalist heel wat achtergrondinformatie nodig om een verhaal juist te kunnen plaatsen en interpreteren. Voor de tolk is dat eigenlijk precies hetzelfde: als hij niet weet waar het over gaat, kan het gebeuren dat hij de boodschap in de vreemde taal niet begrijpt en dus ook niet correct kan tolken. Woorden begrijpen is één ding; het verhaal met alle nuances en details kunnen overbrengen, iets helemaal anders.
Verder zijn tolken en journalisten ook communicatiespecialisten. Als ze weten hoe het communicatieproces in elkaar zit, biedt dat hen tal van voordelen. Het leren lezen van lichaamstaal, het subtiele verschil in intonatie herkennen, het belang van oogcontact leren bespelen.. Een journalist kan bijvoorbeeld informatie bekomen door via zijn lichaamstaal iets te insinueren zonder het uit te spreken. Als zijn bron daarop reageert, is hij in zijn opzet geslaagd en de persoon in kwestie vraagt zich achteraf af hoe hij zich tot dergelijke uitspraken heeft laten verleiden. Een tolk moet zich dan weer bewust zijn van de beperking waar hij mee te maken krijgt, namelijk dat hij dikwijls aan het zicht onttrokken is en niet met zijn lichaamstaal kan spreken, waardoor zijn intonatie en spreekritme des te belangrijker worden.
Nauw daarmee verbonden zijn sociale vaardigheden want die zorgen voor een optimaal communicatieproces. Er is inlevingsvermogen nodig om wat iemand gezegd heeft op de juiste manier te interpreteren en te herformuleren in een andere taal (voor een tolk) of in een kwaliteitsvolle reportage (voor een journalist).
Ook technologische kennis is een must. Zowel journalist als tolk moeten met verschillende computerprogramma’s kunnen werken, met internet, met databanken,... Een tolk moet weten hoe hij een terminologielijst kan aanleggen en op een snelle manier kan raadplegen. Een journalist moet weten hoe hij gemakkelijk interviews kan bewerken en gebruiken. Hij moet met opnameapparatuur allerhande kunnen werken, afhankelijk van de branche waarin hij terechtkomt. Een tolk moet weten hoe hij het best met microfoons kan werken, wat er kan mislopen voor het (veel voorkomende) geval dat er geen technicus aanwezig is, welke apparatuur het handigst is om mee te werken en wat hij kan (en soms moet) afdwingen bij zijn cliënt om de gevraagde prestatie te kunnen leveren.
Andere competenties die onmisbaar zijn voor beide beroepen zijn nog notitietechniek, presentatietechniek en een goede kennis van de ethiek en de deontologische codes, wat voor zich spreekt.
Gelijklopend
 Het valt dus op dat de competenties voor beide beroepen erg gelijklopend zijn. De accenten liggen uiteraard anders. Zo moet een tolk niet alleen een grondige kennis hebben van het Nederlands maar ook van de taal waaruit hij tolkt. Een journalist moet specifieke verzameltechnieken, zoals het interview, aanleren om aan informatie te komen. Hij moet ook weten op welke manier hij zijn informatie kan aanbieden en wat de kenmerken zijn van de verschillende journalistieke genres. Bovendien kan de ethiek van beide beroepen botsen.
Toch zijn er voldoende argumenten om de opleidingen te laten samenlopen. Een van de belangrijkste argumenten vind ik dat de snel veranderende maatschappij meer en meer eisen stelt en het dus steeds belangrijker wordt van alle markten thuis te zijn. Een basisopleiding tot zowel tolk als journalist zou dus zeker een troef zijn.
In de praktijk
Nu we dit vastgesteld hebben, is het logisch eens te gaan kijken hoe het er in realiteit aan toe gaat. Hoe zit het met de academische bachelors die leiden tot een master in de journalistiek of een master in het tolken? Lopen die al samen en zitten alle competenties erin vervat? Uit de vergelijking die ik in mijn scriptie gemaakt heb, kan ik besluiten dat de bestaande basisopleidingen in Vlaanderen voor journalist of tolk grotendeels beantwoorden aan de competenties die uit mijn literatuurstudie naar voor kwamen. De uitdaging is volgens mij de bestaande opleidingen nu aan elkaar te koppelen. Elke instelling die de academische bachelor ‘Toegepaste taalkunde’ aanbiedt (die tot de master tolken leidt en bij sommige instellingen ook tot de master in de journalistiek), is al verbonden met een universiteit die op haar beurt de academische bachelor ‘Communicatiewetenschappen’ aanbiedt (die tot een master in de journalistiek leidt).
Met de huidige nood aan rationalisering van het hoger onderwijs in gedachten, ligt de stap dus eigenlijk voor de hand, maar dit kan natuurlijk niet gebeuren voor er meer onderzoek gedaan is naar de mogelijkheden. Bovendien heb ik mij beperkt tot de competenties van een journalist en een tolk. Er zou eveneens onderzoek moeten gebeuren naar de mate waarin de competenties van de andere aansluitende masters gelijklopend zijn. Maar wat journalisten en tolken betreft, zou het bundelen van de expertise van de hogescholen en de universiteiten tot de ideale opleiding leiden.

Bibliografie

AIIC, http://www.aiic.net/ViewPage.cfm/article24.htm, geraadpleegd op 12 februari 2008

 

Clercq, De, Karin, Journalistieke zelfregulering. Het belang van deontologische codes en zelfregulering in de journalistieke ethiek, Acco, Leuven, 2002

 

COC, http://www.sociaaltolkenenvertalen.be, geraadpleegd op 12 februari 2008

 

Diriker, Ebru, "Simultaneous conference interpreting in the Turkish printed andelectronic media 1988-2003" in The Interpreters' Newsletter 12, p231-243

 

Deltour, Pol, “Naar een moderne journalistieke code?”, augustus 2003 op http://www.agjpb.be/vvj/deontologie.php

 

Ivars, Amparo Jiménez, “Variedades de interpretación: modalidades e tipos/Interpreting Varieties: Modalities and Types”, in Herméneus, TI, 4, 2002, p95-114

 

Pöchhacker, Franz, Introducing Interpreting Studies, Routledge, London, 2004

 

Universiteit of Hogeschool
master tolk
Publicatiejaar
2008
Share this on: